Vloeiendheid
1. Wat is stotteren – H1
Presentatie + handboek
Wat is vloeiendheid
Vloeiend, normaal niet-vloeiend, stotteren
ASHA (1999):
Fluency is the aspect of speech production that refers to the continuity, smoothness, rate
and effort with which phonologic, lexical, morphologic, and/or syntactic language units are
spoken.
Starkweather (1984):
- Vloeiende spraak:
• Het praten verloopt met een zekere snelheid → rate
• De klanken volgen elkaar vloeiend op → continuity
• Er is een normaal ritme in de spraak → rhythm
• De spreker ervaart relatief weinig inspanning → effort
“Vloeiende sprekers zijn diegene die zonder merkbare inspanning lange reeksen van syllaben
kunnen produceren door een adequate combinatie van snelheid en continuïteit”
Spraakvloeiendheid =
Vloeiende motorische spraakproductie
Taalvloeiendheid =
Met betrekking tot woordvinding en zinsformulering
- Semantische vloeiendheid:
• Vlotheid waarmee men woorden kan oproepen uit pool van lexicale items
- Syntactische vloeiendheid:
• Vlotheid waarmee men complexe zinnen kan opbouwen die linguïstisch complexe
structuren bevatten
- Pragmatische vloeiendheid:
• Vlotheid waarmee men kent en kan uitvoeren wat men wil zeggen in reactie op
gamma van situatieve elementen
- Fonologische vloeiendheid:
• Vlotheid waarmee men binnen betekenisvolle en complexe taalunits lange en
complexe klankketens kan produceren
Personen die stotteren kunnen stotteren maar tegelijk talig wel vloeiend zijn
Ham (1990):
“De vloeiendheid is afwijkend wanneer:
- De inspanning voor planning en uitvoering overmatig is
- Wanneer onvloeiendheden optreden aan frequentie en/of mate die niet past bij leeftijd
van spreker
- Wanneer spreekritme atypisch is of van die aard dat het de spraakproductie belemmert
of verstoort.”
Uitdagingen:
- Wanneer wordt afwijkende vloeiendheid abnormaal?
- Vanaf welke mate van afwijkende vloeiendheid kunnen we spreken over stotteren?
,- Kunnen we het kind diagnosticeren als “stotterend”, gegeven het feit dat
onvloeiendheden een verwacht en relatief onderdeel vormt van de spraak- en
taalverwerving?
Gemiddeld aantal onvloeiendheden per 100 woorden van 68 stotterende en 68 niet-
stotterende jongens tussen 2 en 8 jaar – Johnson, 1959
Stotteraars Niet-stotteraars P* Interpretatie
Interjecties 3,62% 3,13% NS Niet veel verschil
Klank-/syllabeherhalingen 5,44% 0,61% 0,01 Massaal verschil
Herhaling van woorden 4,28% 1,07% 0,01 Verschil
Herhaling van zinsdelen 1,14% 0,61% 0,01 Verschil
Revisies – herformuleren 1,30% 1,43% NS Niet veel verschil
Onvolledige zinnen 0,34% 0,23% NS Niet veel verschil
Gebroken woorden 0,12% 0,04% 0,05 Verschil
Klankerlengingen 1,67% 0,16% 0,01 Verschil
Alle categorieën 17,91% 7,28% 0,01
P* = significantie → wanneer is verschil dat je tussen beide groepen ziet een echt verschil
(statistisch)
- Herhaling van woorden:
• Na verder onderzoekt blijkt dat dan vooral te gaan om woorden die uit 1 lettergreep
bestaan
• Als je gaat kijken naar meerlettergrepige woorden dan is dat percentage
vergelijkbaar tussen stotteraars en niet stotteraars
- De verschillen tussen de stotteraars en de niet-stotteraars
• Stottermomenten doen zich in de woorden voor – within words → typerend voor
stotteren
® Klanken gaan langer duren ® I i i n een woord
® De woorden worden ® Of je zit vast op klank in woord
gefragmenteerd, die vallen uit een
• En zo normale niet-vloeiendheden / onvloeiendheden doen zich tussen de woorden
voor
® Je herhaalt een volledig woord ® Je herhaalt stukje van een zin
® Of je zicht euhm tussen een woord ® Maar de woorden zelf blijven intact
Classificatie van onvloeiendheden – Ambrose & Yairi, 1999
Other disfluencies OD Stuttering-like disfluencies SLD
→ normale, between words → niet-normale, within words
Multisyllabische Telefoon- telefoon- Monosyllabische Dat… dat… dat is
woordherhaling telefoon woordherhaling lekker
Zinscorrectie Ik ga… ik ben daar Gedeeltelijke woord- I…i…ik wil dat niet
geweest of klankherhaling
Fraseherhaling Ik weet… ik weet… ik Verlenging Mmmmama
weet dat
