Hoofdstuk 1 Inleiding rond het
ontstaan van de jeugdbescherming in
België
Rechten van kinderen en jongeren vandaag wettelijk geregeld/gewaarborgd biedt bescherming op vlak van:
Onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, … (Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind (IVRK))
Maatregelen en straffen bij misdrijf
Hulpverlening bij verontrustende opvoedingssituatie
Specifieke rechtswaarborgen in jeugdhulp
Vroeger volwassenen en kinderen 1 categorie geen onderscheid wettelijk en sociaal
pas in 1912 1e Kinderbeschermingswet
Categoriaal beleid = onderscheid tussen categorieën, kind en volwassene
Cultuur wordt overgedragen door 2 processen:
processen zorgen voor veranderingen in maatschappij en evolutie
Proces van socialisatie: eigen maken van waarden en normen die in maatschappij aanwezig zijn en gelden als
norm van maatschappij
Proces van sociale controle: straffen en bestraffen als norm van maatschappij niet nageleefd wordt
Lang geen onderscheid tussen kinderen en volwassenen, kinderen als ‘kleine’ volwassenen
categoriaal beleid hangt af van hoe men naar kinderen keek en veranderingen die maatschappij doormaakte en
deze visie mogelijk maakte
opkomst van verschillende wetenschappen (criminologie, penologie, psychologie, …) en kinderen pedagogisch
anders benaderen en bestraffen (Verlichting)
Jeugdbescherming in België: het ontstaan van een categoriaal
beleid
Evolutie van de socialisatie
Kinderen bevinden zich in ‘nog-niet-positie’, nog-niet-zelfstandig dus afhankelijk, nog-niet-verantwoordelijk dus
onverantwoordelijk
afwachtende houding
2 mensbeelden in verlichting:
Volwassene: kent zijn lot
Kind: kneedbaar, maakbaar, evolueerbaar
Geen kindbeeld
Vroegere tijden geen besef rond belang van kinderen, waren noodzakelijk kwaad, voor leeftijd van 7 jaar waren ze
van geen belang want konden dan pas ingeschakeld worden in leefwereld van volwassenen (werk, seksualiteit, …)
Meisjes werden gezien als ‘minder waard’ (‘ik heb geen kinderen, alleen meisjes’)
Tot 18e eeuw gewoonte om kinderen bij voedster te brengen + andere opvoedingsgewoontes (kinderen
onderdompelen in ijskoud water om hen te harden, verbranden met strijkijzer om ziektes te bestrijden)
Hoge kindersterfte door onhygiënische omstandigheden, ziektes en geen voorbehoedsmiddelen
Kinderen vanaf 7 jaar werden jongens opgeleid in leerscholen, leerden een vak (geen kinderen van adel). Meisjes
bleven thuis op huishouden te leren
,Een aanzet tot een kindbeeld
Vanaf 16e eeuw verandering in beeld van kinderen
jongens uit adelijke kring naar scholen voor intellectuele vorming
later jongens uit lagere klassen en veel later pas meisjes
Moralisten kind wordt ‘slecht’ geboren en door opvoeding het kind ‘goed’ maken
Romantici kind is ‘inherent goed’ en dat invloed van buitenaf het kind negatief beïnvloedt
Verlichting = toekomst, gelijkheid, almacht van reden vooruitgang
kinderen zijn degene die toekomst en vooruitgang kunnen verderzetten en ervoor zorgen voor beter leven
kinderen werden aparte groep met eigen kenmerken en eigen gedragingen
Tweedeling in visie op ontwikkeling van mens:
Kind moet nog opgevoed worden en dus afschermen van maatschappij
opgroeien door fouten maken en trial-and-error gevormd worden tot volwassen persoon
Volwassene kent lot en rol in maatschappij
Sociogenese = op grond van maatschappelijke verandering apart gaan zien van volwassenen en kinderen
Psychogenese = eigenschappen worden specifiek aan kinderen toegeschreven, op bepaald moment ontdekt en vanaf
dan beschouwd als eigen aan kinderen (bv bewust worden van koppigheidsfase)
