Samenvatting – Wero - Ruimte
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
1. Parate kennis
Wat is topografie?
Topografie is de opsomming en beschrijving van de natuurlijke en kunstmatige kenmerken van een
landstreek. Tot de topografie behoort ook de studie van de ligging en de namen van plaatsen,
wateren, bergen, streken, landen, en andere geografische vormen. Vb. Brugge, de Alpen, de
Noordzee, …
Onderzoek wees echter uit, dat het studeren van een buitensporige hoeveelheid topografie op lange
2. Wat is ruimte?
De Grote Van Daele geeft niet minder dan 5 woordverklaringen bij het woord ‘ruimte’:
Plaats om zich uit te breiden, uit te strekken of te bewegen
Mogelijkheid om af te wijken van een regel, een afspraak > speelruimte
Door drie dimensies (LxBxH) bepaalde plaats
Heelal
[nat.] de onbegrensde uitgebreidheid of een begrensd deel daarvan
Ruimte is net als tijd een abstract ideaal het is veranderlijk van aard en staat open voor
interpretatie.
Vaak wordt onder ruimte een eerder objectieve ruimte verstaan: de meetbare ruimte, de kosmos
waarin de aarde en wij ons bevinden.
2.1 Objectieve en subjectieve ruimte
Objectieve ruimte Subjectieve ruimte
- Meetbare ruimte - Beleefde ruimte
- Vast te leggen - Persoonlijke ruimte
- De kosmos waarin de aarde en wij ons - ‘bewegingsvrijheid’
bevinden (binnen relatie)
- - Dit geeft ons een zeker gevoel van - Afgebakend gebied dat
permanentie, van objectiviteit aan onze men beleeft en
waarneming van ruimte. waardeert
Kinderen zijn één met de ruimte:
De beleefde ruimte of subjectieve ruimte is primair
De meetbare ruimte of objectieve ruimte wordt er uit afgeleid
Kinderen kennen een gevoel van verbondenheid
Die verbondenheid vormt een goede basis om kinderen te leren zorg dragen voor zowel
natuurlijke als gecreëerde ruimten waarin ze zich voortbrengen
1
,2.2 Fysieke en psychologische ruimte (Vandelacluze, 2012)
Fysieke ruimte Psychologische ruimte
- Ruimte om ons heen die we kunnen - Mentaal gegeven
waarnemen, in voortbewegen - Beeld/voorstelling in gedachten
Bij het onderwijzen zijn beide soorten ruimte van belang.
Kinderen zijn één met de ruimte, maar kunnen niet altijd terugvallen op een referentiekader.
Wat is dan de taak van de leerkracht?
Het ondersteunen bij het opbouwen en uitbreiden van een coherte, correcte mentale kaart, waarop
ze in tal van situaties zullen kunnen terugvallen.
De term mentale kaart is enigszins verwarrend:
Oorspronkelijk dachten de meeste onderzoekers dat mentale kaarten eruit zagen net zoals
echte kaarten
Verschillende empirische onderzoeken in de cognitieve psychologie hebben echter
aangetoond dat mentale kaarten niet correct of compleet maar vaak onvolledig en vervormd
zijn.
Mentale kaarten zijn bovendien veranderlijk van aard. Ze worden constant bijgewerkt en
aangevuld op basis van nieuwe ervaringen.
Omdat we constant beroep doen op onze mentale kaarten om onze activiteiten te
structureren, vormen ze een fundamenteel deel van onze globale kennis
2.3 Leren denken op verschillende ruimtelijke schaalniveaus (Vandelacluze, 2012)
Kinderen leren natuurlijk niet direct alles van wat het begrip ruimte omvat, de kennis wordt
opgebouwd van Local To Global ( = Cursorisch = stapgewijs).
Er zijn verschillende ruimtelijke schaalniveaus die zijn opgedeeld op basis van specifieke kenmerken
voor het ontwikkelen van het mentaal beeld
Montello werkte een overzichtelijke, op schaalverschillen gebaseerde indeling voor de ruimtes die
binnen het aardrijkskundeonderwijs aan bod komen. Hij onderscheide 4 categorieën:
Eerste graad:
o Bekijken van eigen klas, school, kamer
o Vista space
o Mentaal beeld opbouwen van iets groter dan ons lichaam, maar valt nog te zien vanuit
één standplaats
Tweede graad:
o Bekijken van gekende omgeving, gemeente
o Environmental space
o Mentaal beeld opbouwen van iets dat ons lichaam omrings, door het gebied frequent te
verkennen
o Stapgewijs en veranderlijk
o Bv. elke dag van thuis naar school fietsen
Derde graad:
o Bekijken van België, Europa en andere werelddelen
o Geographical space
2
, o Mentaal beeld opbouwen van iets dat veel groter is dan ons lichaam, dit kunnen ze niet
zomaar leren kennen door directe waarneming, kan enkel tot stand komen door middel
van kaarten, foto’s, wereldbollen, …
o Kaart bij ons = meestal in verticaal perspectief al vroeger op oefenen
Laagste ruimte:
o Figural space
o Mentaal beeld opbouwen van iets dat kleiner is dan ons lichaam, bevat zowel 2D als 3D
ruimte (object space)
Zie afbeelding pagina 19
Mentaal beeld:
Aan het eind van de tweede graad/begin derde graad leren kinderen zich dus een mentaal
beeld vormen van ruimtes die ze niet kunnen leren kennen door directe waarneming of
door erin rond te wandelen.