Interjectie Ik denk… euhm… hond! Blokkering …papa
Afgebroken woord Para… (plu)
Zijn normaal en komen bij iedereen voor! Komen ook bij iedereen voor en kunnen spraak
verstoren door vorm, duur, frequentie en/of spanning
,Categorieën niet-vloeiendheden, opgesplitst in kernstottergedragingen en normale niet-
vloeiendheden – Janssen, 1985
Kernstottergedragingen (type 1) Normale niet-vloeiendheden (type 2)
- Snelle, meervoudige herhaling van een - Langzame, enkelvoudige herhaling van
klank een klank
→ de k-k-k-kapitein → dat is t-treffend
- Snelle, meervoudige herhaling van een - Langzame, enkelvoudige herhaling van
lettergreep een lettergreep
→ democra-cra-cra-cratisch → een po-positie
- Snelle, meervoudige herhaling van een - Langzame, enkelvoudige herhaling van
eenlettergrepig woord een woord
→ de-de-de- de man → gisteren-gisteren ben ik
- Snelle, meervoudige klankinterjectie - Eh-interjectie en woordinterjectie
→ ik eh-eh-eh-eh wil → ik wil…eh… even zegen/ dinges
- Verlenging van een klank - Zinsdeelherhaling
→ het vvvvv-vreemde → ik ben toen, ik heb met toen
- Blokkade met hoorbare en zichtbare - Pauze zonder hoorbare of zichtbare
spanning spanning
→ ik b…[pauze]… ben → ik wil … [pauze] … even zeggen
Bloodstein, 1987
Type onvloeiendheid Within-word - SLD Between-word - OD
Klank-/syllabeherhaling X
Klankverlengingen X
Gebroken woord X
Monosyllabische woordherhaling X
Multisyllabische woordherhaling X
Fraseherhaling X
Tussenvoegsels/interjecties X
Revisieis X
Kinderen die niet stotteren op peuter-kleuterleeftijd:
- Gemiddeld 6-8 onvloeiendheden op 100 syllaben (6-8%)
Volwassenen die niet stotteren:
- Gemiddeld 5 onvloeiendheden op 100 syllaben (5%)
Kinderen die stotteren op peuter-kleuterleeftijd:
- Gemiddeld 17 onvloeiendheden op 100 syllaben (17%)
Aantal onvloeiendheden bij kinderen op peuter-kleuterleeftijd die niet stotteren, volwassenen
die niet stotteren en kinderen die stotteren op peuter-kleuterleeftijd:
Kinderen die niet stotteren Volwassenen die niet Kinderen die stotteren op
op peuter-kleuterleeftijd stotteren peuter-kleuterleeftijd
® Gemiddeld 6-8 ® Gemiddeld 5 ® Gemiddeld 17
onvloeiendheden op 100 onvloeiendheden op 100 onvloeiendheden op 100
syllaben syllaben syllaben
® 6-8% ® 5% ® 17%
,Hogere percentages – 19-20% – werden gevonden dichter bij aanvang (“onset”) van
stotteren
Met stijgende leeftijd treedt er een afname op van:
- Aantal woordherhalingen
- Stille pauzes
- Zinsrevisies
Met stijgende leeftijd is er een toename van:
- Aantal opgevulde pauzes – interjecties – tussenvoegsels
Ongeacht hun leeftijd:
- Kinderen die stotteren meer SLD – within words – dan kinderen die niet stotteren
Aantal stuttering-like disfluencies bij groep kinderen die stottert en bij groep kinderen die
niet stottert:
Productie van SLD bij groep kinderen die Productie SLD bij groep kinderen die niet
stottert stottert
® 3 à 4 SLD op 100 syllaben ® Minder dan 3 SLD op 100 syllaben
® 3-4% ® < 3%
% SLD proportioneel tegenover het aantal onvloeiendheden:
Kinderen die stotteren Kinderen die niet stotteren
® SLD maken gemiddeld voor 65% deel ® Bij kinderen die niet stotteren is het %
uit van totale aantal onvloeiendheden SLD steeds kleiner dan 50% en meestal
® Dit is dus bijna het dubbel van kinderen 35%
die niet stotteren
- KDS of “at risk” voor stotteren =
• Minstens 3 niet-normale onvloeiendheden/stuttering like disfluencies per 100 syllaben
- Hoe hoger de proportie SLD tegenover het totale aantal spraakonvloeiendheden, hoe
groter de kans dat de luisteraars het kind zullen beoordelen als stotterend
Wat is stotteren?
World Health Organization – WHO, 1980
“Stotteren is een verstoring in het ritme van de spraak waarbij de spreker precies weet wat
hij wil zeggen, maar dat voor de moment niet kan vanwege onwillekeurige – stille en
hoorbare – herhalingen en verlengingen van spraakklanken.”
DSM-5, 2013
- “Childhood-onset fluency disorder” is:
Een communicatie stoornis gekenmerkt door een verstoring in de vloeiendheid van
spraak dat niet past bij de leeftijd van het individu.
