Samenvatting leerstoornissen.
1. Inleiding.
Leerstoornissen zijn stoornissen in het verwerven van de schoolse vaardigheid lezen en
spellen (geletterdheid) en rekenen (gecijferdheid).
→ Hebben grote maatschappelijk relevantie omdat veel info in onze maatschappij
gedrukt of numeriek wordt aangeboden.
Onderscheid tussen leerstoornissen, leerproblemen en leermoeilijkheden:
● Leerproblemen = overkoepelende term die verwijst naar alle problemen met
schools leren, door welke oorzaak dan ook.
● Leerstoornissen = leerproblemen door neurobiologische oorzaak. Stoornissen
waarbij de leerproblemen het kernsymptoom zijn → “primaire leerproblemen”.
● Leermoeilijkheden = leerproblemen door niet specifieke oorzaken als
omgevingsfactoren of andere primaire stoornissen. → “secundaire
leerproblemen”.
➢ Omgevingsfactoren: onvoldoende onderwijs, stimulatie of anderstaligheid.
➢ Andere stoornissen: zintuiglijke, verstandelijke, emotionele of
neurologische stoornissen.
Situatie van vlaanderen door netwerk leerproblemen:
Een leerstoornis is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkige
achterstand in de automatisering van de schoolse vaardigheden lezen, spellen en/of
rekenen/ wiskunde. Deze achterstand kan niet louter worden verklaard door
ongunstige omgevingsfactoren of door intellectuele, fysieke of psychosociale
beperkingen.
Er zijn 2 leerstoornissen:
● Dyslexie: lees en spellingsstoornis.
● Dyscalculie: rekenstoornis.
Dyslexie en dyscalculie worden als afzonderlijke stoornissen beschouwd en niet onder
een gemeenschappelijke noemer zoals ‘specifieke stoornis’.
Maar in DSM-5 wordt dit wel als specifieke vormen van lees en rekenstoornis gezien!!!
Leerstoornissen betreffen enkel de basisvaardigheden (technisch lezen, spellen en tel-
en rekenvaardigheden), niet de gevorderde vaardigheden (begrijpend lezen,
schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden en wiskundig redeneren).
, In DSM-5 worden de gevorderde vaardigheden wel als specifieke leerstoornis gezien!
Voor leerstoornissen wordt er in België een beschrijvende definitie gehanteerd, waarbij
dyslexie en dyscalculie gesitueerd worden op het gedragsniveau (lezen, spellen en
rekenen).
2. Dyslexie.
2.1 Definitie.
Dyslexie = een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig
probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau (dat
niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of
algemene verstandelijke beperking).
➢ Stoornis: sprake van duidelijke en meetbare achterstand in lezen en/of spellen in
vergelijking met leef jaargenoten.
● Dyslexie is aangeboren want het is een ontwikkelingsstoornis.
● De kenmerken komen naar boven tijdens de ontwikkelingsperiode.
➢ Hardnekkig probleem: achterstand blijft aanhouden en verdwijnt niet met extra hulp
of met wegnemen van belemmerende omstandigheden.
➢ Aanleren van accuraat en vlot lezen/spellen: aanleren verloopt moeizaam, dit uit zich
op vlak van accuraatheid (meer fouten) en op vlak van snelheid (trager).
● Na aanleren blijft vlot toepassen moeilijk. Bij tempo taken (snelheid) of
dubbeltaken (meerdere opdrachten) daalt de kwaliteit van het lezen/spellen.
➢ Lezen: hieronder wordt technisch lezen gezien waarbij je letters en klanken moet
omzetten.
● Leren lezen is het leren van grafeem-foneem koppelingen, het leren van
geschreven letters en de klank die erbij hoort.
● Wanneer ook problemen bij begrijpend lezen, dan meestal sprake van een
meer algemene taal(ontwikkelings)stoornis.
➢ Spellen: vaardigheid om woorden zo correct mogelijk te schrijven.
● Gaat niet om beweging van schrijven, dus geen dysorthografie.
2.2 Primaire gedragskenmerken.
Kleuterleeftijd: dyslexie nog niet vaststelbaar, wel aantal risicosignalen om kind in de
gaten te houden. → algemeen zwak taalniveau, slecht versjes kunnen onthouden,
slecht kunnen rijmen, weinig interesse in taal spelletjes en liedjes, …. Maar wilt niet
zeggen dat kind effectief dyslexie ontwikkelen.
Lager onderwijs: langer spellend lezen, traag leestempo, radend lezen (kan wel met
snel tempo), moeite met verschil tussen klanken horen en letters zien, moeite met
onthouden van grafeem-foneem koppelingen, omkeren of weglaten van klanken,
, fonetisch spellen, spellingsregels slecht onthouden, traag schrijftempo, onleesbaar
geschrift, woordvindingsproblemen, moeite met onthouden van uitdrukkingen en
gezegden.
Secundair onderwijs: door intensief remediëren wel accuraat kunnen lezen, maar blijft
wel concentratie vragen. → in stressvolle situaties, lawaaierige omgeving en tijdsdruk
vaak wel trager lezen. Moeite met leren van vreemde talen en nieuwe woorden en
vakken waarbij veel terminologie moet gestudeerd worden (geschiedenis).
Spellingsregels blijven moeilijk, noteren en luisteren tegelijk kost veel moeite.
2.3 Fenotypes.
Er bestaan verschillende mate van dyslectie → terug te zien in DSM 5, ernst van
symptomen kan worden gespecificeerd.
Bijzonderheden in verschijningsvormen kunnen worden geobserveerd waarbij andere
sterktes/ zwaktes op de voorgrond staan.
Er zijn verschillende manieren om dyslectie op te delen in subcategorieën:
1) In balansmodel van Bakker: indeling in P- en L-dyslexie.
A. P-dyslexie (=spellers): kinderen gebruiken te lang de perceptuele
strategie (letter per letter blijven spellen). Hebben traag leestempo,
maken tijdconsumerende fouten door herhalingen, …
B. L-dyslexie (= raders): kinderen schakelen te snel over naar linguïstische
strategie (proberen vanuit context te lezen en woorden als geheel te
herkennen). Hebben snel leestempo maar lezen onnauwkeurig en maken
substantiële fouten zoals vervormingen.
2) Kinderen met auditieve leesstoornis.
● Moeite met samenvoegen van klanken → compenseren door bij lezen
globale strategie te gebruiken (woorden in zijn geheel lezen). → Hierdoor
moeite met lezen van nieuwe of onbestaande woorden.
● Sterke gelijkenis met de raders.
3) Kinderen met visuele leesstoornis.
● Moeite met visuele aspect → gebruiken enkel analytische leesstrategie
waarbij ze letter per letter verklanken. → Hierdoor moeite met bestaande/
gekende woorden en met onbestaande/ ongekende woorden.
● Sterke gelijkenis met spellers.
4) Lexicale en fonologische dysorthografie.
● Lexicale of orthografische type: veel fonetische spelfouten omdat ze
klank per klank omzetten.
● Fonologische type: kunnen niet spellen op basis van klanken en moeten
terugvallen op wat ze al kennen. Hebben problemen bij schrijven van
onbestaande/ ongekende woorden.