Samenvatting Gedragstherapie
DEEL I: Vlaamse/Nederlandse cognitieve gedragstherapie
- Leerpunten Les 1: Wat te kennen voor het examen?:
Gedragstherapie-effect = som van:
Common sense factoren
Common factors: Therapeutische alliantie
Specifieke factoren voor de Gedragstherapie
Specifieke factoren voor VL/NDL traditie: toepassing van leerprincipes, toepassing
van de wetenschappelijke, experimentele methode op klinische problemen (N=1
experiment => gedragstherapeutisch proces). Verificatie van de effectiviteit van de
therapeutische interventies en programma’s
Behaviorisme als wetenschapsfilosofie: welke zijn de (foute) basisparadigma’s
De gelaagdheid van het gedragstherapeutisch proces:
Twee basishoudingen: congruent, direct versus incongruent, indirect.
Wat zijn paradoxale interventies, hoe toepassen?
Fasen van het gedragstherapeutisch proces
Taxatiefase: wat, doelen
De Holistische theorie (slides en hulptekst)
Ordening van de probleemgebieden volgens functionele
identiteit en onderlinge causale relaties
Belangrijke analyse: waarvoor?
De HT als een fase in het diagnostisch proces
Wat zijn diathesis-stress modellen?
HOOFDSTUK 1: Psychotherapie en gedragstherapie: omschrijving en aflijning
1.1 Psychotherapie: omschrijvingen
- Definities
Psychotherapie is het op een consistente en systematische wijze hanteren van een
samenhangend geheel van psychologische middelen (interventies) geworteld binnen
een psychologisch wetenschappelijk referentiekader, door iemand die daartoe is
opgeleid, binnen een relatie psychotherapeut-patiënt/cliënt, teneinde psychologische
moeilijkheden, conflicten en stoornissen bij de patiënt/cliënt op te heffen of te
verminderen. (Dit is de definitie van de Hoge Gezondheidsraad).
Spreken we best van patiënten of cliënten? De wet spreekt alleen van patiënten, maar
dit heeft een medische connotatie. Cliënt heeft een economische connotatie.
Psychotherapie is een behandelingsvorm (dus het is geen beroep) in de
gezondheidszorg waarin men op een consistente en systematische wijze een
samenhangend geheel van psychologische middelen (interventies) hanteert, die
1
, geworteld zijn binnen een psychologisch wetenschappelijk referentiekader en waarbij
interdisciplinaire samenwerking is vereist.
Psychotherapie is een behandelingsvorm in de gezondheidszorg, autonoom toegepast
door en voorbehouden aan klinisch psychologen, klinisch orthopedagogen en artsen.
Je moet hiervoor een therapie opleiding van 70 studiepunten aan een universiteit of
hogeschool volgen met een professionele stage.
1.2 Onderzoek en psychotherapie
- Globale tendensen
Mini-theorieën over specifieke (DSM) probleemgebieden met specifieke
therapeutische interventies beginnen nu eerder een transdiagnostische visie aan te
nemen.
Er is minder strijd en strikte afbakeningen tussen de grote therapiescholen.
Psychotherapie werkt
Beter dan placebo (63% vs 38%)
Meestal effect na sessie 8
Bij matige ernst problemen: 26 sessies nodig
Globaal is er weinig verschil tussen scholen/aanpakken qua effect behandeling: men
noemt dit het “Dodo-bird verdict”.
Lilienfeld (2007): 10 à 20% patiënten hebben schade door potential harmful
psychotherapy (PHT).
Zie afbeelding hieronder. Sommige soorten psychotherapieen zijn onetisch en
kunnen zelfs schadelijk zijn. Bv als je depressie bent dan is sound healing (=
gongen op je lichaam plaatsen en daar dan op slaan), bach bloesems geven,
handoplegging en aromatherapie onethisch, onwetenschappelijk, illegaal en/of
schadelijk. We kunnen ons ook bedenken of dat de therapieën die weinig of
niet effectief zijn, ook schadelijk kunnen beschouwd worden?
