Nederlands vooruitgeschoven examen december: Grammatica
1. Woordsoorten
A. Het lidwoord:
Nederlands kent 3 lidwoorden: de, het (bepaald), een (onbepaald).
Het is altijd onzijdig en komt voor bij:
- Verkleinwoorden
- Gesubstantiveerde werkwoorden
- Namen van talen, windrichtingen, metalen en sporttakken
- Woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel & -sum.
Aantal substantieven kunnen zowel met de als met het.
(Geen betekenisverschil):
De/het lesrooster
De/het parfum
De/het cluster
De/het commentaar
…
(Wel betekenisverschil):
In het stof bijten./Ken je de (leer)stof?
De portier opende de deur./ Het portier van de auto was beschadigd.
…
B. Het zelfstandig naamwoord of substantief:
Soortnamen: Gewone zelfstandige naamwoorden
Eigennamen: Specifiek voor namen, personen, dieren of zaken. Herkenbaar aan
hoofdletters.
C. Het werkwoord:
o Zelfstandige werkwoorden, KWW, HWW:
Zelfstandig WW: Kunnen de betekeniskern van de zin uitmaken, ze kunnen als enig
WW voorkomen in een zin.
Bv. Wouter spiekt.
Wanneer in een zin 2 WW voorkomen, is het WW dat niet de PV is, het ZWW.
Bv. Wouter heeft gespiekt.
Komt een zin voor in het voltooid deelwoord, dan is dat het ZWW.
Bv. Wouter zou wel eens gespiekt kunnen hebben
Koppel WW: ZWOBBELS.
Moeten gekoppeld zijn aan naamwoordelijk deel om betekenis te hebben.
Bv. Hij zou een goed journalist zijn.
Hulp WW: Hebben geen betekenis zonder andere werkwoorden. Ze hebben dus
altijd een werkwoordelijk deel nodig.
Bv. Ik wil dit academiejaar zeker slagen.
o Wederkerend en niet-wederkerende WW:
Wederkerende WW hebben in de zin een wederkerend VNW (me, je, zich, ons)
Bij niet-wederkerende WW is dat niet zo.
Bv. Joris haastte zich naar buiten.
Waarom stellen zij zich zo altijd zo aan?
, o De vervoeging van het werkwoord:
Vervoeging betekent dat het ww aangepast wordt aan:
- Het grammaticaal getal v/h onderwerp (enkv, meerv).
- De grammaticale persoon van het onderwerp (1 ste, 2e, 3e)
- De bedoelde tijd.
o Het bijvoeglijk naamwoord of adjectief:
Zegt iets over het substantief.
Bv. De ijverige marketeer, de marketeer is ijverig.
Sommige adjectieven duiden een eigenschap aan die versterkt kan worden.
Bv. Jan is groot. Piet is groter. Joris is het grootst.
Een adjectief kan ook een zelfstandig gebruikt worden.
Bv. De groenen zijn tegen elke vorm van kernenergie.
o Het bijwoord:
Zeggen iets meer over elementen in de zin dat geen zelfstandige naamwoorden zijn.
Bv. Marieke kan vlot lezen (vlot zegt iets over lezen)
Bijwoorden kunnen ingedeeld worden analoog aan de bijwoordelijke bepalingen:
Bijwoorden van plaats of richting (daar, ergens, opzij, bergop, …)
Bijwoorden van tijd (wanneer, hoelang, pas, vandaag, …)
Bijwoorden van frequentie (soms, dikwijls, telkens, doorgaans, …)
Bijwoorden van graad (nogal, enigszins, zeer, uitermate, …)
Bijwoorden van kwantiteit (bijna, volkomen, helemaal, vrijwel, …)
Bijwoorden van wijze (zo, aldus, hoe, anders, graag, …)
Bijwoorden van modaliteit (misschien, helaas, inderdaad, weliswaar, …)
Bijwoorden van ontkenning (niet, geen)
Bv. Die cursus moet hier ergens liggen
Wanneer begin je aan je nieuwe job?
Doorgaans komt hij altijd op tijd.
o Het voornaamwoord:
Een voornaamwoord is een woord dat verwijst naar iets anders. Dat is vaak een
zelfstandig naamwoord of een volledige zin.
Bv. Hij loopt over straat.
Ik heb dat nooit gezegd.
Het persoonlijk voornaamwoord: Het persoonlijk voornaamwoord kan de plaats
van het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp innemen.
Bv. Gitte is geslaagd & Gitte is blij Gitte is geslaagd en ze is blij.
Het tijdschrift ligt op tafel Het ligt op tafel.
Gitte & tijdschrift zijn antecedenten.
Het bezittelijk voornaamwoord: Geeft de relatie weer tussen een persoon, dier of
zaak en een zelfstandig NW.
Bv. Het eindwerk van hem Persoonlijk voornaamwoord
Zijn eindwerk Bezittelijk voornaamwoord
Soms kan het bezittelijk voornaamwoord ook zelfstandig gebruikt worden.
Bv. De onzen hebben de wedstrijd gewonnen.
Het aanwijzend voornaamwoord: wijst personen, dieren of zaken aan.
Bv. Is Griet er al? Die is doorgaans stipt op tijd.
Dit boek is van mij en dat is van hem.