Leerpad C – pathologie – farmacologie deel 2
Gastro-enterologie
1. inleiding
⇒ pathologie van spijsverteringskanaal als van spijsverteringsklieren (lever en
pancreas) en hun afvoerwegen). De medische aspecten worden behandeld door de
gastro-enterologie, sub specialisme van de inwendige geneeskunde terwijl
heelkundige aspecten worden behandeld door abdominale heelkunde
2. symptomen van gastro-intestinale aandoeningen
2.1 buikpijn
⇒ buikpijn is viscerale pijn omdat dit komt van een hol orgaan bv. darm, maag en
kan vaag omschreven zijn, soms zelfs gerefereerde pijn (van een andere plaats)
- Epigastrisch: maag, lever, proximale duodenum
- Peri-umbilicaal (mesogastrisch): rest dunne darm, eerste helft dikke darm
- Suprapubisch (hypogastrisch): tweede ½ dikke darm
- Soms uitstralingspijn bv. uitstralen naar ergens anders bv. diafragmapijn
naar schouder
- Soms koliekpijn: hevige op- en afgaande pijn bv. krampen, iets
samentrekkend
⇒ ook pariëtale pijn:
- door prikkeling en inflammatie van peritoneum bv. peritonitis
- dit kan je wel exact lokaliseren: alles kan pijn uitlokken ‘acute buik’
2.1 dysfagie (dys=moeilijk, fagie=slikken)
⇒ problemen, ongemak bij het transport van het voedsel, slikken van voedsel
- motorische stoornissen: dysfagie voor vast en vloeibaar eten bv. achalasie
- organische stoornissen: enkel voor vast voedsel, later voor vloeibaar bv.
slokdarmtumor
- odynofagie: retrosternale pijn bij het slikken door ontsteking
slokdarmslijmvlies
2.2 pyrosis (heart burn)
⇒ retrosternaal branderig gevoel door gastro-oesofageale reflux, als het tot in de
mond komt is dit zure regurgitatie
2.3 dyspepsie
⇒ gevoel slecht verteren van eten met epigastrische pijn en opgeblazen gevoel in
associatie met maaltijd
- geen organische oorzaak = functionele dyspepsie: behandeling met Gastro-
prokinetica of metoclopramide met kleine en vetarme maaltijden
2.4 anorexie en vermagering
⇒ anorexie is magerzucht met als secundair hieraan vermagering bv. door bepaalde
ziektes of door psychische problemen → altijd bedachtzaam aan kwade tumor‼
1
,2.5 nausea en braken
⇒ nausea is misselijkheid, al dan niet met braken
Braken is omgekeerde peristaltische beweging
- reflex in braakcentrum in hersenstam (kan geprikkeld worden door GI
systeem, bloed, evenwichtsorgaan, hersenen)
- kan uitgelokt worden door verschillende prikkels:
o gastro-intestinale aandoeningen: gastro-enteritis, ileus, galbaaslijden
o geneesmiddelen en intoxicaties: morfine, cytostatica (chemo)
o aandoeningen evenwichtsorganen: reisziekte
o Intracraniële overdruk met een boog (projectiel)
o → Metabole alkalose, slokdarmontsteking, slikpneumonie
2.6 hematemesis
⇒ opbraken van bloed door bloeding hoge gastro-intestinaal:
- Rood bloed: acuut, hevig en snel verlopende bloeding
- Zwart bloed ‘koffiegeruis’: ouder bloed, minder acuut en inwerking van
maagzuur
2.7 bloedverlies bij de stoelgang
- Rood bloedverlies per anum (RBPA): probleem lage GI tractus
o Bloederige diarree: met bloed en ook slijm kan zowel op gastro-
enteritis (dysenterie bv. campylobacter) als inflammatoire
darmaandoening wijzen bv. colitis ulcerosa
o Bloed op punt stoelgang: hemorroïden (aambeien) of anale fissuur
o Bloed VERMENGD met stoelgang: colontumor
- Melena: hoge GI bloeding zwarte slecht ruikende stoelgang door vertering
bloed bv. maagbloeding
- Valse toegangsnood (tenesme): valse drang bv. bij colonkanker of
ontstekingsproces in anorectale regio
2.8 diarree
⇒ verhoging volume, frequentie en/of verandering in consistentie vd stoelgang
- Oorzaken:
o Infectieus: gastro-enteritis
o Toxisch: voedselvergiftiging
o Intolerantie: bv. gluten (coeliakie), lactose
o Inflammatoire darmziekten: bv. Crohn, colitis ulcerosa
o Spastische darm
o Medicatie
o Malabsorptie: bv. steatorree = vetdiarree (dan zie je de vetbolletjes)
o Psychologisch bv. stress
o Overloopdiarree (paradoxale diarree): verharde feces met prikkeling
rectum en diarree (opstopping maar de rest komt er langs)
- Gevolgen:
2
, o Acute diarree: dehydratatie (kinderen en bejaarden) en metabole
acidose
o Chronische diarree (malabsorptie)
2.9 obstipatie (constipatie)
⇒ vermindering in volume, frequentie en/of harde consistentie van de stoelgang
- Oorzaken: levenswijze (weinig vezels eten en weinig bewegen), medicatie
(bv. morfine → altijd dan ook laxativa), spastische darm, ileus, hormonen (bv.
hypothyroïdie)
2.10 icterus (geelzucht)
⇒ stijging van bilirubineconcentratie in bloed, kan ook direct aan leverlijden doen
denken → niet altijd
2.10.1 metabolisme van bilirubine
1. (ongeconjugeerd) Bilirubine is afbraakproduct van hemoglobine, oude en
beschadigde RBC worden in de lever, milt en beenmerg door macrofagen
afgebroken. Ze nemen de haem-groep van Hb tot bilirubine (oranjegeel),
vervolgens komt dit in het bloed en bindt dit aan albumine en opgenomen
door de lever.
2. In de lever wordt bilirubine geconjugeerd aan glucuronzuur (beter
wateroplosbaar) dit is geconjugeerd of direct bilirubine
3. Bilirubine wordt dan afgescheiden in gal en bereikt via de galafvoerwegen en
papil van Vater de dunne darm, de meerderheid wordt afgescheiden via de
kak, de minderheid wordt opnieuw opgenomen door de darm en gerecycleerd
naar de lever (enterohepatische circulatie) of via urine (gele kleur)
3 groepen van icterus:
- Prehaptische icterus: meer aanmaak bilirubine door hemolytische anemie
(afsterving bloedcellen), stijging ongeconjugeerd bilirubine in bloed → lever
kan niet verwerken
- Hepatisch: leverfunctiestoornis en bilirubine kan niet worden omgezet tot
geconjugeerde → meer ongeconjugeerde bilirubine bv. hepatitis, levercirrose
- Posthepatisch: probleem in galafvoerwegen met afsluiting ductus
choledochus bv. galsteen/pancreaskoptumor → meer galophoping → meer
geconjugeerd (direct) bilirubine + symptomen cholestase
2.10.2 jeuk
⇒ eerst denkt men aan huidaandoeningen, maar ook gestegen zoutconcentratie in
bloed door een galwegobstructie
2.11 technische diagnostiek
- Labo: bloed (ontsteking? Wbc, sediment, CRP), feces (bloedverlies? Kweek)
- Beeldvorming: RX abdomen, echo, CT/MRI
- Leverfunctie: bij schade leverparenchym is er stijging transaminase (AST en
ALT) bij cholestatische aandoeningen (minder galafvoer) is er stijging
alkalische fosfatasen, gamma-GT en bilirubinegehalte
3