2
,- Schadelijke psychotherapie
10% van de patiënten gaat slechter na psychotherapie:
Dit kan door de ernstige psychopathologie, ernstige interpersoonlijke
problemen van de patiënt.
Of door “Slechte” therapie: bv slechte psychodiagnostiek, slechte keuze
interventie, slechte uitvoering,...
Onderzoeksmatig moeilijk te evalueren of te benaderen omdat je niet expres slechte
therapie kunt uitvoeren.
“Toxische” therapie/therapeut- aspecten:
Confronterende stijl, dogmatisme (= niet ruim, open kunnen kijken. Dit wil
zeggen dat je bijvoorbeeld op voorhand al een idee hebt van welke stoornis
iemand heeft en dan kijk je niet meer verder) i.p.v. supportief, empathisch.
Bekritiseren of vernederen van patiënten.
Insensiviteit voor de beleving, mening, ideeën van patiënt
Rigide en counter-therapeutisch vasthouden aan theorie,
interventie-uitoefening, technieken, handleiding
Therapeuten die een groot ego hebben: “ei-mensen” (= een ei is zo vol van
zichzelf dat het niets meer kan hebben).
- Schadelijke psychotherapie: voorbeelden:
Attachment therapy: rebirthing therapy (vasthoud-therapie)
Hierbij wordt de geboorte nagespeeld om zo als een nieuw wezen ter wereld te komen.
Candace Newmaker is een 10 jarig meisje, ouderlijke verwaarlozing en
mishandeling, Zij wordt geadopteerd en behandeld met een 2-weekse
intensieve behandeling van attachment therapy. Tijdens de rebirthing sessie
werd zij ingepakt in een flanellen laken waaruit zij zich moest bevrijden
terwijl 4 volwassen haar met handen en voeten en kussens tegen hielden. Het
kind stierf door verstikking.
Sexual Reorientation therapy: psychotherapie en culturele waarden en normen
Idee op dat moment binnen gedragstherapie: gedrag kan je vormgeven door te
belonen of te straffen.
1950-60: Homoseksualiteit was toen iets verwerpelijk dat behandeld moest
worden: maatschappelijke vooroordelen, religieuze stigma, DSM-I, II:
homoseksualiteit werd beschouwd als een ziekte – tot 1973!
Pogingen tot “behandelingen” werden uitgevoerd vanuit psychoanalyse,
gedragstherapie en religieus geïnspireerde strekkingen (Homosexuals
Anonymous). Je moet dit zien binnen de behavioristische stroming dus via
belonen en straffen het gedrag vormen.
Gedragstherapie om homoseksualiteit te behandelen: ongepast, onethisch,
inhumaan
Aversie therapie, orgasmic reorientation (= mannen moeten kijken naar
fotos van naakte mannen en vrouwen. Als er een naakte man verscheen
dat kregen ze een elektrische schok, bij fotos van naakte vrouwen niet).
Geen blijvende wijziging in seksuele voorkeur.
3
, Critical incident stress debriefing:
= zo snel mogelijk na het meemaken van rampen, traumatische gebeurtenissen
ingaan op de emoties van de patiënt.
Door meteen in te gaan op wat de patiënt meegemaakt heeft, wat hij toen
voelde,... ga je het juist bestendigen in het LTG.
Vertraagt het herstel. Dit deed men lang, maar nu blijkt dat je dat niet direct
mag doen. Het is beter om de patiënt af te leiden van deze traumatische
gebeurtenissen. Bv een spelletje Tetris spelen werkt bevorderend!
Verschijnsel “relaxation-induced anxiety”: voor bepaalde mensen gaat relaxatie niet
werken. Soms zie je bij de patiënt intense angst bij relaxatie-oefeningen, hypnose.
Denk bijvoorbeeld aan mensen die ooit misbruikt/mishandeld zijn. Als je ontspant,
ben je niet meer op je hoede, je laat uw spanning zakken. Deze mensen kunnen dit als
iets heel gevaarlijk ervaren en daardoor in paniek geraken.
