KLINISCH-
PSYCHOLOGISCHE
VAARDIGHEDEN EN
DIAGNOSTIEK
Lessen + Slides
3DE BACHELOR ORTHOPEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN
ACADEMIEJAAR: 2020-2021
,Les 1: Inleiding en basisvaardigheden
INLEIDING: VISIE OP HULPVERLENING
‘HELPING INTERACTION’ – HULPVERLENINGSCONTACT
KPVD in context van hulpverlening(scontact).
De ‘helping interactions’ hebben 4 componenten (voorwaarden):
Iemand die hulp zoekt
Iemand die hulp wil bieden
Die ‘iemand’ is bekwaam of getraind (deskundig)
In een setting die toelaat dat hulp wordt geboden en gekregen
- !!! Specificiteit v.d. setting bepaalt deels uw interventies
- Crisisafdeling, residentieel, … heeft een impact op de soort/duur v.d. interventies
- Ouders, kinderen, partners, … wie krijgt therapie, met wie zal je werken?
- Wat is mijn mandaat? Heb ik een assessmentmandaat? Heb ik een mandaat bij ouders? …
HV = iemand die de exploratie en het aanpakken/oplossen van problemen bij een cliënt/cliëntsysteem
faciliteert (!!! resultaat-inzet)
Aanpakken > oplossen
Mening prof: we gaan steeds een inzetsverbintenis aan met cliënten, maar nooit een resultaats-
verbintenis.
PROCES VAN HULPVERLENING – FASERING
Fasering / stadia in hulpverlening:
Opbouwen v.e. therapeutische relatie en exploratieproblemen
- Waarom komt men hier? Wat zijn de zorgen? Wat heeft ervoor gezorgd dat het fout ging?
Assessment (case-formulation)***
- Heeft tot doel om nog een gedetailleerder inzicht te krijgen.
Therapiedoelstellingen, selecteren/implementeren interventie
Evaluatie en beëindigen (of recontracting)
Arbitraire (want therapeutische effecten van bij het begin), maar zinvolle ordening (taak per fase).
Voor CL en HV: houvast (tijdens het gesprek en over gesprekken heen), temporiseren
- De druk van ‘ik wil iets doen’ temporiseert dat. Het brengt rust in het gesprek.
Eerst assessmentmandaat, dan pas beslissen v.e. eventuele therapie (investering!)
- Je kan dit ook zo verwoorden t.a.v. cliënten.
A. Opbouwen van een therapeutische relatie en exploratieproblemen
Noodzakelijke fase: niet overslaan (‘ik-wil-iets-doen-syndroom’: afhaken cliënt, bal misslaan)
2
,Les 1: Inleiding en basisvaardigheden
- Als je niet tot een goede relatie komt, ga je niet tot een assessmentmandaat komen. De CL gaat
niet gemotiveerd zijn en geen zin hebben om u alles te vertellen.
Druk CL: oplossen probleem
Druk setting: snel tot diagnose/behandeling overgaan (wachtlijsten)
Bepaalt mee het succes van volgende fasen
Zelden voldoende
B. Assessment
Niet enkel diagnostiek (classificatie)
Een geïndividualiseerd onderzoek bij een persoon/cliëntsysteem met als bedoeling een zorg op maat te
indiceren en te evalueren.
Uniek, gedetailleerd beeld van CL en zijn context
VISIE OP HULPVERLENING: POSTMODERNISTISCH
NIET: één overheersend ‘waar’ therapeutisch model om naar mensen te kijken
WEL: meer en minder bruikbare modellen/hypothesen voor beschrijven, verklaren en behandelen
problemen.
- Welke interventie is het meest bruikbaar voor deze CL? hangt af van CL tot CL.
- De bruikbaarheid v.e. model zit hem in het feit of dat model verandering binnen een CL zal kunnen
induceren.
Bruikbaarheids- vs. waarheidsdiscussies: het gaat om bruikbaarheid, niet om waarheid.
