JEUGDCRIMINOLOGIE SAMENVATTING
College 1: (jeugd)criminaliteit een sociaal construct
Verduidelijkende en illustratieve achtergrondteksten hierbij: zie pdf H1 en H2 uit handboek. Het
geeft aan wat voor pendelbeweging het perspectief op jeugdcriminologie doormaakt met invloed van
geschiedenis, politiek, media, etc.
Tekst jeugdcriminaliteit: wetenschap, media en politiek
Tekst jeugdcriminaliteit: een historisch perspectief op jeugdcriminaliteit
Verschil causaliteit en correlatie:
Causaliteit = oorzaak-gevolg relatie tussen variabelen
Correlatie = samenhang
Nature – nurture debat:
Nature = alle eigenschappen van het individu en zijn bepaald door aanleg
Nurture = alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, voornamelijk door de
leefomgeving
College 2: documentaire Gypsy Blood
Zie mapje voor documentaire. Ook een voorbeeld van sociaal construct en de invloed van cultuur op
de perceptie van bv. geweld en antecedenten in de opvoeding. Bij deze documentaire werden ook
reflectievragen gesteld.
Sociaal construct: de manier waarop men naar criminaliteit kijkt, is op zekere hoogte ook een
construct: afhankelijk van opvoeding, tijd, cultuur, … wordt hierdoor gekleurd pendelbeweging.
Welke element van een sociaal construct speelt een rol in de documentaire? (Wat verschilt er met een
andere doorsnee gezin?
Opvoeding: het vechten met andere kinderen wordt als normaal gezien. Conflictoplossing: de
kinderen worden opgevoed om te vechten als ze een conflict hebben. Geweld en gevechten is
een groot deel van hun leven (bij ons wordt dat geziens als iets slechts): ze lossen er hun
problemen mee op en doen het ook gewoon voor hun plezier. Ze trainen hun kinderen om
zichzelf te verdedigen en nemen hen ook mee naar de gevechten die zij meemaken. Vechten
behoort tot hun waarden en normen pakket.
Je wordt gezien als minderwaardig als je niet kan vechten, niet jezelf kan verdedigen. Die mist
bepaalde eigenschappen die je volgens hen moet hebben om man te zijn.
Wat denk je dat de mogelijke invloed zal zijn op opvoeding en het latere gedrag?
Ze zien agressie/geweld als iets dat er bij hoort. Het is een deel van de conflictoplossing. Maakt
ook deel uit van een zeker pakket van waarden en normen. Maakt deel uit van een man zijn.
vicieuze cirkel
Link H2 in het handboek: twee grote verschuivingen: 1: vroeger werd vechten veel minder
gecriminaliseerd. Geweld hoorde er veel meer bij (bv. in het huishouden).
,College 3 en 4: Interactionistisch meervoudig model van risico- en beschermende factoren
bij het ontstaan van probleemgedrag
Risicofactoren:
Probleemgedrag: een wisselwerking tussen persoonlijke en omgevingsfactoren
Probleemgedrag kan ontstaan op grond van meerdere oorzaken
o Vaak combinatie van factoren
o Factoren kunnen elkaar versterken maar ook afzwakken/compenseren (vb. slechte
situatie thuis, goede situatie school)
Protectieve factoren genoemd
Hoe meer protectieve factoren aanwezig, hoe minder kans op probleemgedrag
Voorbeeld: familie: strengthening families protective factors
1. Ouderlijke veerkracht: sterk en flexibel blijven elke dag en in crisissituaties
2. Sociale connecties: mensen hebben om emotionele steun te bieden en opvoedingsideeën te
delen
3. Kennis over ouderschap en opvoeding van het kind: begrijpen hoe kinderen opgroeien en
leren welke ouderlijke skills bij welke fase in het opgroeien passen
4. Concrete bijstand/support in tijden wanneer het nodig is: de nodige hulp krijgen die de
ouders of kinderen nodig hebben in tijden van stress en crisis
5. Sociale en emotionele bevoegdheid van kinderen: het ontwikkelen van het vermogen van
kinderen om hun gevoelens te uiten en hun sociale vaardigheden te verbeteren
Meervoudig risicomodel (MR)
Weergave van bedreigende en protectieve factoren
Beïnvloeding van het kind in gezin, school en vrije tijd (omgeving)
Aandacht voor traumatische gebeurtenissen en sociale steun: ontstaan van probleem gedrag
Factoren in het kind zelf: persoonlijkheid en psychische problematiek
Risicofactoren beschermde factoren afhankelijk van veel zaken, zoals bv peer-influence (deze is
op bepaalde leeftijd groter dan die van ouders, leerkrachten …)
Schema:
,Aandachtspunten bij MR model:
De verschillende pijlen in het model geven aan dat alle invloeden en het gedrag met elkaar in
verbinding staan
o Gedrag wordt beïnvloed door de omgeving en persoonlijkheidskenmerken
o Maar de omgeving en persoonlijkheidskenmerken beïnvloeden op hun beurt ook het
gedrag
Multivariate karakter?
