Samenvatting anatomie
H6 Circulatiestelsel
(p93- p153)
Inleiding
Handhaaft homeostase (= fysiologisch proces, organismen houden het inwendig milieu van
biochemische en fysische processen in evenwicht, ondanks verandering in omgeving)
Twee buizenstelsels:
1. Bloedvatenstelsel: hart en bloedvaten
2. Lymfevatenstelsel: lymfevaten en lymfatische weefsel, immuniteit
6.1 Het hart
Het hart = Cor
Dikke holle spier, met elke hartslag pompt het een hoeveelheid
bloed in het gesloten circuit van bloedvaten.
Twee zuigperspompen:
1. Rechterharthelft
2. Linkerharthelft
Persen bloed aan de ene kant weg en zuigen het aan de
andere kant aan drukverschil stroming bloed
Elke harthelft heeft twee holtes:
1. Bovenste holte = Atrium (boezem) – linker Atrium & rechter
Atrium
2. Onderste holte = ventrikel (kamer) – linker ventrikel &
rechter ventrikel
Hart circuleert in twee gescheiden systemen (dubbele bloedsomloop):
1. Lichaamscirculatie (grote bloedsomloop)
Linkerventrikel aorta slagaders organen en weefsel aders holle aders
rechteratrium ( rechterventrikel: aansluiting op longcirculatie)
2. Longcirculatie (kleine bloedsomloop)
Rechterventrikel longslagaders longen longaders linker atrium ( linkerventrikel:
aansluiting op lichaamscirculatie)
6.1.1 Ligging
In de borstholte, achter het sternum (borstbeen), in het mediastinum
Mediastinum: ruimte tussen beide longen waar ook de slokdarm en grote bloedvaten liggen,
losmazig weefsel en bindweefsel.
Apex wijst een beetje naar links
Hartpunt = apex
6.1.2 Bouw
Opgebouwd uit twee holle spieren:
1. Atriumspier
2. Ventrikelspier
van elkaar gescheiden door bindweefsel ringen: anuli fibrosi cordis
Fibrosi= bindweefsel
Harttussenschot = septum cordis (linker- en rechterhelft wordt gescheiden)
Septum interatriale cordis: vrij dun en bestaand uit bindweefsel, verdeeld de
atriumspier in het rechter- en linkeratrium .
Septum interventriculare cordis: dikker en bestaand uit hartspierweefsel, verdeeld de
ventrikelspier in linker- en rechterventrikel.
Uitmondingen bloedvaten:
Rechteratrium: v. cava inferior (onderste holle ader) & v. cava superior (bovenste holle ader)
zuurstofarm bloed stroomt rechteratrium in
Rechterventrikel: truncus pulmonalis & a. pulmonalis (longslagader)
1
, zuurstofarm bloed naar longen
Linkeratrium: 4x venae pulmonales (2 uit elke long)
zuurstofrijk bloed
Linkerventrikel: aorta (grote lichaamsslagader)
zuurstofrijk bloed
6.1.3 Hartkleppen
De bindweefselvliezen die vastzitten aan de
binnenranden van de twee anuli fibrosi
Atrioventriculaire kleppen (tussen kamers en
voorkamers)
Kleppen tussen atrium en ventrikels:
Rechts: Drie bindweefselslippen, valva tricuspidalis of tricuspidalisklep
Links: twee bindweefselslippen, valva bicuspidalis of valva mitralis
De basis zit vast aan bindweefsel van anulus fibrosus cordis, slippen door dunne
peesdraden, chordae tendineae. Musculi papillares (papillaire spieren) steken uit in de
ventrikelholte.
Chordae tendoneae: verhinderen dat slappe kleppen door hoge druk te ver teruggeslagen
worden en bloed de atria alsnog binnenstroomt. (Papillaire spieren helpen hierbij)
Arteriële kleppen
Kleppen tussen ventrikels en grote slagaders
Elke klep bestaat uit drie zakvormige vliezen (slippen),
met de vorm van een halve maan (valvulae
semilunares).
Rechts: valva trunci pulmonalis (pulmonaalklep)
Links: valva aortae (aortaklep)
6.1.4 Hartwand
Drie lagen van binnen naar buiten:
1. Endocard
Eénlagig plaveiselepitheel.
Endotheel: zorgt voor heel glad oppervlak, waar bloedcellen langs glijden zonder kapot te
gaan.
2. Myocard
Myocardium = hartspier
Dikste laag van het hart (hartspierweefsel), spiervezels in 3 lagen gerangschikt, elk andere
richting efficiënte samentrekkingen.
Atria: vrij dun, bloed pompen kost niet veel kracht door korte afstand (naar ventrikels)
Ventrikels: dikker, meer kracht nodig om naar grote slagader te pompen, hierin
bevinden zich de musculi papillares en spierbalkjes, aan de buitenkant zie je sterk
vertakte bloedvaten (arteriën en venen van hartcirculatie)
Ventrikel (links): drie keer zo dik moet bloed met kracht in de aorta pompen (kan
alle delen van lichaam bereiken)
Ventrikel (rechts): enkel bloed naar dichtbijgelegen longen stuwen
1. Pericard
Pericardium = hartzakje, vormen rondom het hart sereuze vliezen
Epicardium = binnenste vlies, viscerale blad vergroeid met hartopppervlak
Parteriële blad vergroeid met weefsel die het hart omgeven (zoals, peesplaat van het
diafragma en borstvlies)
2
,Pericardholte = zit tussen beide vliezen, gevuld met sereus (waterachtig) vocht.
Functie van hartzakje: opheffen wrijvingskracht tussen bewegende hart en omringde
spierweefsel.
