Begrippenlijst sociologie
Hoofdstuk 1
Contigent: niet noodzakelijk/onmogelijk
Arbitrair: willekeurig
Rechtspositivisme: ongeacht de inhoud of doelen de wet respecteren zolang deze tot stand is
gekomen op een correcte manier
Meerderheidsregel: als de meerderheid hierop heeft ingestemd, wordt het aanvaard
Civiele religies: (Rousseau) religies die aandacht voor burgerdeugd centraal stellen
Religie van de mensheid: streven naar maatschappelijke orde
Hoofdstuk 2
Empirisch-analytische taak: samenlevingsvormen, organisaties, groepen, … in beeld brengen,
inzicht verwerven in de samenhangen die zich daarin voordoen en vat krijgen op de regelmaten en
oorzaak-gevolgrelaties die zich erin aftekenen
Niet veronderstellen dat, maar onderzoeken wat waar wanneer
De kritische taak: problematiseren van het zelfsprekende, dieperliggende werkelijkheid aantonen
die men soms niet onder ogen wilt zien
De praktische taak: iets menselijkere aanpak, focust op het leren begrijpen, waarderen en genieten
Gifteconomie: baseert zich op drie principes: het geven, het accepteren en op lange termijn het
terugschenken van gifts (diensten, goederen, ...)
Is een sociaal verschijnsel met drie functies
- Politieke functie: hiërarchische verhouding van schuldeigenaar en schuldeiser
- Religieuze functie: morele regels
- Economische functie: circulatie van geschenken
Hoofdstuk 3
Empiricisme: niet a priori nemen wat de mens is en doet, maar observeren -> samenlevingen gaan
zicht werpen op zichzelf
Utilitarisme: (Hume en Bentham) morele waarde van een handeling wordt afgemeten aan de
bijdrage die deze handeling levert aan het algemeen nut, waarbij onder algemeen nut het welzijn en
geluk van alle mensen wordt verstaan. Doel: pijn minimaliseren en plezier maximaliseren -> ultieme
doel van de mens: nut (plezier-pijn)
De mens wordt gedreven door passies en rede
,Averechtse moraal: goedbedoelde moraal; iemand die gelukt heeft wordt beloond, iemand die
ongeluk heeft wordt gestraft
Mattheüs-effect: (Robert Merton) aan hen die heeft, zal gegeven worden. Van wie niets heeft, zal
het weinige dat hij heeft ontnomen worden
Pervers effect: (Boudon) onbedoeld, ongewenste gevolg
Self-denying prophecy: zelfvernietigende voorspelling
Als men teveel een voorspelling gaat volgen, zal het de voorspelling ontkrachten
(voorspelling van veel nood aan architecten binnen 5 jaar -> meer mensen gaan architectuur
studeren -> teveel architecten op de markt)
Self-fulfilling prophecy: zelfbevestigende voorspelling
Een foute voorspelling geloven kan ervoor zorgen dat men zal handelen zoals de
voorspelling, en dit uiteindelijk bevestigen
Individualisme: gedachtegang en rechten van het individu gaan boven het belang van de
samenleving
Het rationeel handelen zorgt soms voor onbedoelde perverse effecten
Collectieve actie: verwijst naar actie die samen wordt ondernomen door een groep mensen wiens
doel het is hun toestand te verbeteren en een gemeenschappelijk doel te bereiken
Normatief: geeft aan hoe het hoort
Hoofdstuk 4
Eenheid-individu maatschappij: (durkheim) individuen zijn product van de samenleving, de
samenleving wordt gecreëerd door hun handelen en denken. Maar het geheel (de samenleving) is
meer dan de som van de samenstellende delen (de individuen)
Het begrip dat er voor een normale maatschappij een eenheid moet komen tussen
individuen en de samenleving
De ziekterol: (talcott parsons) wordt beschreven adhv twee kenmerken:
- Ziekterol wordt toegekend: de persoon is niet in staat om normaal te functioneren
↳ De rol kan worden toegekend door hoger liggende personen (moeder, arts, …)
↳ Laatste woord ligt bij arts
- De zieke wordt niet gestraft voor de onbekwaamheid, maar moet wel meewerken aan
zijn genezing
Individualistische kijk op de ziekte: probleem in het organisme
Collectivistische kijk op ziekte: zien welke rol er wordt gegeven aan ons als zieke en welke taken we
moeten vervullen
Reductionistisch: kijken naar de fundamentele delen in plaats van het geheel
, Fysieke toestand is fundamenteel gegeven
Kijken nr wetenschap om ziekte te bepalen
Emergentisme: kijken naar alle componenten (is complementair aan reductionisme)
Ziekte wordt beïnvloed door toestand en ziekterol
Kijken naar hoe de samenleving en alle componenten errond ziekte zien
Collectivisme: nadruk leggen op de samenhang tussen mensen in groepsverband, collectivistische
waarden hechten zich vooral aan traditie, veiligheid, sociaal gedrag en conformisme (= zich houden
aan de regels)
Collectivistische samenleving bestaat uit rollen, normen, patronen van verwachtingen
Eenheid tussen individu en samenleving is van belang
Hoofdstuk 5
Rol: bundel van verwachtingen die kenmerken geeft van de positie, nodig voor bepaalde sociale
stabiele relaties
Rollenset: het geheel van rollen die aan 1 positie is verbonden
Vb: positie: student -> rol naar: medestudenten, proffen, vrienden, ouders, …
Het vervullen van verschillende rollen zorgt voor een rollenconflict
Functionalisme: stroming in de sociologie en culturele antropologie die uitgaat van de
veronderstelling dat sociale verschijnselen een bepaalde functie vervullen in de samenleving en dat
sociale verschijnselen onderling samenhang vertonen.
Conflictsociologie: elk sociaal systeem wordt niet gekenmerkt door consensus, maar door conflict
- Conflicttheorie 1: sociaaldarwinisme
= geloof dat vooruitgang enkel kan worden gemaakt door conflict en competentie tussen
groepen en dat bevoorrechte groepen daarom een biologische superioriteit hebben
Mens is een berekende egoïst die zich niet door waarden en normen laat remmen
Struggle for existence: universele drijfveer van het menselijk handelen (gebaseerd op
struggle for life)
- Conflicttheorie 2: marxisme
Kapitalistische samenleving is gebaseerd op competitie en conflict nr meer privébezit
Westerse dramaturgische theorie: de persoon is belangrijk, rol is oppervlakking en kan opzij
worden geschoven