Wereldoriëntatie: biotopen uit onze streek, een inleiding
Hoofdstuk 1: inleiding
Binnen deze leereenheid brengen we namelijk een bezoek aan de verschillende biotopen. Maar die
leereenheid is opgebouwd op 3 verschillende hoofdstukken
- Het bos
- De weide, het veld en de wegberm
- De waterkant
Binnen die afzonderlijke hoofdstukken bekijken we de leertekst en hun bijhorende bijlagen. Maar
voor we die bekijken, bespreken we eerst het begrip biotoop.
Hoofdstuk 2: biotopen
Enkele begrippen
Binnen biotopen is er een onderverdeling in ‘levend’ en ‘niet-levend’.
Levende organismen zijn organismen die ademen, voedsel opnemen, bewegen, groeien, afvalstoffen
afscheid, reageert op de omgeving en zich voortplant.
! organismen en niet-levende natuur beïnvloeden elkaar !
Niets staat los van elkaar, alles hangt samen = ecosysteem of biotoop
Er zijn verschillende organisatieniveaus
- Individu: één enkel organisme
- Populatie: individuen van dezelfde soort
die in een georganiseerd verband leven
- Levensgemeenschap: meerdere
populaties van verschillende soorten die
in een complexer verband met elkaar
leven
- Ecosysteem: een levensgemeenschap
hangt nooit los van de omgeving, de
samenhang tussen levensgemeenschap &
omgeving
- Biosfeer: alle ecosystemen samen
Biodiversiteit neemt toe als er meer soorten in een ecosysteem voorkomen. Dit kan zich herstellen
want een grotere biodiversiteit betekend meer kans op storingen
Wat is een biotoop
De woonplaats van een levensgemeenschap. Een levensgemeenschap is een ruimtelijk
georganiseerde groep van organismen die elkaar beïnvloeden.
Voorbeelden:
- Tuin
- Bos
- Sloot
, - Weide
Een biotoop = een systeem in evenwicht
Ecosystemen veranderen door de jaren heen niet veel maar individuen wel!
Planten groeien, bloeien en sterven. Bodem wordt gevormd en afgebroken door invloed van wind,
temperatuurverschillen en regen
! een ecosysteem is een dynamisch geheel !
De dynamiek heeft energie nodig, deze energie komt van de zon
Groene planten leggen zonne-energie vast binnen het ecosysteem tijdens de fotosynthese. Daarom
worden ze de producenten genoemd, want daarna worden ze doorgegeven aan andere organismen,
de consumenten.
Voedselketen
De voedselvoorziening verloopt over meerder schakels. Het ene
wezen voedt zich met het andere, dat op zijn beurt als voedsel dient
voor een volgend levend organisme. De opeen schakeling vorm een
voedselketen.
Voedselketens bestaan uit 3-4 schakels.
Voedselketens kunnen verweven worden met elkaar = voedselnet/ voedselweb
Wanneer één schakel uitvalt raakt het ecosysteem ontregeld.
Voedselkringloop
Organismen die begin en einde van de voedselketen met elkaar verbinden en zo een
voedselkringloop maken, zijn de reducenten. Een voedselkringloop stop nooit maar loopt door!
Voorbeeld voedselkringloop met 6 schakels:
1. Eerste schakel = de producenten
Voedselketens beginnen met groene plant die hun organisch materiaal halen uit anorganisch
materiaal
- Levend materiaal uit niet-levend materiaal
- Energie uit de zon
2. Tweede schakel = planteneters, consumenten
Levende wezens die zich rechtstreeks voeden met de groene planten
- Bladluizen, rupsen, slakken …
3. Derde schakel = vleeseters, consument
Voeden zich met de planteneters
, - Lieveheersbeestje, larven …
4. Vierde schakel = vleeseter, consument
Voeden zicht met de planteneters of vleeseters
- Koolmezen
- Larven
- Grote vogels
5. Vijfde schakel = vleeseters, consumenten
Voeden zich met de vleeseters of planteneters
- Ransuil
- Larven
- Koolmezen
- Muizen
6. Zesde schakel = reducenten
Ze breken het materiaal af tot opneembare voedingsstoffen
voor de plant
- Zwammen, ééncellige organismen
Voedselpiramide
De eerste organismen in een voedselketen (planten) zijn meestal in grote
aantallen aanwezig. Bij elke volgende schakel (dieren) neemt het aantal
individuen af. Als men de producenten en de consumenten onder elkaar zet
en hierbij de aantallen weergeeft, krijg je een voedselpiramide.
Bij elke overgang is er ‘energieverlies’
Een gifpiramide ontstaat doordat er schadelijke stoffen in het milieu terecht
komen die planten opnemen en doorgeven aan de dieren. Zo krijgen we een
steeds grote concentratie giftige stoffen
De schadelijke stoffen worden omgezet in vetten die de dieren gebruiken in de winter daardoor
komen de giftige stoffen in het dier terecht en worden ze vergiftigd.
Waarom aandacht voor een biotoop
Kinderen moeten leren de natuur te zien als één geheel waarin alles in verband staat met elkaar
zoals de schakels van een ketting. Daarom is aandacht voor biotopen belangrijk.
! ze leren pad inzichten verbanden te zien en begrijpen in 2 de graad !
, Wereldoriëntatie: biotopen uit onze streek: HET BOS
Het bos is een belangrijke biotoop
Het bos is één van de belangrijkste biotopen in het Belgische landschap.
Het bos bestaat uit meer dan enkel bomen. We hebben nog struiken, varens, paddenstoelen, vogels,
insecten …
Een bos= Het is een biotoop, het is een woonplaats van een levensgemeenschap van planten en
dieren waarin de boom het opvallendste element is.
Belangrijkste elementen: licht, H2O, CO2 & O2
De fotosynthese is zeer belangrijk binnen de biotoop het bos.
Het licht in het bos
Zonlicht is van groot belang bij fotosynthese. Planten hebben licht nodig om voedsel te maken uit
water en koolzuurgas.
! zonlicht is dus de energiebron !
Bomen moeten elkaar beconcurreren omdat ze niet zonder zonlicht kunnen. De beste strijdmiddelen
is het vormen van stevige, hoof reikende stengels. Ze hebben een ‘heersernatuur’
In het bos hebben we 4 lagen:
- De boomlaag/ kruinlaag
- De struiklaag
- Kruidlaag
- De bodemlaag (= moslaag en wortellagen)
In de bodemlaag gebruiken de mossen het volle licht van de
vroegere lentezon. In die periode kan het licht ongehinderd
tot op de bosbodem doordringen.
In de kruidlaag zijn er veel lentebloeiers. Zij vormen bladeren en bloemen vooraleer er bladeren aan
de struiken en bomen komen. De lichtsterkte in het bos 20 maal kleiner dan erbuiten. De
lentebloeiers zijn tot vroege ontwikkeling in staat omdat ze reservevoedsel bevatten. De varens uit
de kruidlaag ontwikkelen zich gewoonlijk pas later. Dit zijn ook schaduwplanten, overleven met
weinig licht.
In de struiklaag krijgen hun bladeren in de late lente. Ze groeien aan de rand van het bos en krijgen
op deze manier de nodige hoeveelheid licht. De struiken die dieper in het bos staan krijgen hun
bladeren vroeger.
In de boomlaag voeren de bomen een onderlinge strijd voor het licht. Bepaalde bomen kunnen
andere bomen (jonge eiken) doen verdwijnen.
Water opnemen
Dank zij de stam kunnen de bomen zo hoog groeien om voldoende licht te krijgen. Maar binnen een
bepaalde boomsoort zijn er veel verschillen.