Samenvatting: Sociale en politieke leerstelsels 2021-2022
Hoofdstuk 0: Inleiding
Onderwerp van het boek: geschiedenis van politieke ideologieën,
geschiedenis van het denken over emancipatie
Drie belangrijke begrippen bij de evolutie van de mens:
- ongelijkheid: altijd aanwezig geweest in de samenleving, dit leidt tot emancipatie
Toename van ongelijkheid binnen de landen sinds de jaren 80-90 door
geïndustrialiseerde wereld maar afname van ongelijkheid tussen landen (nog steeds
groot verschil!)
- emancipatie: betrachting om een volwaardige plaats in de samenleving te krijgen, de
emancipatiestrijd is verbonden aan machtsconflicten
- vooruitgang: door meer greep op eigen levensomstandigheden (materieel +
immaterieel)
‘Optimismekloof’ = alles gaat goed met mij, maar niet met de wereld, ons en de mensheid
verklaring van Hans Rosling → mens beschikt over drama instincten die hem een
overdramatisch wereldbeeld geven
‘Ideologie’
= geheel van ideeën dat de basis vormt voor georganiseerde politieke actie of dit nu
bedoeld is om het bestaande machtssysteem te behouden, aan te passen of omver
te gooien (vormgeven van sociaal-politieke verhouding)
zowel positieve als negatieve opvattingen
zowel descriptieve als normatieve (zou moeten zijn) opvattingen
Gevaren→ presentisme: het anachronisch introduceren van hedendaagse ideeën en
zienswijzen in interpretaties van het verleden
→ maar zijn die ideologieën dan nog wel relevant?
Oplossing van Scott→ probleemruimte: vragen van toen achterhalen + vandaag, actueel
Vergelijking van wetenschappelijke theorie en ideologie:
➢ Gelijkenissen:
- aannames en startpunten
- uitleggen van de sociale wereld en zijn veranderingen
- gebruikt een systeem van concepten en ideeën
1
, ➢ Verschillen:
Ideologie Wetenschappelijke theorie
geeft zekerheid op alle vragen is conditioneel, onderhandelend begrijpen
is vast, gesloten en af is een groeiend, open proces
is blind voor alternatief bewijsmateriaal verwelkomt tests en bewijsmateriaal
interne contradicties neutraal, neemt alle kanten in acht
Opzet van de cursus:
→ kritische inleiding tot de centrale ideeën van politieke moderniteit:
vrijheid, gelijkheid, solidariteit/broederlijkheid
We bekijken de drie concepten van vrijheid, gelijkheid en solidariteit binnen hun
politieke, economische, culturele context.
Chronologisch: libéralisme, socialisme, communisme, conservatisme, ...
Enkele vragen en praktische afwegingen:
a. Hoeveel feiten en welke selectiecriteria?
Er zijn grenzen aan de details van de soorten ideologieën die we gaan zien
b. Welke denkers en welke ideologen?
Beperkte keuze van denkers en politieke groeperingen
c. Waar te beginnen?
Beginpunt gaat ver terug in de geschiedenis
d. Voorbij eurocentrisme en patriarchie?
Behandelen van zowel westerse denken (eurocentrisme) als de vrouwelijke,
niet-westerse denkers of denkers uit arbeidersklassen
2
,Hoofdstuk 1: De ontrafeling van de middeleeuwse orde (1450-1650)
Renaissance: tijdperk waarin men terugkijkt naar de middeleeuwen om zo verder te kijken
naar de toekomst en de toekomstige mens.
Er gebeuren in deze periode (15e-16e eeuw) veel gebeurtenissen die in Europa een grote
impact hebben, gebeurtenissen weergegeven door de 4 sterretjes.
- wetenschappelijke vooruitgang en geleidelijke emancipatie van de politiek
- einde van de katholieke hegemonie: reformatie en contrareformatie
- koloniale ontmoetingen: het dispuut van Valladolid
- glorieuze revolutie
★ Wetenschappelijke vooruitgang en de geleidelijke emancipatie van de politiek
Leonardo Da Vinci (1452-1519)
als overgangspersoon van Middeleeuwen naar Renaissance
geloofde in het heden en de toekomst van de mensheid
- passie: nadenken over hoe de zaken functioneren, experimenteren om zo conclusies
te nemen (het logische en experimentele)
Secularisatie in de economie
In het verdeelde Italië was de macht bij de stadstaten. Vanaf de 15e eeuw was er een
groeiende handel in de grote steden. Deze handel zorgde voor een vernieuwde visie op
rijkdom en economie.
⇒ nieuwe visie: mercantilisme = vorst heeft de taak om het inkomen van de natie te
ontwikkelen, hij vergroot de commerciële ontwikkeling om
zo ook zijn eigen macht en land te vergroten.
Secularisatie in de politiek
De stadstaten werden geleid door mannen met een visie en creativiteit, niet zomaar de
traditie met Kerk en geestelijken. Politiek werd meer een soort van kunst.
Nicollo Machiavelli: eerste moderne politieke denker
- schreef Il Principe als vorstenspiegel (soort leerboek voor toekomstige vorsten)
- het ging niet over de moraal en idealen maar de werkelijkheid
- meer wetenschappelijke visie op menselijk gedrag (ontstaan politieke wetenschap)
- men moest ervan uitgaan dat de mens van nature slecht is
Hij gaf kritiek op de Kerk maar was niet antireligieus (meer antiklerikaal) → religie
als bindmiddel tussen mensen maar geen heersende kracht bij iemands moraal.
3
, La raison d’Etat: staat heeft bepaalde redenen om te doen wat hij doet die losstaan
van religie en moraal (staat > kerk) vb. geweld, bedrog door de koning mag, koning was gevreesd
‘Vrijheid’ = zekerheid dat de staat zich niet te veel bemoeit met de mensen, belang
van de onaantastbaarheid van het privaat bezit.
⇒ populair machiavellisme: ‘het doel heiligt de middelen’, harde koning, scheiding
van politiek en moraal, …
T. More: ook een schrijver over politieke realiteit en maatschappelijke problemen
was ervan overtuigd dat wat er gebeurt een gevolg is van maatschappelijke
processen en niet de wil van een koning of God (stap in het sociale denken)
bekendste werk: ‘Utopia’
deel 1 → beschrijving van de sociale en economische verwoesting
van Groot-Brittannië, situatie van armoede en hongersnood
deel 2 → beschrijving van het ideale eiland gebaseerd op harmonie en
gemeenschappelijk bezit zonder handel met geld
⇒ Utopisme: afwijzen van de bestaande, onrechtvaardige orde op basis van
religieuze en morele gronden, projectie van een ideaal in een denkbeeldige wereld.
★ Het einde van de katholieke hegemonie: reformatie en contrareformatie
Twee centrale figuren die de nieuwe wetenschappelijke inzichten in Europa verwierpen.
Beiden wilden de kerk zuiveren van tradities en bijgeloof en teruggaan op de
essentie van het geloof.
Luther (1483-1546) speelde een grote rol in de komst van de reformatie
hij kwam in contact met het intellectuele conflict tussen scholastici en humanisten
scholastici humanisten
volgden de kerk strikt verzetten zich tegen dogmatisch denken
figuren: Erasmus, More, …
⇒ Humanisten gaven meer kritiek op het misbruik van de kerk maar waren zelf niet
antireligieus, ze wouden het christendom juist zuiveren
⇒ Luther hield zich afzijdig en koos geen kant tot 1510, zijn reis naar Rome:
Hij voelde ongenoegen met de kerk, de schoonheid van kerken botste met de
decadente levensstijl van de pausen en bisschoppen.
4