Samenvatting Economie
Info over docent – vak – examen
Economie: theoretisch vak
Mens-, gedrags-, humane-, sociale wetenschap
Waarom sociale theorievakken?
=> Beroepsopleiding
Inzicht in het functioneren van de mens: eigen gedrag, gedrag van anderen
=> opleiden tot betrokken burgers (burgerschap)
Inzicht in het functioneren van de samenleving: maatschappelijke structuur en
cultuur, keuzes van gezinnen/organisaties/overheden, wederzijdse beïnvloeding
Woordenschat
Het sociale: alle mogelijke interacties tussen mensen
Theoretisch jargon
Gaat over (resultaat van) individueel of collectief gedrag gericht op anderen
Kan uitdrukking geven aan negaties
Voorbeeld: sociaal handelen, sociale context (vriendenkring, organisaties, school), de
samenleving, de maatschappij
Sociaal zijn: een betekenis die positief geladen is
Dagelijks taalgebruik
Oordeel over individu
Altijd positief
Voorbeeld: is graag bij mensen, extravert, oog voor belangen van anderen, vrijwillige
inzet voor anderen
Voorbeelden sociaal handelen
Vluchtmisdrijf: dader laat slachtoffer aan lot over
Lijkt asociaal (dagelijks taalgebruik)
Maar in feite gaat het om sociaal handelen (theoretisch): in het hoofd van de dader
spelen immers sociale elementen (vb.: zware straffen op dronken rijden,
reputatieschade …)
Schoolverlaters: geen diploma, probleem voor toekomst, weinig tewerkstellingskansen
Link met sociaal-economische status gezin: inkomen binnen het gezin, emotionele
verwaarlozing, fysiek geweld, tewerkstelling van ouders
,Op tijd aankomen: geïnternaliseerde waarden en normen
Internaliseren = naar binnen trekken
Belastingen betalen: wetgeving, omdat het moet, daad uit solidariteit
Vrijwilligerswerk: sociaal, positief geladen
Coronavaccinatie: om jezelf en de rest van de samenleving te beschermen
Inleiding: wat is economie?
Wat is economie?
Basisbehoeften
Levende wezens willen van nature overleven.
Daarvoor moet voldaan worden aan basisbehoeften.
Basisbehoeften: voedsel, bescherming tegen barre weersomstandigheden,
bescherming tegen gevaar, affectie, drinken …
Hoe komen we aan basisbehoeften
Maar voldoen aan basisbehoeften gaat niet vanzelf, men moet er iets voor doen.
Om te krijgen wat we nodig hebben, moeten we iets doen.
Oermensen en landbouwers: gingen verzamelen en jagen. Gaan tot productie over,
gaan actief ingrijpen in de natuur, doen meer dan enkel kijken wat de natuur hen
aanbiedt, ze hebben een plan, ze gaan kweken.
Neolithische (r)evolutie: start landbouw en veeteelt. Evolutie naar het sedentaire
samenleven, privé-eigendom werd afgebakend, granen werden hierop verbouwd,
men ging ook schapen/geiten/koeien houden (veeteelt).
Jagers-verzamelaars: minder plannen
PRODUCTIE: natuur actief onderwerpen, actief ingrijpen in onze natuurlijke staat van zijn,
meer doen dan de dingen op ons af laten komen.
Produceren
Vroeger: produceren om te voldoen aan eigen basisbehoefte
Na verloop van tijd: landbouwtechnieken gaan verfijnen. Men gaat meer produceren dan
nodig om aan eigen basisbehoeften te voldoen. Hierdoor ontstaan productieoverschotten.
Er werd bijvoorbeeld te veel graan en melk geproduceerd.
Bewaartechnieken: men heeft nog geen bewaartechnieken. Overschotten gaan hierdoor
verloren gaan en schimmelen. Men kwam op het idee om te ruilen. Bijvoorbeeld appelen
ruilen voor melk. Dan begint de economie.
Ruilen
,Ruilen: wat je zelf te veel hebt aan graan ga je aan een ander gezin geven in ruil voor wat zij
te veel hebben aan appels.