CL = expert van zijn/haar probleem; Therapeut = expert v.h. proces; collaboratieve dialoog
- Therapeut bezit de theoretische en wetenschappelijke kennis om naar het probleem te kijken.
- De HV bepaalt niet wat de beste manier is om het probleem aan te pakken, maar zal de CL
uitnodigen om te kijken of zijn/haar kijk helpend is.
· Je toets constant af: ‘Klopt het dat?’, ‘Heb ik het goed begrepen dat?’
NIET: empirisch onderzoek = waarheid
WEL: sociaal geconstrueerde reflecties van wetenschappers werpen licht op bruikbaarheid
beschrijvingen, verklaringen en behandelingen voor specifieke problemen in specifieke contexten.
Fundamenteel, uitkomstonderzoek, procesonderzoek
EVIDENCE-BASED PRAKTIJK
Vraagt de integratie van individuele klinische expertise (klinisch oordeel v.d. HV) met de beste externe
beschikbare gegevens van systematisch onderzoek (fundamenteel onderzoek 1, uitkomstonderzoek 2,
procesonderzoek 3, methodeonderzoek 4 etc.).
1. Onderzoek naar de processen die aanleiding geven tot problemen bij gezinnen/koppels, …
2. Onderzoek dat er op gericht is om te onderzoeken of een interventie wel/niet werkt
3. Onderzoek dat zich de vraag stelt: als een interventie werkt, hoe komt het dan dat die werkt?
4. Onderzoek dat gericht is op het vinden van onderzoeksmethodes die ons toelaten om ons
onderzoeksonderwerp op zo’n accuraat mogelijke manier te capteren.
3
, Les 1: Inleiding en basisvaardigheden
(APA, American Psychologist, 2006)
Onderzoeksevidentie kan klinische praktijk informeren,
maar kan klinische ervaring niet vervangen.
Wetenschappelijke kennis statuut geven van
superieure of allesomvattende kennis is pretentieus,
het negeren van wetenschappelijke kennis is dat
evenzeer.
- We moeten wel degelijk op de hoogte zijn van dit
onderzoek.
Evidence based situeert zich in een integratie:
Kookboek-praktijk: bv. Je hebt nog nooit een cake gezien, en krijgt de opdracht om een cake te bakken. Je krijgt een
kookboek en volgt het recept. Normaal is het dan een geslaagde cake. Je hebt geen ervaring nodig, volg gewoon de stapjes.
- Doe dit stap voor stap een heel protocollaire praktijk.
- De persoon van HV en zijn/haar ervaring verwaarlozen.
Verouderde praktijk: alleen terugplooien op het individuele klinische oordeel en de expertise v.d. HV.
Evidence based praktijk is het streefdoel.
Voorbeeld tijdens de les over fysieke mishandeling/verwaarlozing
VISIE OP HULPVERLENING: MENSBEELD
Cliënt heeft inherent tendens tot zelfrealisatie, zelfsturing, groei = veranderingspotentieel.
Cliënt heeft de mogelijkheid om het eigen leven terug in handen te nemen (empowerment)
Helpen cliënten hun mogelijkheden te onderkennen, te ontwikkelen en te gebruiken waardoor ze
effectiever aan verandering kunnen werken.
DUS: in therapie als HV werken aan condities om zelfactualisatie en empowerment mogelijk te maken
(collaboratieve manier).
WAT WERKT IN PSYCHOTHERAPIE?
Alle therapieën hebben ongeveer hetzelfde effect
Dus therapeutische effecten hebben niet alleen te maken met het specifieke soort therapie
Maar wel met de factoren die gemeenschappelijk zijn voor alle therapieën (cf. Lambert et al FIGUUR)
- Common factors
Belang therapeutische alliantie
Belang v.d. therapeutische relatie:
Over alle therapeutische kaders heen
Immers medium waardoor de exploratie en verandering bij de
CL mogelijk gemaakt wordt
TR verklaart aanzienlijk deel v.h. succes (outcome) v.e.
therapie
4