MARKTONDERZOEK
Enya Catelin
UNIVERSITEIT GENT 2021-2022
,HOOFDSTUK 1: TE VEEL KEUZE
1. CONSUMER RESEARCH: WHY?
- In the first place, we are consumers
- Markets are all around us
o Sterke dominante manier van denken helpt
onze wereld te organiseren
- Kritiek op!
o We zijn consumenten geworden die bijna
vergeten zijn dat we ook burgers zijn (we
vergeten de andere rollen omdat we
consument zijn)
- Hoe leidt het ertoe dat we ons in al die verschillende rollen zien?
o Marketing is more effective than alternative means of influence
▪ Hoe mensen zich zouden moeten gedragen (normerend) vs hoe mensen zich
gedragen
o Privatization is high on the agenda, and privatization creates ‘markets’
▪ Misschien wel de belangrijkste trend van onze tijd: de privatisering en neo-
liberalisering van steeds meer delen van onze maatschappij vanuit een geloof dat de
markt het beter kan
1.1 SO WHAT?
- Als toekomstige marktonderzoekers hebben we
volgende eigenschappen nodig:
o Awareness
o Responsibility: belangrijke
verantwoordelijkheid die draait rond het
menselijk gedrag
- Ons visueel systeem is biased (de twee tafels hebben
dezelfde lengte)
- Nog bias in ons geheugen, mentaal navigatiesysteem
o Toch overtuigd dat onze keuzes en
beslissingen geen bias hebben → frappant
1.2 MARKTONDERZOEK: WAAROM?
- Wat zit er in voor jou? Inzicht in de basis van marktonderzoek en marketing
- Citizen, consumer, professional
- Professional: marketing en marktonderzoek, HRM en recruiting: employer branding, management,
onderzoek, politiek en publieke diensten
1.3 OUTLINE: CONTEXT MARKTONDERZOEK
- “A day in the life of a middle class Western consumer”
o Bijvoorbeeld het ontbijt: ziet er typisch anders uit voor ons dan voor mensen 30 jaar geleden
▪ Vroeger: pap met ofwel geen of wel chocolade
▪ Nu: cornflakes met chocolade, spiderman,…
1
, • Nu veel meer keuze dan vroeger → hopeloos?! → over-choice effect (niet
enkel in supermarkt gevonden, maar in alle situaties)
1.3.1 HOE IS HET ZO VER KUNNEN KOMEN?
- Economische rationale voor een stijging in assortiment maat: redenen waarom een breder
assortiment beter is voor iedereen:
o Vergroot de kans dat consumenten een goede match kunnen vinden met hun aankoopdoelen
(meer soorten cornflakes → meer kans dat iedereen wel iets gaat vinden dat die lust)
o Grotere efficiëntie van one-stop-shopping-optiewaarde (je vindt meer in een grote colruyt,
dan in een klein spar)
o Flexibiliteit in het licht van onzekerheid over toekomstige smaken
o Variatie zoekend gedrag (telkens iets anders zoeken)
o Perceptie van keuzevrijheid
o Winkelplezier
o Verminderde onzekerheid of de vastgestelde keuze voldoende wordt vertegenwoordigd door
alle potentieel beschikbare opties
- Onverzadigbaarheid (insatiability)
o Nood aan stimulatie: mensen willen nieuwe en nog meer zaken
▪ Leergierigheid leent ertoe dat we nieuwe dingen ontdoeken
o Status consumptie:
▪ Bandwagon goods: mensen willen het omdat anders het hebben (modetrends,
iedereen koopt voorbeeld adidas, mum jeans, skinny,…)
▪ Snob goods: men wil het omdat andere het niet hebben omdat het te duur of
exclusief is (of bijvoorbeeld exclusieve feestjes
▪ Veblen goods: gewenst in zoverre het duur is en de mate waarin mensen weten dat
het duur is, geven andere het signaal dat de persoon belachelijk veel geld heeft en
het kan uitgeven aan vb een ferrari
o Status consumptie hoger in samenlevingen met hoge sociale gelijkheid en hoge
inkomensongelijkheid (vb US)
o Tesla: duur en innovatief
- Groei als een doel, shoppen als middelen
o De échte betekenis van vraag van consument: onze enorm productieve economie verwacht
dat consumptie een levenswijze is
▪ Als we willen economisch groeien, moeten we meer consumeren
▪ Ook steeds sneller en duurder om te kunnen groeien
o Consumerisme: een sociaal en economisch bevel dat ons aanmoedigt om goederen en
diensten in nog grotere hoeveelheden aan te kopen
o Gross domestic product (GDP): monetaire waarde van afgewerkte goederen en diensten
binnen de landsgrenzen in een specifieke periode
o Waarom is GDP : (economische) groei als doel?
▪ Meetbaar (er wordt altijd gerapporteerd wat er gebeurt, vb coronacrisis)
▪ Wordt geassocieerd met well-being (vroeger: hoger BNP is een hoger well being)
▪ Economische nood aan groei
• Volledige werkgelegenheid onder groeiende productiviteit
• Schulden aflossen (schulden maken economische zinvol maken → je moet
groeien!!!)
• Welvaart creatie: gemakkelijker alternatief dan welvaart herverdeling
2
, ▪ MAAR GDP:
• Counts ‘bads’ and ‘goods’ (kijkt puur naar economische productiviteit, niet
naar een tweede zijde)
• Corrigeert niet voor vrije tijd
• Telt alleen officiële marktactiviteit (geen zwarte markt, of onofficiële vb
tomaten geven aan buren)
• Houdt geen rekening met verdelingseffecten
• Corrigeert niet voor vervuiling
• Geeft geen technologische voordelen weer (Wikipedia)
• Is niet langer gerelateerd aan welzijn voor rijke landen
▪ Afbeelding: positief effect tot op een bepaald punt
• Curvilinair verband: hoe hoger het
inkomen, hoe langer de levensverwachting
▪ The engine of growth
• Economie blijft draaien omdat bedrijven
goederen en diensten verlenen aan
huishoudens. De huishoudens blijven
hiervoor betalen. Tegelijkertijd betalen
bedrijven inkomens aan huishoudens die
het opnieuw gaan investeren in de
bedrijven.
• Blijven draaiend houden door innovatie
- Keuze als een ideologie: ideologie onderliggend aan consumenten keuze
o Hoe meer vrijheid en autonomie individuen hebben, hoe groter hun welbevinden
o Hoe meer keuze individuen hebben, hoe groter hun vrijheid en autonomie
o DUS: hoe meer keuze mensen hebben, hoe groter hun welbevinden
▪ Keuze is de manier om gelukkig te worden in marktlogica (maar blijkt niet altijd
helemaal te kloppen)
o Consumer choice: keuzes dienen het individu te verfijnen, uit te drukken en te
verwezenlijken, MAAR: het is specifiek aan klassen en culturen en de relatie tussen keuze en
welbevinden is complex
▪ Social class: middenklasse onderwijs: focus op het ontwikkelen van voorkeuren en
leren om keuzes te maken
• Consumptie om zich uit te drukken: uniekheid (middenklasse), erbij horen
(lagere klasse)
• Iedereen moet een of andere sport doen, jeugdbeweging, instrument
spelen,… → uniekheid
▪ Culture: onderlinge afhankelijkheid en onafhankelijkheid
3