Ruilsysteem beperkingen: ruilsysteem stoot op zijn beurt op beperkingen.
Wanner gezin A te veel graan heeft en appelen in ruil wil, kan het zijn dat gezin B appelen op
overschot heeft, maar geen graan nodig heeft. Het kan ook zijn dat gezin B melk nodig heeft,
maar gezin A geen melk op overschot heeft.
DUS: Het is een arbeidsintensief proces, kruipt veel werk en tijd in.
Ruilen gebeurt vaak via een grote omweg en geeft een onzeker uitkomst.
Je bent nooit zeker dat je een partner tegenkomt die wel wil ruilen of die heeft wat jij wil.
Nood aan een universeel ruilmiddel
Universeel: voor iedereen, past overal.
We zoeken dus iets wat we altijd kunnen ruilen.
Geld: heeft een waarde, je kan er iets mee kopen.
We zijn de enige levende wezens die geloven dat geld iets waard is.
We geven allemaal dezelfde betekenis aan geld, daarom ruilen we dit in voor iets.
Vanaf dan: ruil verbreden, systematiseren, met steeds meer tussenpersonen.
Markten ontstaan door ontstaan van geld als ruilmiddel.
Wat is een markt?
Markt: plek waar je iets kan ruilen tegen iets anders, waar transacties plaatsvinden.
Voorbeeld: geld ruilen tegen bloemen/kleren/brood/vis …
Markten zijn overal te vinden, niet enkel op een plein (arbeidsmarkt, winkels …)
Transacties: er vindt een transactie plaats tussen twee partijen. We gaan handeldrijven met
elkaar. We verkopen goederen en diensten aan een bepaalde prijs. Transactie levert
meestal winst op voor de verkoper/producent/aanbieder en kost iets aan de
koper/consument/vrager.
Producenten: ontvangen geld
Zelfstandige ondernemer, bedrijf, winkel, onderwijsinstelling, hulpverlener …
Consumenten: moeten geld investeren
Individu, gezinnen, andere ondernemingen …
Voorbeeld markt
Markt voor kleding: Zalando, Zara, C&A, Bershka, kringloopwinkel …
Markt ouderenzorg: wit-gele kruis, zorgbrigade, rustoord H. Hart, woonzorgcentrum
Deel van sociale sector
Residentieel of ambulant
Geen winstoogmerk: niet de bedoeling om winst te maken, wel om mensen te
helpen en zorgen dat je niet failliet gaat
, Eén speciale markt
Arbeidsmarkt: alle plaatsen waar betaald werk wordt verricht.
Wordt geleverd door werknemers
Wordt betaald door werkgevers
Arbeid kost dus iets aan ondernemingen
Arbeid levert winst voor individuen (loon)
Met loon kopen gezinnen op andere markten (consumptiemarkten)
Normaal zijn gezinnen en individuen de vragers en bedrijven de aanbieders.
Op de arbeidsmarkt geldt het omgekeerde, hier zijn gezinnen en individuen de aanbieders
als ze aan het werk zijn en bedrijven de vragers.
Werknemers: nemen werk aan
Werkgevers: geven werk
Loon: op het einde van de maand, je maakt winst door bv les te geven.
Kortom: wat is een markt?
Markt: een plek (online/digitaal/fysiek) waar vraag (consumenten) en aanbod
(producenten) (soms ook werkgevers en werknemers) elkaar treffen om goederen en
diensten uit te wisselen (soms ook arbeid) via waardebepaling in geld (prijs) om in de
(basis)behoeften van de vragers te voorzien.
Er vinden transacties plaats voor goederen en diensten
Aan basisbehoeften voldoen: door te produceren. Hierdoor zijn markten ontstaan.
Markten zijn de economie. Economie is overal tegelijk aanwezig.
Wat is economie?
Economie: verzameling van markten
Markten vormen de essentie van de economie
De markt trekt weer aan na coronacrisis: economie groeit terug, wisselwerking
tussen vraag en aanbod
Economische cyclus