Realisme
Actua:
Klimaattop in Glasgow: samenkomst alle wereldleiders om de doelstellingen van het Parijsakkoord te
bespreken. We weten nog niet duidelijk wat er gebeurt, het is een redelijk vaag nieuws.
Onenigheid: is dit akkoord bindend? Zijn er gevolgen als je het niet doet? Je bent gebonden
aan de doelstellingen, niet aan de manier waarop je dit wil doen.
Komt vaak terug: samenwerking tussen staten kan gebaseerd zijn op vrijwilligheid of op
verplichting (waar ligt de grens tussen beiden?). Je bindt jezelf ‘vrijwillig’ aan een verplichting
door in een verdrag of akkoord te treden.
Door de mengeling van juridische verplichting van de doelstellingen, maar moeilijk de facto
afdwingbaar is er veel onduidelijkheid en vaagheid in de nieuwsgeving onzekerheid in het
internationaal systeem.
Conflict China en Taiwan: is Taiwan een staat? Een “staat” is een vaag woord, dus we spreken bij de
sociale wetenschappen over een politiek systeem China vindt dat zij de staat zijn en dat Taiwan een
gesubordineerd, onafhankelijk politiek systeem is. De facto klopt de VN-definitie van een staat niet voor
Taiwan. Hoewel: de functies van een staat zijn wel vervuld door dit politiek systeem (economische
onafhankelijkheid, culturele verschillen, etc).
Politiek systeem: Waltz
Analyseniveaus in het type van theorievorming in de internationale politiek (andere causaliteit): 3 images, nl.
Menselijke natuur/het individu: je kan spreken over de menselijke natuur van Xi Jing Ping en zeggen
dat hij gefrustreerd is (strenge opvoeding, zelf slachtoffer geweest van het Communistische systeem
doordat zijn vader is opgepakt geweest door Mao).
Je kan kijken naar de kenmerken van het individu van het leiderschap wat de aanleiding is voor
hun beleid (oorzaken voor bepaalde effecten terugvoeren op de menselijke karakteristieken).
Collectieve actoren: politieke actoren binnen China zelf (staten, stadstaten, partijen, lobby’s, instituties,
firma’s, NGO’s, achterban, etc).
Problemen in de maatschappij worden onderdrukt en er wordt voor afleiding gezorgd door de
problemen te externaliseren uit het eigen systeem en de aandacht te steken op het slechte
Taiwan en VS. De staat China heeft ook een achterban nodig en elke vorm van kritiek moet dus
onderdrukt worden (als men kritisch wordt tegen het systeem, komt het systeem in gevaar).
Je voert gedrag terug op de kenmerken van de staat (individuele kenmerken zijn minder
prioritair).
Reductionistisch: beperken zich tot (het gedrag van) de eenheden in het systeem.
Structuur van het internationale systeem: een grote macro-theorie moet gebaseerd zijn op de
systeemkenmerken die staten onder structurele dwang zetten om zich op een bepaalde manier te
gedragen.
“Helikopterperspectief”
1
,Realisme:
Deze stroming is gestart na WO I, vooral in de VS. Realisten zetten zich af tegen de idealisten, die ze naïevelingen
vonden (wouden de oorlog voorkomen door er onderzoek rond te doen). Het vormt een redelijk pessimistisch
beeld van de internationale toestand: oorlog valt niet af te wenden door het te onderzoeken, we kunnen het
enkel verklaren door het te onderzoeken.
Algemeen: er bestaan verschillende vormen van realisme, maar het gaat altijd over de machtuitoefening van
staten om zo oorlog te voeren of te voorkomen. Deze macht manifesteert zich ofwel tussen staten onderling in
interstatelijke oorlogen ofwel door onderdrukking binnen de staat (maatschappelijke orde en
machtsuitoefening).
Maar: waarom hebben we dan mensenrechten en democratieën? Deze concepten worden volgens de realisten
gebruikt als een reden om anderen binnen te vallen en aan te vallen. Machthebbers beslissen wat
mensenrechten en democratieën zijn en bespelen zo de publieke opinie (deze zaken zijn dus ondergeschikt aan
de machtsuitoefening van de staten). De publieke opinie wordt bespeeld door de actie van staten i.p.v. dat de
publieke opinie stuurt hoe een staat handelt.