Recovered memories: “verdrongen” herinneringen aan traumatische gebeurtenissen
bovenhalen in therapie of via hypnose.
Hierbij kunnen de patiënten een hevige paniek ontwikkelen.
George Franklin: levenslang veroordeeld voor moord na getuigenis door zijn
dochter. De dochter van 28 jaar haalt herinneringen op via hypnose en
herinnert zich dat ze acht jaar was toen haar vader een moord had gepleegd. 6
jaar na zijn veroordeling herinnert dochter zich onder hyponose een tweede
moord die haar vader gepleegd zou hebben, die echter niet door Franklin
gepleegd kon zijn. Hij wordt uiteindelijk vrijgelaten.
Je moet dus erg voorzichtig zijn met het insinueren van dingen als je terug
gaat in het verleden van mensen.
Supreme court Minnesota (2012): recovery of repressed memories in
psychotherapy is faulty science and therefore inadmissble.
- Effect van Therapie: de drie “E”’s
Efficacy = werkzaamheid: = gezondheidswinst die we behalen in academische
omstandigheden, effect onder experimentele omstandigheden
“Randomized Controlled Trials” => therapieprotocollen. Dus we vergelijken
een experimentele groep en een controle groep.
Meestal doen we onderzoek op een “zuivere” patiëntenpopulatie (= mensen
met maar 1 diagnose, maar in de praktijk vinden we dat bijna nooit). In
onderzoek werken we ook met strikte in- en exclusiecriteria.
Evidence-based practice. Dus het is gebaseerd op evidence based practice.
(Maar ook practice-based evidence).
Effectiveness = doeltreffendheid: = wat is de doeltreffendheid wanneer we de
interventies die onderzocht zijn gaan toepassen in de klinische praktijk?
Gezondheidswinst, effect in klinische praktijk wanneer protocol naar klinische
praktijk getransfereerd
Efficiency = doelmatigheid: kosten-batenanalyse: = verschillende interventies met
elkaar gaan vergelijken naar hun doeltreffendheid.
Vergelijken t.o.v. andere therapieën.
4
, “Goedkoopste, minste aantal sessies” ???
Nederland: DBC: Diagnose Behandel Combinaties
In Nederland gebeurt de financiering van therapeutische interventies
dikwijls op basis van DBC’s (= als je dit hebt, krijg je deze
behandeling). Bv als je een depressie van matige ernst hebt, dan krijg
je 15 sessie cognitieve therapie vergoed. Ze vergoeden 15 sessies
cognitieve therapie omdat uit onderzoek gebleken is dat dit de meest
effectieve behandeling is voor een depressie.
Dit is natuurlijk niet altijd het beste voor de patiënt (bv als na 15
sessies het nog niet helpt, moet je naar een andere therapeut dus je
moet als patiënt dan weer een klik met die therapeut aangaan maar dat
is niet altijd evident) dus daar is Nederland een ‘gevaarlijk’ pad op
gegaan. Het werkt niet altijd goed voor de patiënt.
- Afbeelding hieronder
Het percentage van de therapeutische verandering is slechts voor 15% te wijten aan
het model dat men hanteert en 85% zijn niet specifieke variabelen die meer invloed
hebben dan het model. Bv hoop, therapeutische relatie (30%), cliënt variabelen en zijn
omgevingsvariabelen (40 %), placebo effect (15%).
- 2 stromingen binnen therapieonderzoek (Woolfolk, 2015)
Empirically Supported Therapy Group
Deze doen aan randomized controlled trials.
Biologische psychiatrie.
Baseren zich op de DSM nosologie.
Ze doen aan paradigma Farmacologische research: RCT = gouden standaard
(= groep met de treatment en een controlegroep dus men werkt volgens een
protocol die strikt toegepast moet worden).
Manual-based treatment of disorders: CBT. Men werkt volgens een manual
dat perfect uitgevoerd moet worden op een bepaalde populatie.
