Cato Vervoort
Filmgeschiedenis 1 Samenvatting
DEEL1: EARLY CINEMA 1890-1919
H1: Uitvinding en beginjaren van de cinema (1890-1904)
UITVINDING VAN DE CINEMA
(Aan de uitvinding van de cinema gingen een reeks uitvindingen op vlak van fotografie en
projectie vooraf, maar deze moeten niet gekend zijn)
Edison en zijn assistent Dickson vonden de Kinetograph camera en Kinetoscope viewing
box uit, om films te maken en vertonen. De kinetograph was gebaseerd op de Kodak en
gebruikte 35 mm pellicule en draaide 46 frames/second. De kinetoscope was een kijkmachine
waarbij naar korte films gekeken kon worden door een kijkgat. Ze bouwden een studio, the
Black Maria, waar ze korte filmpjes opnamen, meestal van bekende personen of acrobaten of
dansers. Later werden kleine winkeltjes met kinetoscopen opgericht.
De broers Skladanowsky vonden de Biograph uit, een camera die 70 mm pellicule gebruikte.
De broers Lumière vonden de Cinématographe uit, een camera die ook als projector diende.
Zij verkochten hun camera’s en zorgden zo voor de globalisering van de cinema. Ze maakten
filmpjes over dagdagelijkse onderwerpen die super populair werden.
- L’arrivée d’un train en gare (1895)
- L’arroseur arrosé (1895) (1e slapstick)
De Brit R.W. Paul kopieerde Edisons kinetoscope en ontwierp samen met Birt Acres ook een
camera. Hij maakte zelf ook enkele films.
Charles Jenkins en Thomas Armat vonden de Phantascope uit, een verfijnde projector. Later
werd de projector de Vitascope genoemd en verkocht aan Edison.
Herman Casler vond samen met Dickson de Mutoscope uit, een projector volgens het principe
van een flipbook. Ze vormden American Mutoscope Company en ontwierpen ook een camera.
Beide hun camera en projector gebruikten pellicule van 70mm, veel groter en dus scherper.
Geleidelijk aan werden vertoningen in peep-shows minder populair en werd er meer en meer
in theaters vertoond.
VROEGE CINEMA
De onderwerpen van de vroege cinema waren vaak non-fiction of actualities. Scenics, films
waarin andere landen werden getoond, waren populair. Nieuwsfeiten werden ook vaak
nagespeeld in de studio en vertoond als topicals. Fictie films werden langzaam het meest
populair, ze bestonden wel nog steeds uit 1 shot.
Voorstellingen hadden een gevarieerd programma van korte films van verschillende genres,
vaak begeleid door muziek. De vertoner gaf ook uitleg en de titels van de films.
Groei van de Franse filmindustrie
o De broers Lumière maakten succesvolle films en verspreiden de cinema wereldwijd
door vertoningen in andere landen en het verkopen van hun Cinématographe.
o George Méliès was eerst een goochelaar die later zijn eigen camera bouwde en films
begon op te nemen. Via het gebruik van meerdere cuts en stopmotion kon hij “magie”
filmen. Hij bouwe een glazen studio en gebruikte vaak geschilderde achtergronden
voor zijn féerieën. Hij was ook de 1e die meerdere shots op 1 reel plaatste.
- The Dreyfus affaire (1899) (10 shots verkocht als aparte films)
- Le voyage dans la lune (1902)
1
,Cato Vervoort
o Charles Pathé vormde Pathé Frères en begon ook films te maken. Hij bouwde een
glazen studio en begon ook zijn Pathé camera te verkopen. Hij breidde ook uit naar
het buitenland en maakte films voor o.a. de VSA, de Uk, Rusland, Duitsland, etc.
o Léon Gaumont begon ook films te produceren, de meeste werden gemaakt door Alice
Guy, de 1e vrouwelijke filmmaker.
Engeland en de Brighton School
o De Engelse filmmakers werden bekend voor hun vernieuwingen qua stijl en special
effects.
o Cecil Hepworth was de belangrijkste filmproducent begin 20 ste eeuw met Cecil
Hepworth Studio. Hij maakte veel filmpjes om de gevaren van verkeer aan te tonen.
- Explosion of a motorcar (1900)
o George Albert Smith Studio was lid van de Brighton School en bracht ook een
aantal vernieuwingen in de filmindustrie. Zo was hij de 1e die gebruik maakte van een
vignette-shot.
- The kiss in the tunnel (1899): multi-shot, phantomride
- Mary Jane’s mishap (1903): 1e poging organische overgang tussen shots
o James Williamson Studio was ook lid van de Brighton School en een belangrijke
Britse filmmaker. Hij had ook een glazen studio.
- The Big Swallow (1901)
- Stop thief! (1901): chase-genre: overgangen tussen shots via continuïteit
o R.W. Paul maakte ook nog steeds films.
