Dierhygiëne, huisvesting en dierenwelzijn
Partim huisvesting & hygiëne – Jo Leroy & Sarah Hendrickx
Hoofdstuk 1: Hygiëne
ALGEMENE INLEIDING
Dierenwelzijn = het fysieke en gevoelsmatige welzijn van dieren.
(gemeten aan de hand van indicatoren zoals gedrag, fysiologie, levensduur en
voortplanting).
gezonde dieren zullen productiever zijn.
Mengeling van economische, wetenschappelijke, ethische en praktische
afwegingen om dierenwelzijn te optimaliseren.
Basisvoorwaarden voor welzijn:
- Voeding: geschikt en voldoende voedsel en drinkwater
- Huisvesting: geschikte beschutting
- Ethologie: mogelijkheid om normaal gedrag te vertonen
- Zoötechniek: fysieke behandeling met een minimum aan pijn en ongemak
- Diergeneeskunde: bescherming tegen letsels en ziekten
Dierhygiëne = onderdeel van de diergeneeskunde dat ervoor zorgt dat de
kwaliteit van de omgeving waar het dier verblijft in een goede staat is zodat de
gezondheid van het dier gewaarborgd is.
1.1. Algemene concepten van ziekteverspreiding
* Transmissiecirkel van infectieziekten.
Doel van pathogeen: kolonisatie van bepaalde ecologsiche niches.
,* Intrede
- Ademhaling: inhalatie van infectieuze agentia
Oorzaken: aanwezigheid infectieuze aërosols, slechte ventilatie
gecombineerd met overbevolking, onderliggende predisponerende
infecties,…
- Gastro-intestinaal: ingestie van pathogenen
Oorzaak: contaminatie van de omgeving met pathogenen die buiten de
gastheer kunnen overleven, overbevolking, slechte reiniging en
desinfectie,…
- Huid:
Oorzaken: wonden, insectenbeten, dierbeten, aanwezigheid schurende
planten, scheren van schapen, gebruik van gecontamineerde naalden
- Reproductief systeem: seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en
vertikale transmissie
Oorzaken: artificiële inseminatie
* Kolonisatie
Incubatieperiode = de tijd tussen de infectie en de ontwikkeling van klinische
symptomen.
! latente dragers !
belang subklinische infecties
afwezigheid symptomen afwezigheid infectie/ziekte
behandelen van alleen klinisch zieke dieren in een groep kan inefficiënt zijn
klinische symptomen introductie pathogeen in groep
rekening houden met niet-detecteerbare infecties! continu maximum aan
hygiënische maatregelen toepassen.
belang van quanrantainen!
* Verspreiding
, * Weerstand aan de omgeving
biologische factoren:
- Sporen, oöcysten, prionen,…
zoötechnische factoren
- Overbezetting
- Acclimatisatie
- Niches met bepaald microklimaat
1.2. Belangrijkste routes van ziekteverspreiding
- Aërosols en druppels
- Direct contact
- Feco-oraal
- Geïnfecteerd materiaal
- Vectoren
- Water
- Seksueel
- Verticaal
- Iatrogeen
1.3. Belang van pathogeen, de omgeving en de gastheer bij ziekteverspreiding.
* De gastheer
Leeftijdsgebonden periode van stress.
passieve immuniteit (placenta, colostrum, dooierzak)
actieve immuniteit
- Specifieke immuunresponsen
- Perioden van extra stress
hergroeperen, dracht, transport, leghennen in leg, in rui
- Genetische achtergrond en gevoeligheid voor infecties
meer maatregelen neonataal
specifieke maatregelen bij bepaalde rassen
, * De omgeving
- Groepsdensiteit (aantal dieren per oppervlakte)
- Huisvestingsfactoren: vochtigheid, temperatuur, licht, luchtkwaliteit
(ventilatie), ondergrond/bevuiling
- Voeding en drinkwater
- Aanwezigheid vectoren
* Het pathogeen
- Infectieuze dosis
- Vrijkomen van toxines, residuen, gifstoffen,…
- Verspreiding (via voer, dragers, vectoren,…)
- Lokale kolonisatie vs. Systemische verspreiding
- Incubatieperiode, pathologie en uitscheiding
* Controle – profylaxis (voorkomen)
= set aan preventieve maatregelen om dieren (en mensen) te beschermen
tegen infectie en ziekte.
Specifiek: ziektebestrijdingsbeleid voor specifieke aandoeningen.
- Verplicht: (inter)nationale ziektebestrijdingsmaatregelen
- Vrijwillig: bedrijfsspecifieke controleprogramma’s
Algemeen: standaard hygiënische maatregelen tegen alle aandoeningen.
- Toegang tot bedrijf
- Verwerking kadavers, mest
- Ongediertebestrijding
- Geboortehygiëne, melkhygiëne
- Isolatie van zieke dieren, quarantaine
- Voedsel/voerhygiëne, algemene dierverzorging
* Controle – risicobeperking iatrogene overdacht
= verantwoordelijkheid behandelende veearts en dierverzorger.
- Reinigen en desinfectie (handen, kledij, schoeisel)
- Sterilisatie van instrumenten en materialen (spuiten, naalden, flessen)
- Correcte toediening van injecteerbare producten
Verschillende producten niet mengen, repeteerspuiten en
miltistepinjescties, bewaarcondities en preservatie
- Vehikels
* Reinigen en desinfectie
= set van maatregelen om aantal levende micro-organismen (pathogenen)
in de omgeving van het dier te verminderen, vooral door reiniging en in
tweede instantie door gebruik van desinfectantia.
verwijdering zichtbare contaminatie
eliminatie bepaalde pathogenen
reductie algemene infectiedruk
1. Procedures om te reinigen en te ontsmetten
Good-practice: all-in, all-out principe (AIAO)
- Alle dieren verwijderen uit de stallen