Ook evolutie in recht ontstaan van kinderrechten
verbod op kinderarbeid (1889)
wet op leerplicht (1914)
Het huidige kindbeeld
Kind = krachtig persoon met eigen mogelijkheden
kijken naar kunnen en niet naar niet-kunnen
Ontwikkelingsfases van kinderen volgen elkaar snel op, fases verschillen kwalitatief van elkaar
kinderen worden binnen fases op andere manier benadert
kind geen last meer, maar vorm van blijdschap
Evolutie van de sociale controle
Bij bestraffing vroeger ook geen verschil tussen kinderen en volwassenen
uitzonderlingen enkel door pater families, pretor of baseerde op ‘goddelijke overwegingen’
pas in verlichting lichte wijziging in bewuste bestraffing van kinderen
Vroege tijden tot verlichting
Oud-Romeinse recht
= wet der XII tafelen
= uitzondering voor ‘onmondigen’ om eigen straf te worden toegekend door pretor
onmondigen werden beschouwd als niet-huwbare kinderen
onderscheid tussen opzettelijke en niet-opzettelijke daden
Klassieke tijdvak
= onderscheid verduidelijken door waarneembare gegevens (fysiologische toestand/geslachtsrijpheid van kinderen)
bij meisjes rond 12 jaar, jongens rond 14 jaar
= sluwheid waarmee kinderen feiten plegen belangrijk
oordeel des onderscheids aanvoelen van goed en kwaad
Val van Romeinse Rijk
= familiale solidariteit en pater familias bepaald als er onderscheid was tussen kinderen en volwassenen
= gewoonte bepaalt hoe met ‘recht’ spreekt
,11e eeuw
= heropflakkering van Romeinse recht, aandacht voor onderscheid van kind
13e eeuw
= opkomst van staten
= drang naar centralisatie, openbare orde en openbare rust
rechter besliste over onderscheidingsvermogen en schuldvraag
1532
= 1e wettelijke verwijzing naar ‘oordeel des onderscheids’ in Constitutio Criminalis Carlinae
= andere bestraffing voor kinderen en volwassenen
uitzonderlijke principe van verzachting van straf voor kinderen
aangeven als persoon had gebruikgemaakt van zijn rede (‘l’usage de raison’)
De verlichting
= tegen wrede en barbaarse straffen (martelingen, kruisigingen, koken in olie, schandpaal, …)
te zware straffen voor kleine misdrijven
Positivistische kijk op mens die actief zijn leven in handen kan nemen en zijn ‘lot’ kan wijzigen
vergaren en uitbreiden van kennis, exacte en positieve feiten bovenhand laten krijgen door wetenschappelijke
methodes en observatie = positivisme
kennis leidde tot techniek, oprichten van fabrieken en start industriële revolutie
Industriële revolutie = menselijke en sociale ontreddering
uitbuiting van arbeiders die werkten voor hongerloon en geen verlof of ziekte-uitkeringen ontvingen,
kinderverwaarlozing door volksverhuizingen
ook kinderen in arbeid verbod op kinderarbeid (1889)
Opkomende socialisme leed van arbeiders verzachten en uitbouw sociaal beleid en betere rechtsbescherming
Verlichte denkers = Rousseau, Montesquieu, Voltaire
denken over straffen en bestraffen
rechtvaardigheid van straffen
Tendensen vanaf de verlichting
De klassieke criminologische school (18e eeuw)
= tegen repressieve, wrede, onmenselijke en onrechtvaardige straffen vanuit Ancien Regime
= belang van efficiënte, rechtvaardige, menselijke en rechtvaardige straffen rechten van de mens
5 axioma’s:
Wilsautonomie: mens als rationeel wezen kiest bewust voor goede of kwade
Morele aansprakelijkheid: persoonlijk of volledig verantwoordelijk
Legaliteitsbeginsel: wil strafrecht efficiënt en effectief zijn, dan moet men strafbare feiten in wet vermelden,
alsook hun straf (‘nulla poena, nulle crimen sine lege’)
Proportionaliteitsbeginsel: straffen mogen niet zwaarder zijn dan noodzakelijk om dader moreel te beïnvloeden