6.1.5 Hartprikkelgeleidingssysteem
= buiten normale hartspiecellen bevinden zich ook gespecialiseerde hartspiercellen, hebben
prikkelvormend of prikkelgeleind vermogen.
Sinusknoop (1)
Gelegen: in het myocardium, van rechter atrium tussen uitmondingen v. cava inferior en v.
cava superior.
Bestaat uit: netwerk hartspiercellen die impulsen kunnen opwekken, is intrinsieke (eigen)
factor, sinusritme 100 impulsen/min, in rust is dit 75 impulsen/min, dat komt doordat deze
vertraagt is door de nervus vagus.
Nervus vagus = zwervende zenuw, belangrijke zenuw van parasympatische zenuwstelsel,
remmende werking
Nervi accelerantes = sympathisch systeem, deze kan
voor een heel hoog sinusritme zorgen, door de
stimulerende invloed.
Atrioventriculaire knoop (AV-knoop) (2)
Atrioventriculaire knoop= door impulsen van de
sinusknoop die worden doorgegeven van cel tot cel van
linker- en rechteratrium. contractie beide atria (bloed
stroomt naar ventrikels) en prikkelen tegelijkertijd de
tweede zenuwknoop.
Ligging: in de wand van het rechteratrium, vlak voor de
kruising van de rechter anulus fibrosus
(=tussenwervelschijf) en het atriumseptum.
Ontvangt impulsen van de sinusknoop en vertraagd
deze, atrioventriculaire ritme (50 prikkels/min)
Bundel van His (3)
= loop van prikkelgeleidende cellen, splitsen zich in
linker- en rechterbundeltak, lopen beiden naar de apex
toe, buigen om en verspreiden zich in hart- spierweefsel
van de ventrikels.
Ligging: door het atriumseptum en daarna omlaag het ventrikelseptum in.
Purkinjevezels (5)
= impulsen van de bundeltakken (4) worden overgedragen, prikkeling activeert hart-en
spiercellen veroorzaken contracties ventrikels bloed in grote arteriën wordt geduwd
purkinievezels gaan op in afzonderlijke myocardvezels.
Deze prikkelgeleidende cellen hebben de functie in de zenuwvezels.
Verspreid over vetrikelmyocard incl. musculi papillares.
Ventrikelmyocardritme (40 prikkels/min)
Pacemaker= ‘gangmaker’, opgejaagd door de sinusknoop tot meer (75) prikkels per minuut.
Hormonale beïnvloeding
= door hormoon ‘adrenaline’, dit bijniermerghormoon wordt geproduceerd bij geestelijke/
lichamelijke inspanning, en heeft een stimulerende invloed op het hartritme als de nervi
accelerantes.
6.1 Hartfunctie
= rondpompen van bloed door het lichaam, via lichaamscirculatie en longcirculatie.
Hartkleppen éénrichting circulatie bloed
Linkerventrikel arteriën van lichaamscirculatie capillairnetwerken in periferie van het
lichaam bloed via venen terug naar hart in rechteratrium longcirculatie terugstroomt
naar linker atrium
3
, Beide atria gelijk actief.
Ventrikels trekken gelijk samen
Totale gem. stroomsnelheid in beide circulaties gelijk
Totale hoeveelheid bloed: longcirculatie < lichaamscirculatie (lengte van vaten en
gezamenlijke vaatdoorsnede in longcirculatie kleiner zijn)
6.2.1 Hartcyclus (seconden niet kennen)
Gemiddeld hartritme, onder invloed van sinusritme is 75 keer/minuut, systole (actiefase)
wordt gevolgd door diastole (rustfase), elke hartactie (systole+diastole) duurt 0,8 seconden.
Drie fasen:
1. Passieve vullingsfase (0-0,4 sec)
= rustfase
Begint aan einde ventriculaire systole (0,0)
Ventrikels en atria zijn ontspannen onderdruk hart aanzuigende werking, bloed
stroomt vanuit holle aders en longaders de atria binnen stroomt ventrikels in.
Atrioventriculaire kleppen open, arteriële kleppen dicht.
Einde van deze fase zijn atria en ventrikels gevuld.
2. Actieve vullingsfase (0,4-0,5 sec)
Contraheren beide atria door impulsen sinusknoop, verspreid over hele atriummyocard,
kunnen ventrikelmyocard nog niet bereiken (atriummyocard en ventrikelmyocard
elektrisch volledig van elkaar gescheiden door anuli fibrosi bindweefsel geleid geen
prikkels)
Sinusritme vertraagd door AV-knoop
Extra vulling ventrikels door holle aders en longaders die door atriale systole worden
dichtgeknepen.
3. Ventrikelsystolische fase (0,5-0,8 sec)
o Isovolumetrische fase (0,5-0,55 sec)
Beide atria ontspannen.
Sinusprikkels worden via AV-knoop, bundeltakken en purkinjevezels over
ventrikelwand verspreid ventrikels trekken samen ventrikels onder druk
AV-kleppen gaan dicht eerste harttoon
Isovolumetrisch: volume van het hart veranderd een seconde niet, omdat bloed
niet weg kan
Ejectiefase (0,55-0,7 sec)
Als bloeddruk in ventrikels hoger is dan in de aorta en truncus pulmonalis,
stroomt bloed naar slagader
o Relaxatiefase (0,7-0,8 sec)
Myocardium van ventrikels ontspant + daling bloeddruk ventrikels
Bloeddruk aorta (truncus pulmonalis) is heel hoog
dichtslaan arteriële kleppen tweede harttoon)
Ventrikels zijn nu leeg, ventriculaire systole is voltooid
4