Hoofdstuk 5: Didactiek van een speelleerkans beweging
Onderwijsleermiddelen
Groot en klein bewegingsmateriaal
o Groot
Toestel waarop je zelf gaat bewegen
Hulpmateriaal
Bv: klimtouwen, rek, sportraam, banken, matten, plinten, schommel,
fietsen, ladders, glijbaan, trapeze…
o Klein
Hanteermateriaal
Hulpmateriaal
Bv: hoepel als hanteermateriaal: rollen, springen, hoepel
hoepels als hulpmateriaal: beginpunt van een bewegingsbaan
Gekend materiaal en alternatief materiaal
Gekend: ballen, stokken, pittenzakken, blokken, touwen,
hoepels, kegels, loopklossen, doeken…
Alternatief: doeken, dozen, versleten binnenband,
autobanden, ballonnen, matrassen, kisten, kranten, plastic
flessen, buizen, sokken, kussen, sjaal, zakdoek, knuffel…
Materiaal als vast materiaal
o Beweegt zelf ten opzichte van de materialen en bevindt zich steeds in andere
posities in de ruimte leert zich oriënteren in de ruimte
o Locomotorische vaardigheden: lopen van ene hoepel naar andere, balanceren
op een bank, klimmen op klimraam, klauteren over plint, zwaaien aan een
touw, springen in een trampoline of over een bank…
Materiaal als hanteermateriaal
o Materalen die ze in beweging brengen en houden
o Manipulatieve vaardigheden: bal voortduwen, strandbal gooien, doekje
opvangen, tennisbal tegenhouden, dribbelen met moussen bal, pluimpje
terugslaan…
Didactische materialen
o Als ondersteuning van de instructie of organisatie (pictogrammen,
opdrachtkaarten, spelkaarten…)
o Geven van duidelijke signalen of in functie van sfeerschepping
(muziekinstrumenten, handpop)
Organisatievormen
1. Vrij bewegen in de bewegingszaal
- Begeleide speelleerkans in grote groep vrij experimenteren met klein en
hanteermateriaal
- Opstelling met toestellen en/of materialen (‘vlinderen’)
- Voordelen:
o Veel herhalen/afwisselen
o Eigen niveau
o Veel differentiatiemogelijkheden
, o Weinig regels en afspraken
2. Bewegingshoeken in de bewegingszaal
- Kleuters verdelen onder de hoeken + doorschuifsignaal
- Voordelen:
o Iedere kleuter komt intenser aan bod
o Gerichter observeren
o Eenvoudiger om te differentiëren
- Individueel werken
- In groepjes verdeeld, maar individuele opdrachten uitvoeren
- In groepjes verdeeld en samen opdrachten uitvoeren
3. Bewegingsomloop in de bewegingszaal
- Kleuters voeren de ene vaardigheid vlot na de andere uit
- Aandachtspunten:
o Op verschillende plaats in omloop laten vertrekken
o Pijlen of merktekens
o Differentiatiemogelijkheden
o Vermijd opstoppingen door situatie te veranderen of ontdubbelen
o Doorstroom bevorderen (gekende oefeningen, gekend materiaal)
4. Zelfstandig spel in de bewegingszaal
- Klassikaal spelen
o Voordelen: samenhorigheid, speloverzicht, kunnen niet zelfstandig
spelen
o Nadelen: te weinig spanning, worden niet aangetikt, geen hoofdrol
spelen, bedreigd door drukte, bewegingsintensiteit ligt niet zo hoog,
weinig kansen om beter te leren spelen
- Spelen in deelgroepen
o Voordelen: hoogste spelbetrokkenheid, bewegingsintensiteit
verhoogt, werken met niveaugroepen
- Zelfstandig spel binnen de bewegingsopvoeding
o Opdrachtkaarten
Zelfstandig een activiteit in hoeken, omloop of
‘experimenteren met’ uit te laten voeren
Welk materiaal, waar plaatsen, welke opdracht
o Spelkaarten
Tikspelen en balspelen
Sprake van winst of verlies, aantal afspraken, rollen verdelen
Welk materiaal, waar materiaal opstellen, hoe spel starten en
spelen
Zelf tikkers kiezen
Toezicht houden op regels
Tikkers weglokken zodat medeloper onbedreigd kan
oversteken
Medeloper of medetikker aanwijzingen geven
Zelf uitbouwen van het spel
M.I.S.T-principe
1) Materiaal: matjes, ballen, banken, hesjes, kegels…