5
, Iedereen die een manual-based interventie goed uitvoert is een goede therapeut
CBT (= cognitive behavioral therapy) onderzoek combineert makkelijk met
medicatie.
Effect: Technique >>> Therapeutic relationship (mensen binnen deze stroming
vinden techniek belangrijker dan therapeutische relatie).
Common Factors Group
Mensen die meer werken met de psychoanalytische visie, geen kortdurende
therapieën, werken volgens een systeem interventie, werken niet volgens
manuals.
Groepen die zich baseren op meta-analyses van effect-studies. Ze leggen
effect-studies naast elkaar en kijken zo wat werkt.
Dodo-bird effect. Dus waar alle scholen werken en werkzaam zijn.
Alle scholen zijn ok en werkzaam
Common factors account for most of the effect (= de aspecifieke factoren
komen voor het grootste deel van de variantie in aanmerking).
Therapeutische alliantie: iedereen die dit goed kan is goede therapeut. De
relatie tussen de cliënt en de therapeut is heilig. Bv nu zijn er mensen die
denken dan het gemakkelijk is om van psycholoog te veranderen maar dat is
het niet. Mensen die meer neigen naar de common factors group zijn het
hiermee eens: de relatie tussen therapeut en cliënt is heilig.
Ook therapiestromingen die zich moeilijk tot RCT onderzoek lenen
Effect: Therapeutic relationship >>> Technique (mensen binnen deze stroming
vinden therapeutische relatie belangrijker dan techniek omdat zij geloven in
het dodo bird effect).
- Globale Tendensen: “Evidence-based”, “Emprically Supported Therapy” referentiekader
In een belangrijk tijdschrift stond eens dat we met evidence-based toch moeten voor
oppassen. In de zin van het is niet evidence-based onderzocht, noch bewezen dat uit
een vliegtuig springen met een parachute veiliger is dan uit een vliegtuig springen
zonder een parachute. Hier is er nooit een evidence-based onderzoek naar gedaan.
Dus als iets nog niet onderzocht is geweest, betekent het niet dat het waardeloos is.
6
,- Globale Tendensen: “Evidence-based”
Mooie interpretatie van ‘wat is evidence-based’:
Evidence-based practice in psychology is the integration of the best available
research with clinical expertise in the context of patient characteristics,
culture, and preferences (APA, 2005) => Evidence-based is de integratie van
goede research, wetenschappelijke kennis met je klinische expertise, binnen de
context van de karaktereigenschappen van de patiënt, zijn omgeving (cultuur)
en zijn voorkeuren.
Men denkt vaak dat evidence based werken enkel nodig is bij psychotherapie
maar dat is niet waar. Je past dit ook toe bij de diagnostiek (bv bij testafnames
ga je zoeken naar testen die evidence based valide zijn: je wil een test
gebruiken waarvan je weet dat die meet wat je wil meten). Dit noemt men dus
het afwegingsproces waarbij men wetenschappelijke aspecten (wet analyses,
richtlijnen, theorie) en waarden (inschatting toestand patiënt, inschatting
waarden en wensen patiënt; morele en ethische aspecten) betrekt om zo tot een
besluitvorming te komen.
Met betrekking tot interventies, assessment, psychotherapie,...
- De Werking van Psychotherapie berust op drie factoren:
1) “Common sense” elementen: een goed/aangenaam gesprek met een medemens, goed
advies geven,…
2) Common factors: de “aspecifieke” factoren:
Deze factoren verwijzen naar de therapeutische alliantie (= therapeutische
band, overeenstemming over doelstellingen en over taken).
Werkrelatie, verstandhouding, vertrouwensrelatie waarbinnen
zelfonthulling, bij een integere therapeut mogelijke is.
Binnen een specifieke ‘healing’ setting
Gebaseerd op wederzijds gedeelde kennis: inzicht over probleem,
begrijpen probleem binnen gedeeld denkkader en rationale interventies
=> de patiënt en de therapeut moeten een gedeelde visie hebben over
wat het probleem is, wat de oorzaken zijn, wat de mogelijkheden tot
verandering zijn,...
