Verantwoording
Deontologie gaat terug op plichtenleer van Kant
= handeling is goed als intentie die achter handeling zit, goed is
Praktijkwerker = technische én normatieve professional
doener en denker
dingen goed doen én goede dingen doen = niet enkel methodische, maat ook ethische reflectie
Sociaal-agogische beroep = niet waardenvrij
interventies dienen bij te dragen aan waarden die beroep centraal stelt (sociale rechtvaardigheid, empowerment,
emancipatie, inclusie en kwaliteit van leven)
Normatieve professionalisering
= invullingen en interpretaties over beroepswaarden en ethische spanningen te weinig gedeeld en geëxpliceerd
Doel = komen tot meesterschap = accountability = meester zijn van eigen interventies, bereidheid om in dialoog te
gaan over achterliggende waarden, bereidheid om handelen ethische te verantwoorden
kritische (zelf)reflectie en dialoog onder beroepsgenoten
Communicatieve rationaliteit
= Duitse socioloog en filosoof Jürgen Habermas
Uitgangspunt = standpunt gevormd door gebruikt van argumenten uit verschillende werelden
objectieve, intersubjectieve en subjectieve wereld
sociologische, juridische en ethische kijk
oriënteren in breedte, hoogte en diepte
Sociologische kijk: oriëntatie in de breedte
= feiten, objectieve argumenten, helikopterperspectief
= context waar sociale zich afspeelt
= handelen vanuit welbepaalde positie en vanuit door maatschappij, organisatie en cliënt gegeven mandaat
Belangen = wat partij persoonlijk waardevol vindt
Sociale positie = macro-, meso- en microniveau
vanuit sociale context, sociale systemen waarin handelen gebeurt, dat positie duidelijk wordt
in kaart brengen van partijen en belangen kan verheldering brengen om eigen beroepspositie uit te klaren
Posities kunnen toegewezen of verworven worden
aan positie verlenen mensen sociale status en verwachtingen van omgeving verbonden, naast rechten en plichten
bij elke positie hoort bepaalde rol- of verwachting van bepaald gedrag (=rolverwachtingen)
indien niet, kunnen loyaliteits- en rolconflicten ontstaan = tegenstrijdige verwachtingen
In sociaal probleem altijd 3 partijen betrokken: microniveau (cliëntsysteem), mesoniveau (organisatieperspectief) en
macroniveau (maatschappij)
Consequentialistische argumenten = gevolgen, als… dan…
onderscheiden en afwegen van belangen
,Juridische kijk: oriëntatie in de hoogte
= intersubjectieve wereld
= principes die we met meerdere mensen hebben afgesproken
= weten regels en principes
Sociaal-agogisch werk gebeurt in genormeerde context = er gelden normen (gedragsregels) waarvan sommigen zijn
geformaliseerd in wetten
wettelijk kader geeft standaard
Deontologische argumenten: principes die als rechtvaardig worden beschouwd omdat ze opgaan voor meerdere
mensen (intersubjectieve overeenstemming) en in algemeen belang zijn
iedereen is gelijk voor de wet
Ethische kijk: oriëntatie in de diepte
= feiten en partijen, met mogelijke loyaliteits- of rolconflicten
= normen, met mogelijk tegenstrijdige voorschriften
= beroepspersoon centraal subjectieve argumenten
Ethische argumenten
= postconventioneel = voorbijgaan aan conventies, aan wat afgesproken is, aan wat we gewoon zijn
kijken naar evenwicht tussen eigen belang, belang van anderen en algemeen belang
Zorgethisch perspectief = betrokkenheid en waarden van sociaal-agogische beroepen
‘practice wisdom’ = buikgevoel dat gegrond is in concrete realiteit
aandacht voor zelfzorg
Waarden = nastrevenswaardige idealen = algemene abstracte voorstellingen van wat goed is
algemeen aanvaard
Principes = brede consensus over waarden
Juridisering = omzetten van waarden in legale normen
Toverwoorden = woorden die goed en professioneel klinken, deuren openen en getuigen van expertise, maar bij
veelvuldig en oppervlakkig gebruik dreigen uitgehold te worden
Deontologie = oriëntatie in de hoogte
focus op omgaan met vertrouwelijke gegevens
wet- en regelgeving rond privacy, discretie, beroepsgeheim, dossiervorming, …
letter van de wet én de geest van de wet
Geldigheid en tegensprekelijkheid
Elk van bovenstaande kijken bieden argumenten om beroepsethisch standpunt op te bouwen
argumenten zoeken verschillende geldigheid:
Sociologische objectieve argumenten streven naar waarheid (feitelijkheid)
Juridische argumenten streven naar rechtvaardigheid (juistheid)
Ethische argumenten streven naar waarachtigheid (het ‘goede)
Elk argument moet tegensprekelijk zijn
geldigheidsclaim moet steeds in vraag gesteld worden en desnoods weerlegd worden
Niet bedoeling om kijk ‘te kiezen’, maar 3 kijken tegelijk hanteren in vormen van beroepsethisch standpunt
alleen vanuit feiten redeneren verzakelijking of proceduralisering
alleen juridisch redeneren moralisering en paternalisme, waarheid van meerderheid regeert
alleen ethisch redeneren argumentatie reduceren tot persoonlijke voorkeuren en doelen idealisme
, En finaal en route: de wegenkaart
Hoe alles in kaart brengen? Hoe kan je deze ‘kaart’
gebruiken? Zou deze ‘kaart’ leiden tot communicatieve
ethiek?
wegenkaart = middel om communicatieve proces op gang
te zetten, om eigen positie te bepalen en in dialoog te
brengen met anderen
‘raison d’être’ van wegenkaart = hulpmiddel bij zoeken naar
integer beroepseigen en verantwoordbaar beroepsethisch
standpunt