In deze samenvatting zijn de aantekeningen van de werk- en hoorcolleges, passages uit het boek en alle arresten opgenomen. Alle belangrijke stof zit in de samenvatting.
Samenvatting strafrechtelijke
aansprakelijkheid
Week 1 – Legaliteitsbeginsel, overgangsrecht en rechtsmacht
De vier voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid zijn:
Een menselijke gedraging;
Die valt binnen de grenzen van de wettelijke delictsomschrijving;
Die wederrechtelijk is;
En aan schuld te wijten.
Ernstiger strafbare feiten, vooral die waarbij vrijheidsstraf in beeld kan komen, worden als
misdrijven aangemerkt minder ernstige feiten, waarbij normaal gesproken een geringe
vermogensstraf op het spel staat, als overtredingen. Voor de commune strafbare feiten gaat
het om plaatsing in boek II (misdrijven) of boek III (overtredingen). Bij bijzondere wetgeving
is vaak een apart kwalificerende bepaling te vinden waarin wordt aangegeven welke delicten
als misdrijf of overtreding worden aangemerkt.
Bij krenkingsdelicten wordt gereageerd op de daadwerkelijke schending of krenking van een
rechtsgoed. Bij de gevaarzettingsdelicten daarentegen wordt de bedreiging van een
rechtsgoed, het gevaar voor een krenking strafbaar gesteld, zoals opruiing art. 131 Sr.
Bij een abstract gevaarzettingsdelict wordt een gedraging strafbaar gesteld die in
algemene, niet nader in de delictsomschrijving gespecificeerde zin gevaar kan opleveren. Bij
een concreet gevaarzettingsdelict wordt in de delictsomschrijving vereist dat daadwerkelijk
gevaar is ontstaan, zoals in art. 157 Sr.
Bij formele delicten (vb. art. 131 Sr) is voor strafbaarheid een bepaalde handeling voldoende
en bij materiele delicten (vb. art. 287 Sr) staat het gevolg meer centraal.
Een kwaliteitsdelict richt zich tot bepaalde normadressaten, in tegenstelling tot gemene
delicten (vb. art. 287 Sr). De delictsomschrijving richt zich in directe zin slechts tot
rechtssubjecten met een bepaalde hoedanigheid (vb. art. 249 lid 1 Sr).
Commissiedelicten zijn delicten waarbij in de delictsomschrijving de gedraging centraal staat
(vb. art. 287 Sr). Soms wordt in een delictsomschrijving een gebod gegeven, dat komt vaak
neer op strafbaarstelling van nalaten – een omissiedelict (vb. art. 136 Sr).
Bij een oneigenlijke (of onzuiver) omissiedelict gaat het naar de wettelijke
omschrijving om een commissiedelict dat toch ook door een nalaten kan worden begaan.
Een voorbeeld hiervan is de ouders die hun kind de noodzakelijke zorg onthouden waardoor
het overlijdt.
Bij doleuze delicten – de gewone verschijningsvorm van een misdrijf – is een opzetsvereiste
in de delictsomschrijving te vinden, bij culpoze delicten een vorm van schuld.
,Gekwalificeerde delicten zijn met zwaardere straffen bedreigd dan de grondvorm van die
delicten, omdat het strafbare feit is gepleegd onder bijzondere omstandigheden, zoals met
voorbedachte raad, roekeloos, met braak, als gewoonte etc. Geprivilegieerde delicten
hebben ten opzichte van het gronddelict een lager strafmaximum, zoals kindermoord en -
doodslag of het te vondeling leggen onder bijzondere, verzachtende omstandigheden.