Je moet een “treatment procedure” of ritueel voorstellen waarin patiënt
en therapeut geloven.
Evenwicht in de relatie vertrouwen/afstand.
Therapeut is gekwalificeerd, competent en heeft/krijgt mandaat tot
therapie.
3) Schoolspecifieke factoren zijn bij ernstige problematieken vaak/vooral nodig.
(Common factors zijn in het algemeen voldoende bij zeer veel problemen maar
schoolspecifieke factoren helpen beter bij ernstige problematieken). Bv cognitieve
gedragstherapie bij ernstige vormen van fobieën, OCD, stemmingsstoornissen, PTSD
(hierbij is de eye movement interventie goed), Borderline PS (schematherapie,
mentalisatietherapie is hierbij effectief),...
7
,- Mijn basisredenering
Common factors zijn effectief, belangrijk en voldoende bij veel problemen. Frank
(1972): aspecific factors
1. Therapeutische relatie
2. Healing setting
3. Rationale symptoms and treatment
4. Treatment believed by patient and therapist
Schoolspecifieke factoren zijn bij ernstige problematiek nodig
Bij zeer ernstige problemen zijn er specifieke therapieën die veel beter werken
dan andere.
Bv. CGT bij ernstige vormen van fobieën, OCD, stemmingsstoornissen,
PTSD, borderline PS,...
- Opmerking bij aspecific factors (= de common factors):
Een belangrijk probleem bij het concept “aspecifieke” factoren (dat men echter veelal
negeert) omvat de mate waarin de aspecifieke = common factoren wel “aspecifiek”
zijn. Maw zijn de aspecifieke factoren wel zo afspecifiek?:
De aspecifieke factoren zijn volgens de prof helemaal niet zo aspecifiek als men zegt:
De therapeutische relatie wordt vormgegeven door de therapeutische school
Patiënt variabelen: bepalen ook mee de therapie keuze
Healing setting (bv. een lift bij exposure therapie of de sofa bij psychoanalyse)
wordt ook beïnvloed door het kader/ de school.
Rationale over symptomen en behandeling: wordt compleet gestuurd door de
therapeutische school
1.2.1 Bedenkingen
- Patiëntvariabelen bepalen groot deel van het effect van de therapie (40%)
Klachten (aantal, ernst), levensomstandigheden en persoonlijke stijlkenmerken
YAVIS patiënten doen het 3x beter dan HOUND patiënten
YAVIS patiënten (= patiënten die initieel voorbehouden werden voor de
psychoanalyse in het begin van de opkomst van gedragstherapie. Deze
patiënten zijn Young, Attractive, Verbal, Intelligent en Succesful/Sexy)
HOUND patiënten (= deze patiënten zijn Homely, Old, Unattractive,
Nonverbal en Dumb).
De prof zegt dat hij zelf heeft gemerkt dat je bij de HOUND patiënten veel
langzamer en grondiger moet te werk gaan en bij de hoogopgeleide mensen
(YAVIS) het soms volstaat om een boek mee te geven dat ze moeten lezen, dit
is veel sneller en effectiever.
Antisociaal: directief <=> perfectionistisch: zelfsturend, langere therapie
Depressie bij Borderline en antisociale persoonlijkheid: betere outcome
8
,- Therapeutvariabelen: “goede” en “slechte“ therapeuten
Opleiding, ervaring en training
Competenties: kennis van technieken en interventies
Competenties: relatiebevorderende, motiverende eigenschappen en wetenschappelijke
instelling
Creativieit, wijsheid, intuïtie, waarden, reflectie-in-actie, menselijkheid
- Cultuur:
Concept psychotherapie is WEIRD:
Western Educated Industrialized Rich Democratic +> 10-12% wereldpopulatie
1.3 Gedragstherapie: specifieke factoren
- Gedragstherapie
Gedragstherapie is een vrij gestructureerde, maar toch flexibele psychologische
behandelingsmethode die werd ontwikkeld en wordt geïnspireerd vanuit
experimenteel psychologisch onderzoek en waarin met name leertheoretische
principes een belangrijke rol hebben gevonden.