Er bestaan 2 grote tradities binnen het realisme:
Neo-/structureel realisme
Klassiek realisme
Focus op de structuur van het internationale
Focus op de menselijke natuur.
systeem.
Morgenthau (1948)
Waltz (1979)
De structuur van het internationale systeem is
Staten als unitaire actoren die op zoek zijn naar
gekenmerkt door anarchie: de wereld kan geen
macht. De menselijke natuur ligt aan de oorsprong
zaken afdwingen (er is geen wereld leger, wereld
van het machtsstreven.
regering, etc).
Machtsuitbreiding en het streven naar de eigen De structuur van het systeem beïnvloed alle
staatsbelangen creëert alle verwachtingen. verwachtingen (dus: macht is niet het doel an sich).
1. Klassiek realisme: focus op de menselijke natuur.
Staten als unitaire actoren die op zoek zijn naar macht machtsuitbreiding en het streven
naar de eigen staatsbelangen creëert alle verwachtingen).
2. Neo-/structureel realisme: focus op de structuur van het internationale systeem.
De structuur van het systeem beïnvloed alle verwachtingen macht is niet het doel op zich.
De structuur van het internationale systeem is gekenmerkt door anarchie: de wereld kan geen
zaken afdwingen ook al worden er zaken afgesproken, omdat er is geen wereld leger, wereld
regering, etc zijn.
2
,Bouwstenen van het realisme:
Anarchie: afwezigheid van hiërarchie
Er zijn geen boven- en ondergeschikten in de internationale actoren: er is geen unit op het
wereldsysteemniveau dat een bovengeschikte macht (monopolie) heeft op het legitieme
gebruik van geweld en zaken kan opleggen op de andere actoren in dat systeem.
Binnen een staat heb je wel bepaalde units die bovengeschikte staan t.o.v. andere untis in het
nationale systeem. Daarenboven zijn er actoren die monopolie hebben op het legitieme
(aanvaarde) gebruik van geweld, nl politie en het leger.
Binnen het concept van anarchie staat competitie centraal: alle wat je doet is een zero sum
operatie, waarbij alles wat de één wint, de ander verliest.
Staat als centrale actor:
Binnen de anarchie zijn de functies van de verschillende units hetzelfde (het zijn nl allemaal
staten), maar zijn hun capabilities anders (de ene is machtiger dan de ander). De relaties tussen
de actoren zijn er geen van boven- en ondergeschiktheid, maar gewoon betrekkingen tussen
de staten onderling.
De staat wordt gezien als een rationele actor die zijn eigenbelang nastreeft via een kosten-
baten analyse (binnen het klassiek realisme is dit een normatief-prescriptieve aanname, bij het
structureel realisme een aanname in een verklarende theorie).
Overleving: zelfhulp
Klassiek: Je moet de overleving nastreven in het nationale belang (= doelstelling).
Neo: de overleving is een aanname, we gaan ervan uit dat staten rationeel zijn en het nationale
belang willen behartigen, maar dit is niet altijd zo.
Klassiek realisme: Morgenthau
Terugvoeren van de causaliteit naar de menselijkheid: de menselijke natuur streeft naar macht. Het is omdat de
mens machtsbelust is, dat we dit ook zien in de internationale politiek. Het klassiek realisme is verklarend en
prescriptief tegelijk als theorie. Het is een theorie die voor de zogenaamde rationele politiek en de verdediging
van het staatsbelang is. Het klassiek realisme zet zich af tegen het idealisme, het US isolationisme en de moreel-
legalistische visie over hoe men het internationaal beleid moet uitvoeren, wat heel voorschrijvend was.
Tragisch verantwoordelijkheidsgevoel van de “wijze” staatsman: als leider van een staat zal je altijd misdaden
moeten begaan, dit is onvermijdelijk (ons onheil zal minder erg zijn dan als we niets hadden gedaan, door dit te
doen voorkomen we andere misdaden).
Dit is een oproep tot prudentie: je moet ingrijpen, maar ook niet te veel ingrijpen. Je moet prudent zijn, inzicht
hebben om non-interventie te begaan (nood aan omzichtigheid en oordeelsvermogen). Klassiek realisten
beschrijven ook op basis waarvan je dit al dan niet moet doen ( prescriptie).