Art. 1 lid 1 Sr: ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorgegane wettelijke
strafbepaling’ Legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel is een breed (internationaal)
erkend beginsel: art. 7 EVRM, art. 15 IVBPR, art. 16 GW, art. 11 lid 2 Universele verklaring
van de rechten van de mens en art. 49 Handvest van de grondrechten van de EU. De
elementen van legaliteit zijn:
Aansprakelijkheid op grond van een wettelijke bepaling;
o Nullum crimen sine lege (incl. lex certa-vereiste)
o Nulla poena sine lege
Geen terugwerkende kracht
o Nulla poene sine lege praevia
Verbod van te extensieve interpretatie en analogieverbod
Het legaliteitsbeginsel is instrumenteel en rechtsbeschermend; het legitimeert en limiteert
de mogelijkheid van strafrechtelijk optreden. De fundamenten van legaliteit zijn:
o Schuld en preventie: inzicht in de strafwaardigheid van gedrag; vermijdbaarheid en
verwijtbaarheid
o Rechtsstaat: binding van de overheid aan de democratisch gelegitimeerde wet
o Rechtszekerheid als overkoepelend fundament
Lex certa dient de kenbaarheid van het recht en daarmee de rechtszekerheid.
De hoofdregel is dus nulla poena sine lege praevia (art. 1 lid 1 Sr). Er geldt dus een verbod op
terugwerkende kracht hetgeen zowel de strafbaarheid als de straf betreft. Het verbod dient
de kenbaarheid van het recht (lex certa). Echter geldt er een nuancering op de hoofdregel
van art. 1 lid 1 Sr. Vanuit het gezichtspunt van de rechtszekerheid van de verdachte is
toepassing van het nieuwe recht, voor zover dat voor hem gunstiger is, toelaatbaar (het ’lex
mitior-beginsel’). Dit is ook opgenomen in art. 1 lid 2 Sr.
Er kunnen zich bij wijziging van wetgeving twee situatie voordoen, namelijk 1) de
delictsomschrijving verandert resp. vervallen gehele strafbaarstelling en 2) enkele
veranderingen in sanctionering.
In het geval dat de delictsomschrijving is gewijzigd (beperkt materiële leer), dient men de
volgende stappen na te gaan:
Is er sprake van wetgeving (materiële uitleg). Hebben we het hier wel over
wetgeving? Het kan ook gaan om wetgeving uit andere rechtsgebieden dan
strafrecht. Het is pas wetgeving indien het voor burgers algemeen verbindend is. Ook
andere relevante wetswijzigingen die doorwerken in de strafrechtelijke normstelling
(vgl. Incest-arrest).
Is de wetgeving ook veranderd? Er is sprake van een verandering in de wetgeving
(beperkte uitleg). De verandering berust op een gewijzigd inzicht van de wetgever
, nopens de strafwaardigheid van de onderwerpelijke gedraging, gericht op de
strafwaardigheid van reeds voor de wijziging begane feiten (HR Gewijzigde
Warenwetregeling en HR Lex Mitior). NB. Een wijziging in een regeling die uit haar
aard tijdelijk is, of een technische wijziging, is geen relevante wijziging.
Is de verandering van wetgeving gunstiger voor de verdachte?
Indien de volgende stappen allemaal met ja beantwoord kunnen worden, dient de nieuwe
wetgeving toegepast te worden met terugwerkende kracht.
Voorbeeld
Art. 242 vóór 1991
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vrouw dwingt met hem buiten echt
vleselijke gemeenschap te hebben (...).
Art. 242 nu
Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam (...).
In het geval dat de sanctie is gewijzigd, dient men de volgende stappen na te gaan:
Is er sprake van een wijziging in de sanctieregels? Dit kunnen zowel specifieke
sanctienormen zijn als algemene regels van het sanctiestelsel.
Is de wijziging van de sanctieregels gunstiger voor de verdachte (HR Lex Mitior)?
De achtergrond hiervan is EHRM Scoppola: een gebod om gusntigste bepalingen met
terugwerkende kracht toe te passen, hetgeen in art. 7 EVRM ligt besloten.
Indien de volgende stappen allemaal met ja beantwoord kunnen worden, dient de nieuwe
wetgeving met terugwerkende kracht toegepast te worden. Dit heeft te maken met de
proportionaliteit van de straftoemeting.
Voorbeeld – wijziging wegenverkeerswet en art. 1 lid 2 Sr
‘Indien niet kan worden vastgesteld dat sprake is van (ten minste) aanmerkelijke schuld aan
een ernstig verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW, dan kan voor het veroorzaken van
het ongeval alleen ter zake van artikel 5 WVW worden veroordeeld. Het verhoudingsgewijs
lage strafmaximum daarop is per 1 januari 2020 verhoogd van twee naar zes maanden
hechtenis om de kloof met de strafbedreiging die aan artikel 6 WVW is verbonden, enigszins
te overbruggen’, aldus H.M. van Maurik in ‘Roekeloos rijgedrag –een nieuwe
strafbaarstelling in het verkeersstrafrecht’ (Ars Aequi2020).
