HS1: wat is economie?
het economisch probleem: behoeften versus schaarse middelen
Spanningen die ontstaan tussen
Individuele en collectieve behoeften van de schaarse beschikbare middelen
samenleving
materiële (eten, bureau, kleding) = economische goederen (kosten geld hebben een nut)
immateriële (geneeskunde, cultuur, onderwijs)
rangorde en intensiteit hangen af van persoon tij en kunnen een behoefte geheel of gedeeltelijk opvangen
omstandigheden
schaarse middelen zorgen voor een keuze probleem
(sommige middelen kunnen slechts eenmaal worden
ingezet)
Opportuniteitskost= de waarde van een gemaakte keuze in de waarde van het beste alternatief dat
men opgeeft door deze keuze te maken
Definitie economische analyse:
gaat na hoe beslissingmakers (mensen, bedrijven, overheden en andere organisaties) keuzes maken
en wat daarvan de private en maatschappelijke gevolgen zijn
volgens Scitovsky: economie= een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft, het beheer van
schaarse middelen
Drie beheer problemen
1. Stabilisatieprobleem: nastreven van de volledige aanwending (inzetten)van de beschikbare
middelen
a. Hoeveelheid productie hangt af van productiefactoren: arbeid, materialen en
kapitaal
2. distributieprobleem: hoe verdelen we de geproduceerde goederen en diensten over de
bevolking
a. in sommige landen bezit 1% van de rijkste bevolking 40% van het totale vermogen
3. allocatieprobleem: hoe wijs je de schaarse middelen toe aan diverse aanwendingen?
a. In japan wordt veel elektronica geproduceerd, hoe geraakt het hier?
Micro en macro economie
Micro-economie: bestudeerd het gedrag van economische agenten (consumenten,
producenten) individueel en onderling (allocatie en distributieprobleem)
Macro-economie: bestudeerd invloed van allocatie en stabilisatieprobleem van arbeid en
kapitaal op de werking van een economie
Productiefactoren
1. Primaire productiefactoren
a. Arbeid: fysisch en intellectueel
b. Natuur: grond, lucht, ruimte, klimaat
2. Afgeleide productiefactoren (door de mens
geproduceerde productiemiddelen)
a. Kapitaal: gebouwen, machines, infrastructuur
3. Ondernemersinitiatief: menselijk kapitaal
, De productiefunctie
= technische relatie tussen hoeveelheid
productiefactoren (input) en de maximale
economische goederen (output)
X = f(L, N, K)
L= arbeid Positief Marginaal product van arbeid: de toename van productie wordt groter en groter ten
N= natuur gevolge van een verhoging van de ingezette hoeveelheid arbeid
K= kapitaal Negatief marginaal product: de toename van productie word kleiner en kleiner ten gevolge
van een verhoging van de ingezette hoeveelheid arbeid
Constant marginaal product: de toename van productie gaat evenredig met de toename van
de ingezette arbeid
Productiemogelijkhedencurve
= alle mogelijke combinaties van de productie van economische goederen (die tot stand komen bij
volledige aanwending van de beschikbare productiefactoren)
We hebben een maximum aantal beschikbare
hoeveelheid arbeid
Curve geeft alle mogelijkheden weer om deze in
te zetten verdeeld over de 2 producties vb:
kleding en graan
x-as= hoeveelheid kleding
y-as= hoeveelheid graan
Stippellijn= verruimde productie mogelijkheden
Het verruimen van productiemogelijkheden van een land
= toenemende productiemogelijkheden: productiemogelijkhedencurve verder van de oorsprong
Betere arbeidsverdeling: bijscholingen, burn-outs voorkomen,…
Technologische vooruitgang: nieuwe uitvinding
Nieuwe economisch ordening/ instituties: vb: verplichte sluitingsdagen,
,Technologische voorruitgang: X = f(L, N, K, T) T= de stand van technologie
Het marktmechanisme versus centrale planning
Centrale planning: een centraal overheidsorgaan stelt plan op voor inputs en output
Bepaald hoeveel van verschillende goederen wordt geproduceerd
Het marktmechanisme: de markt werkt op basis van de beslissingen van individuele consumenten en
producenten
De prijsvorming staat centraal geen centraal organisme dat tussenbeide komt
Prijsmechanisme zorgt voor
o Prijzen verschaffen informatie over de schaarste en het nu van goederen
o Geeft signalen of prikkels aan consumenten die er hun beslissingen op baseren
o Bepaalt de inkomensvorming
Problemen
o Stabilisatieprobleem: hoog- en laag conjuctuur, werkloosheid
o Distributieprobleem: inkomensongelijkheid
o Allocatieprobleem: marktfalingen (monopoliemacht, publieke of collectieve
goederen, externe effecten, asymmetrische informatie)
oplossing= combinatie beide= gemengde economie
Marktmechanisme met overheidsinterventie
Methodologische aspecten van de economische analyse
Hypothesen
o Mensen reageren op prikkels: ze passen hun gedrag aan afhankelijk van de prikkels
die ze ervaren
o Men kan het gedrag van personen, bedrijven en organisaties verklaren en
voorspellen door ervan uit te gaan dat dit gedrag het gevolg is van optimaliserend
gedrag (dit is de beste keuze)
o Partiële analyse: ceteris paribus-clausule
Marginaal denken
o = de invloed van een kleine verandering in een bepaalde variabele op een andere
o Geeft een uiterst simpele regel om activiteiten te evalueren
Positieve analyse: analyseert en beschrijft de gevolgen en implicaties (van een invoering vb
vehogen minimumloon) voor de werkgelegenheid en de werking van de arbeidsmarkt
Normatieve analyse: stelt zich de vraag of de maatregel wenselijk is vanuit een
wetenschappelijk oogpunt
Statische analyse: bestudeerd economische verschijnselen waarin dat de relevante
verklarende factoren die onmiddellijk op het fenomeen inwerken gedurende de analyse
ongewijzigd blijven
Dynamische analyse: onderzoekt het tijdspad en het aanpassingsproces bij de overgang van
de ene economische situatie naar de andere
Deductieve methoden: uitgaan van bepaalde axioma’s en daar nieuwe besluiten uit afleiden
o Vb: consumenten streven naar een maximale behoeftebevrediging bij benzine
bekijken
Inductieve methode: uitgaan van observaties
o Vb: wanneer de benzine daalde nam de vraag toe
Experimenten
Econometrie (= economie+ wiskunde + statistiek)
,