Een mentaal beeld van dergelijke grotere ruimtes kan enkel tot stand komen met behulp
van abstracte, fysieke representaties (bv. een wereldbol, luchtfoto of kaart).
Waarom is het belangrijk om op verschillende ruimtelijke schaalniveaus te leren werken?
Op die manier kan er op jongere leeftijd een basis gelegd worden die doorheen de lagere
school verder zal uitgroeien tot een vollediger en werkelijkheidsgetrouwer geografisch
wereldbeeld. goed geografisch besef
Om de leerlingen ruimtelijke patronen te leren zien
o Bv. het patroon van dun- en dichtbevolkte gebieden
o Bv. de verspreiding/ligging van de verschillende klimaatzones
Wat is de functie van ruimtelijke patronen?
Verwerven van inzicht in maatschappelijke tendensen en problemen
Verschillende patronen: aantal inwoners, klimaat, toerisme, wegenbouw, arm en rijk …
Ruimtelijke vragen stellen
o Waar?
o Waarom daar?
o Waar ook? Waar niet?
o Hoe verandert het?
o Wat is het effect op de omgeving?
Ruimtelijk bewustzijn:
Doel: ruimtelijk bewustzijn ontwikkelen en vergroten
Kaartvaardigheden vergroten
Kaders geven
Inzicht krijgen en verbanden zien
Groeien tot verantwoordelijke, kritische (wereld) burgers.
3. Het ontwikkelthema ‘oriëntatie op de ruimte’
Wat bedoelt men met een kaart?
Een verkleinde, gegeneraliseerde en symbolische weergave van de werkelijkheid, overgebracht op
een plat vlak, waarbij grote of kleinere vervormingen kunnen optreden.
Wat is het doel van het ontwikkelen van kaartbegrip en kaartvaardigheid?
De sociale redzaamheid en kijk op de wereld.
3
, Naar wat verwijst de notie ruimtelijke ordening?
Naar de relatie tussen de mens en de ruimte die hij benut.
In wat moeten kinderen een inzicht verwerven?
In aspecten van het economisch, sociaal en cultureel leven van mensen in andere cultuurgebieden.
Wat is daarbij een belangrijke vaardigheid?
Een analyse kunnen maken van overeenkomsten en verschillen met het eigen leven.
3.1 ‘Oriëntatie op de ruimte’ in elk thema
3.3 Overzicht van de leerlijnen ‘Oriëntatie in de ruimte’ in de lagere school
3.2.1 OWru1: Zich bewust worden van de persoonlijke beleving van ruimte en zich daarover
uitdrukken
3.2.2 OWru1: De eigen omgeving inrichten in functie van een beoogd doel
3.2.3 OWru3: de aarde waarderen als een plaats om te leven en dit uitdrukken; levenswijzen hier en
elders met elkaar vergelijken
3.2.4 Owru4: Ervaren, onderzoeken, vaststellen en uitdrukken hoe mensen ruimtes afbakenen en
begrippen voor grenzen in de juiste context herkennen
3.2.5 OWru5: Een landschap gericht waarnemen en op eenvoudige wijze onderzoeken waarom het
er zo uit ziet
3.2.6 Owru6: Kaartbegrip, oriëntatie- en kaartvaardigheid ontwikkelen
Voorbeeld cursorische opbouw per leerjaar:
1E LEERJAAR ORIËNTATIEBEGRIPPEN (NAAR LINKS, RECHTS, ACHTERUIT, …)
2E LEERJAAR Plattegronden van de klas en de school
3E LEERJAAR Opbouw van de windrood met windrichtingen en eventueel tussenwinstreken
Windrichtingen bepalen volgens zonnestanden en uur van de dag
Opbouw en gebruik van plattegronden en kaarten van de buurt, de gemeente (o.a. deelgemeenten e
buurtgemeenten)
4E LEERJAAR Opbouw en gebruik van kaarten van de provicincie(s) en Vlaanderen
Werken met een lijnschaal
Introductie atlasgebruik
5E LEERJAAR Opbouw en gebruik van kaarten van de gemeenschappen van België, België en de buurlanden en Eur
Gebruik van lijnschaal en breukschaal
6E LEERJAAR Opbouw en gebruik van de wereldkaart (evenaar, polen, oceanen en werelddelen)
Gebruik van lijnschaal en breukschaal en van legendes (allerlei soorten kaarten)
3.2.7 OWru7: als vaardige voetganger of fietser de verkeersregels kennen en toepassen en de
veiligheid van verkeersituaties in de omgeving inschatten
3.2.8 OWru8: Een reisweg volgen, uitstippelen en begrijpelijk verwoorden
3.2.9 Owru9 : De voor- en nadelen van duurzame en niet-duurzame manier om mensen, dieren en
goederen te verplaatsen, vergelijken en illustreren
4