Vanuit een algemene visie op psychologisch (dis)functioneren ontwerpt de
gedragstherapeut behandelingen op maat.
De gedragstherapie is sterk geneigd om haar handelen te onderwerpen aan
wetenschappelijk onderzoek.”
- Specifieke factoren eigen aan de gedragstherapie:
1) Cognitief leertheoretisch denkkader
2) Benadrukken van een efficiënte werkwijze
3) Voortdurende evaluatie van de effecten van de therapie
4) Sturende, directieve en toch flexibele opstelling van de therapeut
5) Een gezamenlijk overeengekomen doelstelling van de therapie
6) Een gemakkelijke incorporatie van technieken en interventies uit de andere scholen
1.3.1. Wat is specifiek voor de Vlaamse/Nederlandse gedragstherapie?
- Drie elementen die frequent voorkomen in definities van gedragstherapie zijn:
1) Gedragstherapie is de toepassing van experimenteel geverifieerde leerprincipes
2) Gedragstherapie is de toepassing van de wetenschappelijke, experimentele methode
op klinische problemen:
! Maatwerk bij individu, niet bij een stoornis >< CBT
We spreken van een gedragstherapeutisch proces als N=1. We gaan dus eerst
het probleem analyseren, taxatiefase, dan behandelplan voorstellen,
interventies, evaluatie en als er geen succes is dan gaan we terug naar de
taxatiefase.
3) Er is steeds een verificatie van de effectiviteit van de therapeutische interventies en
programma’s.
9
, - Situering termen zoals gebruikt in de huidige cursus
Gedragstherapie: VL/NDL: leertheoretisch onderbouwd; op maat toepassen van
proces; nadruk op verificatie theorie en effectiviteit: zoals in deel 1 deze cursus,
VVGT (= vlaamse vereniging voor de gedragstherapie).
Cognitieve therapie: jaren ’50-’60: jaren van Ellis en Beck: problemen worden
veroorzaakt door “foute” cognities, die gecorrigeerd moeten worden in therapie. Dus
als je klachten hebt dan betekent dit dat er in uw denkwijzen, “fouten” zitten. Die
moeten we volgens de cognitieve theorie corrigeren.
Cognitieve gedragstherapie: Cognitive Behavioural Therapy: jaren 80 ongeveer,
school van Beck: integratie van gedragstherapeutische technieken in CT vooral bij
depressie; sterke nadruk op effectonderzoek en protocollen.
Cognitieve gedragstherapie: overkoepelende term waaronder alle vormen
ondergebracht worden (ook gedragstherapie); Bv een vorm is bv mindfulness,
traumatherapie (EMDR),...
1.4 Gedragstherapie: welke problemen en klachten?
- Welke problemen en klachten behandelt de gedragstherapie?
Behandeling van “stoornissen” bij “individuen”: kinderen en volwassenen:
Angstspectrum: GAD, paniek, PTSD-traumaverwerking, fobieën, OCD,…
Depressie, burnout
Addictief gedrag: afhankelijkheid en misbruik middelen
Somatoforme stoornissen: hypochondrie
Schizofrenie, psychotische stoornissen
Eetstoornissen: Anorexia, Binge-eating, Obesitas
Somatische beelden: kanker, chronische pijn, hypertensie en cardiologische
problemen, chronische vermoeidheid, diabetes, obesitas, neuromusculaire
aandoeningen (Mindfulness, aandachtgerichte therapieën)
Rouw
Tic en “habit” stoornissen: Rett, trichitillomanie
Agressief gedrag kinderen, volwassenen; delinquent gedrag
Underachievement in university students
Sexueel Deviant Gedrag: Exhibitionisme, Pedofilie,
ASS
Persoonlijkheid en –stoornissen: borderline en vermijdende ps
BDL: Dialectical behavior therapy: Marsha Linehan
BDL: Schema therapy: Young
Acceptance and Commitment Therapy
10