Vooruitgeschoven examen Nederlands 1
Woordsoorten
Bepaalde lidwoorden: de & het
Onbepaald lidwoord: een
Zelfstandige naamwoorden/substantieven = dieren, mensen of dingen
Soortnamen (staat vaak een lidwoord voor & wordt vaak in een meervoud/verkleinwoord gezet): vb:
de leerlingen, het boekje
Eigennamen (uniek & met hoofdletter)
Voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord (vervangt een substantief) = hij/haar/het
Bezittelijk voornaamwoord (kunnen ook lidwoord vervangen) vb: haar liedje, ons huis, zijn
vriendin
Oefening:
Je moet je kamer opruimen!
Je = jij: persoonlijk voornaamwoord
Je = jouw: bezittelijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord (heeft betrekking op een eerder genoemd substantief) vb:
die/wie
Vb: de man met wie ik graag samenwerk heet Pieter
De man = antecedent
Wie = betrekkelijk vnw
Aanwijzende voornaamwoorden (dingen die je letterlijk kunt aanwijzen) vb: zo’n, zulke, dat
Wederkerend voornaamwoord = zich
Vragend voornaamwoord
Oefening: welke voornaamwoorden?
Ze heeft in haar vingers gesneden met dat mes
Haar = bezittelijk vnw
Mijn collega heeft me laten weten dat hij afwezig zal zijn
Me = persoonlijk vnw
Hij gaf me een boek, wat ik leuk vond
Wat = betrekkelijk vnw
, Wie heeft mijn boek gezien?
Wie = vragend vnw
Over dit examenonderdeel maakt hij zich veel zorgen
Dit = aanwijzende vnw
De man die je daar ziet, is mijn vriend
Die = betrekkelijk vnw
Bepalingen
Bepaling bij een substantief (= adjectief/bijvoeglijk nw) kan je in trappen zetten vb: slim,
slimmer, slimst
Bepaling bij een werkwoord = bijwoord vb: hij fietste snel weg, ik heb een heel mooie trui
gekocht
o Oefening: duid de bijwoorden aan
Ik spreek hem dagelijks (bepaling bij spreken)
Martin had uitzonderlijk lekker gekookt
Werkwoorden
Zelfstandige werkwoorden: kunnen alleen staan en hebben een betekenis op zich (spelen,
wandelen)
Koppelwerkwoorden: moeten gekoppeld worden aan andere woorden want hebben anders geen
betekenis
Hulpwerkwoorden: krijgen hulp van een ander werkwoord(en) om betekenis te krijgen
Persoonsvorm = vervoegde woorden (ik sliep, slaap, zal slapen)
1) Hij wordt verpleger koppelwerkwoord (wordt gekoppeld aan ‘verpleger’)
2) de akte wordt ondertekend hulpwerkwoord (krijgt hulp van zelfstandig nw ‘ondertekenen’)
o Oefening:
Hij zal morgen worden geopereerd
Zal = hulpww
Worden = koppelww = huplww
Geopereerd = zelfstandig ww
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper katoxo. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.