Ze grijpen vaak terug naar de tactiek van divide et impera: begonnen bij de Romeinen en verder uitgewerkt en
geperfectioneerd door de Engelsen (vb.: steun aan Belgische onafhankelijkheid, Frankrijk en Duitsland laten
vechten Europeanen laten oorlog voeren tegen elkaar, zodat wij de wereld kunnen veroveren via de
wereldzeeën). Ze doen dit nog steeds (cf. geprobeerd binnen de EU met de Brexit, maar de EU is blijven bestaan).
3
, Structureel realisme: Walz
= defensief, neorealisme van Waltz. Opbouw van de bouwstenen: opbouwen van een systeemtheorie
(afhankelijk van de opbouw van de structuur gaan staten zich ander gedragen, dit staat los van de motivatie
de internationale structuur zelf creëert een verwachting in het gedrag van de staten). Een structuur bestaat uit
3 elementen:
1. Ordenend principe: anarchie (afwezigheid van hiërarchie).
Aanname: het hoofddoel van staten is zelfbehoud. Het gevolg hiervan is dat de relaties tussen
de eenheden gekenmerkt worden door selectie, zelfhulp, competitie, coördinatie en
socialisatie.
2. Aard van eenheden/staten: de functies van binnenlandse units verschillen (functionele differentiatie
en specialisatie d.m.v. een uitvoerende macht, wetgevende macht, militair, politie, juridisch, etc), maar
op internationaal vlak zijn alle staten hetzelfde.
Counter units ze zijn anders in hun capabilities, maar hebben wel allemaal dezelfde functie.
Binnen anarchie is er een functionele gelijkheid, waarbij de staten op elkaar beginnen te lijken.
Deze eenheden bepalen de beperkingen en mogelijkheden van niet-statelijke actoren.
Staten zijn soeverein (je bent onafhankelijk en kan uiteindelijk doen wat je wilt) en
interdependent (ze reageren op en zijn afhankelijk van elkaar, maar dit is niet zo georganiseerd
als in een binnenlands systeem, binnen een staat zijn ze geïntegreerd, internationaal zijn ze
interdependent).
3. Verdeling van capabilities: machtsverdeling.
Staten verschillen niet in hun functies, maar wel in hun capabilities: bevolking en territorium,
grondstoffen, economische en militaire macht, politieke stabiliteit, etc.
Vb. Warschaupact: dit waren geen functioneel equivalente unitaire systemen (want waren onder de knoet
van de USSR), dus is dit een serieus pact? Dit waren nog steeds soevereine staten met eigen instituties, hoewel
veel vaak die instituties werkten voor Rusland (militair onder leiding van de USSR, economisch afhankelijk en
interdependent). Door de imposante capaciteiten van de USSR waren deze staten hun macht kleiner, maar je
mag het hele Oostblok niet bekijken als één unitaire staat (zo haal je de aanname van de theorie meteen
onderuit). De units waren hetzelfde, maar hun capabilities waren anders (maar ze hadden geen zero-
capabilities, anders kan je wel spreken over één unitaire unit onder de USSR) toont wel aan dat dit een
extreme simplificatie is.
Het anarchische systeem wordt gekenmerkt door onzekerheid: je weet niet wat de ander zal doen en wat er zal
gebeuren. De variaties binnen het structureel realisme zijn terug te vinden binnen de capabilities:
1. Unipolair systeem: hegemoniale stabiliteit, vreedzaam met overgangsoorlogen.
2. Bipolair systeem: grote stabiliteit met perifere conflicten voor de status quo. Inschatting van elkaars
sterkte, meer samenwerking, meer omgangsregels, snellere aanpassing.
Vb: koude oorlog België moest zich positioneren, premier Spaak was een communist-
socialist, maar koos toch voor de kant van VN (irrelevantie van de persoonlijke natuur van de
staatsman valt te verklaren door de structurele dwang van het internationale systeem waar
België onder stond, om zo haar voortbestaan te verzekeren).
3. Multipolair systeem: instabiel systeem, veel oorlogen die niet zeer intensief zijn.
Als er veranderingen plaatsvinden in de internationale structuur, dan komen er ook veranderingen in de
stabiliteit, wat leidt tot allianties, kansen op oorlog en vrede en het vormen van machtevenwichten.
4