zwaar feit verdiend zware feit, licht feit een lichte straf
Gelijkheidsbeginsel: strafrecht toepassen op alle leden van maatschappij, ongeacht rang, stand of klasse
Straf kreeg 3 functies:
Vergelding: genoegdoening, lasten zwaarder dan lusten
Afschrikking: andere misdrijven voorkomen
Morele verbetering: door straf zou dader tot inzichten komen en gedrag veranderen
Klassieke criminologische school = basis voor huidige strafrecht, maar vooral focus op misdrijf
Legaliteitsbeginsel en morele aansprakelijkheid zorgden voor invoeren van strafrechtelijke minderjarigheid
als men ervan uitgaat dat er morele verantwoordelijkheid is en daarin verschil is tussen volwassenen en kinderen
, 1791 = strafrechtelijke minderjarigheid (tot 16 jaar) in Code Pénal de la Monarchie constitutionelle française
Het positivisme (19e eeuw)
Verklaren van sociale veranderingen zoals armoede, uitbuiting, … om oplossingen te zoeken en te vinden om
Verlichte Maatschappij vorm te geven
Ontstaan van empirische criminologie
Criminaliteit = sociaal/natuurlijk verschijnsel dat men langs waarneming moet zien niet alleen juridisch
Dader is mens en delict is menselijke handeling
Observatie van criminelen in gevangenissen
Dader verschil van niet-dader
Kritiek op proportionaliteitsprincipe van klassieke school
willen intentie van dader centraal stellen, niet zwaarte van feit
gedraging, handeling van persoon en niet daad op zich
Sociaal Darwinisme
evolutietheorie toegepast op socialiteit
struggle for life en survival of the fittest
Crimineel-antropologische en crimineel-sociologische school (19 e-20e eeuw)
= criminaliteit geen abstracte juridische constructie, maar bepaald door biologische/antropologische eigenschappen
van dader en sociale omgeving
Crimineel-antropologische school
Vertegenwoordiger = Lombroso, vader van criminologie
obv lijkschouwingen en observaties in gevangenis komen tot beschrijven van geboren misdadiger
deterministische beschrijven van delinquenten = worden zo geboren en gaan ook zo dood
obv beschrijvingen van schedel (frenologie) en primaire kenmerken van persoon (atavisme)(haargroei, neus, …)
het is je ‘lot’ dat je zo geboren wordt
Crimineel-sociologische school
Vertegenwoordiger = Lacassagne
maatschappij maakt criminelen
door observatie invloed van milieu bestudeert op criminele feiten
belang van preventie
School van het sociaal verweer (eind 19e – beging 20e eeuw)
Objectieve gevaar voor maatschappij in kijker
strafrecht moet ten dienste staan van maatschappij om ze te beschermen tegen antisociale dader
Aard en duur van straffen hangt af van graad van gevaarlijkheid/antisocialiteit en niet van ernst van feit
persoonlijkheid en milieu van dader staan centraal, niet gevaarlijkheid
hoe gevaarlijker dader, hoe zwaarder straf, los van objectieve gepleegde feit
doel van straf = wederaanpassing, heropvoeding, resocialisatie, verbetering, herstellen
Sociaal verweer pleit voor onbepaalde maatregelen van onbepaalde duur ipv straffen
maatregelen pas opheffen als antisocialiteit/staat van gevaarlijkheid van dader verminderd en/of opgegeven is
Legaliteit tov feiten veranderen door statusdelicten en predelinquentie in te voeren, in naam van preventiegedachte
hoe vroeger men ingrijpt, hoe minder kans op antisocialiteit
Statusdelicten = delicten die je alleen als minderjarige kunt plegen en die voor volwassenen geen reden tot
gerechtelijke tussenkomst verantwoorden weglopen, spijbelen, ongehoorzaam zijn, …
Predelinquentie = toestanden voor echte delinquentie die kunnen leiden tot criminaliteit (opgenomen in wet)
spijbelen, ouders tegenspreken, handjongeren, …