Dat houdt in dat tussen de onderscheiden concepten sprake is van interacties, die gezamenlijk meer
verklaringskarakter hebben voor het ontstaan van probleemgedrag.
Gevolgen voor behandeling?
De in dit risicomodel genoemde factoren hebben in onderzoeken al zoveel en zo vaak systematische
verbanden te zien gegeven met probleemgedrag dat voor een effectieve behandeling de hier
vermelde concepten in principe alle in aanmerking komen.
Opvallende tendens
Naast de gedragsmatige kant (die de laatste tien jaar in toenemende mate aandacht heeft gekregen
in de behandeling van jeugdigen met probleemgedrag) is de cognitieve zijde in het ontstaan van
probleemgedrag sterk onderbelicht gebleven. Dat geldt ook voor het behandelen van
probleemgedrag.
Belang van cognitieve factoren?
Vraag: Waarom bij vrijwel gelijke ongunstige achtergronden de ene jeugdige drugs gaat gebruiken,
een ander van huis wegloopt en weer een ander suïcide pleegt?
Verschillende auteurs buigen zich over deze vraag (Denoff, 1987, Van der Ploeg, 1993) en wijzen het
cognitieve aan als verklaringsgrond. Daarmee kan mogelijk ook meer licht worden geworpen op de
vraag waarom zoveel jeugdigen, opgegroeid onder aanhoudend ongunstige en risicovolle
omstandigheden, in het geheel geen probleemgedrag te zien geven.(van der Ploeg, 1997)
Studie van Tremblay en Graig, 1995
, Zowel risico- als protectieve factoren kunnen zich op verschillende leefgebieden voordoen. In een
overzichtsstudie wordt melding gemaakt van de belangrijkste risicofactoren voor later crimineel
gedrag.
Risico en protectieve factoren ingedeeld per leefgebied
Risicofactoren op kindniveau: storend, onrustig kindgedrag dat gepaard gaat met veel oppositie,
agressie en hyperactiviteit, een lage intelligentie, aandachtsproblemen en slechte
schoolprestaties, politiecontacten.
Risicofactoren op gezinsniveau: afwijkend en afwijzend oudergedrag, ouderlijke ruzies, criminele
ouders, ineffectieve discipline en weinig toezicht, armoede, werkeloosheid.
Risicofactoren op omgevingsniveau: achterstandsbuurten, hoge buurtcriminaliteit, slechte
onderwijsomstandigheden, vrienden die zich schuldig maken aan criminaliteit.
Risicofactoren op kindniveau
Afwijzend en/of opstandig gedrag;
Leeftijdsongewoon regelovertredend gedrag thuis en op school: er is sprake van
gedragsproblemen, delictgedrag op school, agressief gedrag tegenover gezinsleden,
leeftijdgenoten en leerkrachten, het zich niet houden aan afspraken met ouders en/of
leerkrachten;
Delinquent gedrag onder twaalf jaar: het jonge kind komt wegens delictgedrag in aanraking met
de politie;
Leeftijdsongewoon delinquent gedrag: het kind pleegt een delict dat zich kenmerkt door een
discrepantie tussen aard en ernst van het feit en de leeftijd van het kind;
Hoge delictfrequentie: het kind onder twaalf jaar komt ten minste twee keer in aanraking met de
politie wegens het plegen van een strafbaar feit;
Laag IQ: een score van 90 of lager vastgesteld op basis van onderzoek;
Slechte schoolprestaties: het kind heeft leerproblemen zich uitend in slechte schoolprestaties en
zittenblijven;
Spijbelen: het kind spijbelt regelmatig, al dan niet met medeweten van de ouders;
Concentratieproblemen: in algemene zin en/of op school;
eigen slachtofferschap: het kind heeft slachtofferervaringen op lichamelijk, seksueel of psychisch
gebied;
agressief gedrag, onder andere tegenover leeftijdgenoten;
riskante gewoonten op jonge leeftijd: het kind gebruikt reeds op jonge leeftijd drugs en/of
alcohol en/of gokt regelmatig
wegloop- en zwerfgedrag;
jeugdige seksuele ervaringen en/of seksueel promiscue (uitdagend/veel wisselingen) gedrag
Risicofactoren op gezinsniveau:
tienerzwangerschap van de moeder: moeder is voor haar achttiende zwanger;
ouders met mishandelings- en /of kinderbeschermingsverleden;
alcohol- en/of druggebruik door de moeder: moeder is alcohol- en/of harddrugverslaafde
afwezigheid van de biologische vader: er is geen contact tussen het kind en de biologische vader;
echtscheiding en/of stiefouderschap;
geringe pedagogische kwaliteiten van de ouders: dit uit zich in inconsequent gedrag, gebrek aan
regelmaat, gebrek aan regels, gebrek aan stimulering, gebrek aan belangstelling en gebrek aan
leiding (natuurlijk overwicht), waardoor er sprake is van onmachtgevoelens bij de ouder(s) en
onduidelijkheid voor het kind