Competitie en rivaliteit in de VSA
o De Amerikaanse filmmarkt was de grootste in deze tijd, maar er werd totaal niet
geconcentreerd op buitenlandse export, waardoor ze relatief weinig invloed had.
o Films waren nog niet copyrighted en werden gekocht ipv verhuurd, waardoor de
circulatie moeilijk controleerbaar was. Vele films werden gedupliceerd en geïmiteerd.
o Films werden getoond op kermissen, jaarmarkten, opera huizen, etc maar nog geen
echte filmzalen.
o American Mutoscope Company (1899) was de grootste concurrent van Edison. Ze
bouwden een nieuwe “rooftop studio” en veranderden hun naam naar America
Mutoscope and Biograph (AM&B). Ze werden een proces aangedaan door Edison,
maar wonnen dat. In 1908 namen ze D.W. Griffith aan, één van de allerbelangrijkste
stille-film regisseurs.
- Grandpa’s reading glass (1902): vignette: duidelijke Europese invloed
- Interior New York Subway (1905): phantomride in een metro
o American Vitagraph werd opgericht in 1897. Door de vele rechtzaken en patenten
door Edison, begonnen deze een samenwerking. Vitagraph mocht films maken voor
Edison, en verkochten ook de films van Edison.
o Door de rivaliteit tussen Edison en AM&B werd Edison gedwongen om meer films te
maken. Hij richtte de glazen rooftop studio Edison Bronx Studio (1900) op en
huurde Edwin S. Porter, deze maakte langere films in de studio. De cameraman was
toen ook nog de filmregisseur. Porter was ook de eerste die geprinte tussentitels in
zijn films gebruikte.
- Life of an American Fireman (1902): 1e “story film”, vignette
- Jack and the Beanstalk (1902): vignette: duidelijke Europese invloed
2
, Cato Vervoort
- The Great Train Robbery (1903): de meest ambitieuze poging om een verhaal
te vertellen met veel editing; belangrijke acteur Anderson
H2: De internationale expansie van de cinema (1905-1912)
Permanente filmzalen werden opgericht, de productie steeg naar aanleiding van een stijgende
vraag naar films, Italië en Denemarken werden belangrijke filmproducerende landen, en in
vele andere landen werden ook films gemaakt op kleinere schaal.
Films werden langer, er werden meer shots gebruikt en de verhalen werden meer complex.
Nieuwe technieken werden ingevoerd, film veranderde enorm qua stijl en vorm.
FILM PRODUCTIE IN EUROPA
Frankrijk: Pathé vs. Gaumont
o Pathé was één van de eerste filmbedrijven die verticaal geïntegreerd werd: ze
controleerden productie, distributie en vertoning van hun films. Ook maakten ze hun
eigen camera’s. Ze werden het grootste filmbedrijf in de wereld. Pathé ontwierp ook
een systeem voor het kleuren van films: Stencilkleur of Pathécolor (1903). Vrouwen
werden tewerkgesteld om films met de hand in te kleuren. Deze stencilkleur werd wel
enkel gebruikt bij bloemen of elegante kleedjes, nog lang niet bij alle films. Ze
begonnen ook met het verfilmen van vaste komische types zoals Boireau, Rigadin en
Max Linder in slapstick-komedies. Pathé breidden hun studio ook uit naar andere
landen. Ze maakten veel féerieën.
- Max prends un bain (1910)
o Gaumont was de grootse concurrent van Pathé Studio. Alice Guy verliet de studio,
maar ze namen vele nieuwe filmmakers aan waaronder Louis Feuillade.
o Ook de Film d’Art Company werd opgericht; een filmbedrijf dat zich richtte tot een
elitair publiek. Ze verfilmden artistiek films vaak gebaseerd op het theater.
Italië: spektakelfilms
o De Film d’Arte Italiana (1909) waren vaak imitaties van Franse films. Het waren vaak
historische spektakelfilms, langere en duurdere films met het italiaans erfgoed als
onderwerp. Later werden ook kortere komische series gemaakt die goedkoper waren,
en internationaal populair waren.
o Vier belangrijke filmbedrijven werden opgericht:
- Cines in Rome
- Ambrosio in Toerijn
- Itala Film
- Milano Films
Denemarken
o Ole Olsen richtte Nordisk Film Company (1906) op en zorgde met zijn films voor
de groei van de Deense cinema. Hij breed ook uit in de VSA met een deelbedrijf Great
Northern.
- Leeuwenjacht (1907): een echte leeuw werd neergeschoten
o Asta Nielsen werd één van de eerste internationale filmsterren.
Andere landen
o Onder leiding van Cecil Hepworth’s filmbedrijfje bleef Engeland belangrijk.
- Rescued by Rover (1905): chase-genre
o Films begonnen geproduceerd te worden in Japan
3