Stotteren omvat:
• Herhalingen en verlengingen van spraakklanken
• Blokkeringen voor en tijdens het spreken
• Lange pauzes
• Veel inspanning tijdens het spreken
• Monosyllabische woordherhalingen
, Het gaat meestal gepaard met angst om te spreken en kan beperkingen opleggen aan
hoe comfortabel een kind zich voelt om deel te nemen aan sociale of academische
omgevingen.
- Symptomen van childhood-onset fluency disorder ontwikkelen tussen de leeftijd van 2 en
7 jaar
Waarbij 80-90% van de gevallen zich ontwikkelt op de leeftijd van 6 jaar
- Hoewel licht stotteren gebruikelijk is bij kinderen die leren spreken, wordt dit gedrag een
vloeiendheidsstoornis wanneer het aanhoudt na verloop van tijd en leed veroorzaakt bij
het kind
- Stotteren komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen
- Symptomen van childhood-onset fluency disorder:
• Herhaling van lettergrepen, klanken of eenlettergrepige woorden
• Verlenging van de uitspraak van klinkers en medeklinkers
• Gebroken woorden – pauzes in een woord
• Gevulde en ongevulde pauzes in spraak
• Woordvervangingen om problematische woorden te vermijden
• Woorden produceren met overmatige fysieke spanning (bv. hoofd bewegen, gebalde
vuist)
• Frustratie of verlegenheid gerelateerd aan spraak
Stotteren: KERNgedrag – core behaviours
Klank- en syllabeherhalingen Klankverlengingen Blokkades
® Ongewilde herhalingen ® Ongewild verlengen van ® Ongewilde afsluiting
van een klank of syllabe een klank in een woord door overmatige
van een woord ® Vaak beginklank maar spierspanning ter hoogte
® Vaak nogal snel en/of niet altijd van de tong of lippen
onregelmatig ® Doorgaans met extra ® Er is dan even geen
® Doorgaans met extra spierspanning klank
spierspanning
- Herhalingen
• Herhaling van een spraakelement, voornamelijk klanken en syllaben
• Door de leek beschouwd als meest kenmerkend voor stotteren
• Kenmerken:
® Element wordt 2-5 keer herhaald
® Gemiddelde duur: 1,6 seconden, met standaarddeviatie van 3,0 seconden
® Frequentie beïnvloed of luisteraars gedrag wel of niet als stotteren zullen
beschouwen
- Verlengingen
• Verlengen van vocaal of consonant, zodat duur langer is dan typisch voor die klank
• Merkbare afwijking van de verwachte duur
• Ook beschouwd als typisch kenmerk van stotteren
• Kenmerken:
® Enkel bij continuanten (s,z,v,sj,w,zj,g,ch,…) en klinkers
® Gemiddelde duur: 0,87 seconden met standaarddeviatie van 0,72 seconden
® Dus gemiddeld korter dan herhalingen ook kleinere SD
® Ook postural fixations → Van Riper, 1984
, Type onvloeiendheid Gemiddelde duur Standaarddeviatie
Klank-/syllabeherhalingen 1,6 seconden 3 seconden
Klankverlengingen 0,87 seconden 0,72 seconden
- Blokkeringen
• Fixaties in de luchtweg waardoor de lucht niet kan stromen
• Kenmerken:
® Vaak ter hoogte van glottis
® Vaak sterk aversief geladen → loss of control
® Ook wel silent prolongations genoemd → Wintgate, 1964
® Soms hoorbare laryngeale druk bij aanvang van de klinker
® Doorgaans zeer abrupt met klik-achtige geluiden
Stotteren: SECUNDAIRgedrag
Naast kernstotters ontwikkelen zich vaak bijkomende verschijnselen = secundaire reacties
- Vaak onbewust geleerde gedragingen
• Stotteren → negatieve betekenis → pogingen om kerngedrag uit te stellen, te
onderbreken, te vermijden of te verbergen
- In wezen allemaal (passief en actief) vermijdingsgedrag → bedoeld om ervaringen met
stotteren te reduceren
- Geleerd (operant) gedrag bij wijze van coping
Fysische reacties Vocale en verbale Fysiologische reacties
bijkomende gedragingen
® Gezichtsgrimassen ® Met zachte stem gaan ® Respiratoir:
® Bijgeluiden praten inspiratoir praten
® Hoofdbewegingen ® Extra luid praten Onregelmatig inademen
® Bewegingen van ® Monotoon of net
ledematen overmatig melodieus ® Fonetoir:
® Gebruik van Tremoren
synoniemen,
omschrijvingen, ® Articulatorisch:
tussenvoegsels Excessieve musculaire
spanning in de
articulatoren
- Zeer grote interindividuele variabiliteit; kleine intra-individuele variabiliteit
- Elke personen die stottert heeft zijn eigen arsenaal en eigen patronen aan geassocieerde
gedragingen
- Sommige personen die stotteren hebben vaste, hen kenmerkende sequentie
Indeling van Van Riper, 1984
- Vermijdingsgedrag
- Uitstelgedrag VOOR
- Startgedrag
- Duw- en ontsnappingsgedrag TIJDENS