Toon is een echte zondagsrijder. Hij heeft altijd meer belangstelling voor de omgeving dan
voor de rest van de verkeersdeelnemers. Neem aan dat die belangstelling in december 2019
tot een ongeval leidt. Toon botst met zijn auto op een langs de kant stilstaande fietser, die
daarbij zwaar lichamelijk letsel oploopt. Toon wordt vervolgd voor schending primair artikel
6 WVW en subsidiair artikel 5 WVW. De strafzaak tegen Toon dient op 5 juli 2021 bij de
bevoegde rechtbank. De rechtbank acht zwaar lichamelijk letsel door schuld niet bewezen
en veroordeelt Toon wegens gevaarlijk rijgedrag (art. 5 WVW).
, Leg uit waarom de rechter bij de tweede én bij de vierde materiële vraag van art. 350 Sv de
oude wet zal toepassen. De tweede vraag heeft betrekking op de vraag of het
bewezenverklaarde ook strafbaar is. De vierde vraag heeft betrekking op welke straf of
maatregel dient toegepast te worden. Beide vragen gaan over de straf. De oude wet zal
worden toegepast, omdat deze het meest gunstig is voor Toon. Hij krijgt dan namelijk 2
maanden in plaats van 6 maanden met de nieuwe wet.
Met betrekking tot de rechtsmacht geldt het uitgangspunt dat is neergelegd in art. 2 Sr: “De
Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit
schuldig maakt.” Het uitgangspunt is dus territorialiteit.
‘In Nederland’ wordt ruim opgevat, namelijk:
o Materiële gedraging – waar heeft de gedraging zich voorgedaan?
o De werking van het instrument – waar vindt de werking van het instrument plaats?
o De leer van het intreden van het gevolg – ook de plaats waar het delict zijn gevolg
heeft, is als plaats van het misdrijf aan te merken (Singapore-arrest)
o Uitvoeringshandelingen
Tevens geldt de Nederlandse strafwet indien men aan boord van een Nederlands vliegtuig of
vaartuig buiten Nederland zich schuldig maakt aan een strafbaar feit (vlaggenbeginsel van
art. 3 Sr).
Echter hebben we ook te maken met situaties waarin men buiten Nederland strafbare feiten
begaat. Hiervoor geldt de extraterritoriale rechtsmacht. Er zijn een aantal beginsel op basis
waarvan Nederland jurisdictie kan claimen:
o Bepaalde delicten (gepleegd strafbaar feit)
o Beschermingsbeginsel – art. 4 Sr
o Universitaliteitsbeginsel – art. 6 Sr
o Bepaalde personen (daders en slachtoffers)
o Passief nationaliteitsbeginsel (het slachtoffer is Nederlandse staatsburger) –
art. 5 Sr
o Actief nationaliteitsbeginsel (dader(s) Nederlandse staatsburger(s)) – art. 7en
8 Sr
Tips met betrekking tot het beantwoorden van vragen op het tentamen
1. Geef van het onderhavige leerstuk de relevante theorie weer, licht die theorie toe en
ontleen daar voorwaarden aan
2. Selecteer de feiten: geef de relevante feiten uit de casus weer en laat de niet
relevante feiten buiten beschouwing
3. Toets de feiten aan de voorwaarden uit de theorie
4. Trek een conclusie
5. En zorg dat je alle onderdelen van de vraag ook daadwerkelijk beantwoordt (zie (i)
en (ii).
Jurisprudentie
Het legaliteitsbeginsel in Straatsburgs perspectief, EHRM 22 nov. 1995, NJ 1997, 1
Deze zaak gaat over een verkrachting binnen het huwelijk. Een man uit Engeland werd
daarvoor aangeklaagd en veroordeeld. De man is echter van mening dat art. 7 EVRM
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper femkevanvoorden. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.