Economie Vandaag 2019
Samenvatting examen Economie ‘19-20
HOOFDSTUK 0: INLEIDING
Doel v/d economische wetenschap
Economie = som van rationele & irrationele gedragingen en studie v/d keuze
Botsing van Behoeften en Budget -> B > < B -> hoeksteen van de economische wetenschap
Keuzeprobleem = we zijn verplicht te kiezen. We hebben een beperkt inkomen en kunnen niet al
onze behoeften tegelijk bevredigen
= ECONOMISCH PRINCIPE = met de beschikbare middelen die men heeft een maximale
behoeftebevrediging bereiken
Behoeften
Wat ? -> Het aanvoelen van een tekort en het streven dit tekort te bevredigen
-> Soorten behoeften:
- Primaire/levensnoodzakelijke: iedere mens heeft deze behoeften, nodig om te kunnen overleven
(voeding, kleding, …)
- Immateriële: behoeften zijn nt altijd materieel, naarmate een maatschappij evolueert, komen er
ook behoeften van immateriële aard voor (ontspanning, onderwijs, gezondheid,..)
-Collectieve: Gelijkaardig voor een groot aantal personen en worden als geheel (=samen) bevredigd
(onderwijs, recreatie, wegen,…)
-Individuele: subjectief, bevredigd door eigen inspanning of die van hun gezin, wat ze zelf belangrijk
vinden (ontspanning, kleding, huisvesting)
1
,Economie Vandaag 2019
Schaarse middelen
De middelen (goederen & diensten) waarover de consument beschikt om hun behoeften te
bevredigen zijn in beperkte mate beschikbaar. = economische/schaarse goederen
SCHAARS IS GEEN SYNONIEM VAN ZELDZAAM !
Een schaars middel is een middel waarvan de gevraagde hoeveelheid de beschikbare
hoeveelheid zou overtreffen indien het gratis aangeboden zou worden.
Bv. In de winkel heb je een overvloed aan voedingsmiddelen, als het gratis zou zijn zou de
voorraad snel leeg worden = het is een schaars middel, maar nt noodzakelijk zeldzaam
Hierdoor ontstaat het waardeverschijnsel (je moet er een prijs voor betalen)
Schaarsheid heeft dus niet te maken met de hoeveelheid v goederen en diensten maar wel
over de beperktheid van onze inkomen, we kunnen niet met onze inkomen al onze
behoeften tegelijk bevredigen.
Welvaart en welzijn
Welvaart = vaak dingen dat je in geld kan uitdrukken, maar betekent nt enkel het hebben
van veel geld/inkomen. De mate waarin men de middelen heeft om zijn behoeften te
bevredigen, is ook welvaart. Bv. Het hebben van veel vrije tijd, toegang tot culturele
activiteiten, leefmilieu van hoge kwaliteit, etc.
Welzijn = ruimer karakter, meer dan enkel geld en het hebben van middelen. Welzijn gaat
over hoe je je VOELT, je geluk en gezondheid. Het is het bevredigen van verlangens waarvoor
meestal geen aankoopbare middelen voor bestaan (liefde, vriendschap,.. kan je nt kopen)
WELVAART EN WELZIJN HOEVEN NIET SAMEN TE VALLEN. Stel: Je bent super rijk maar
je gezondheid is slecht. Al het geld dat je hebt gaat je dan niet veel voorstellen.
MAAR zonder welvaart is welzijn wel moeilijker, ze zijn dus eigenlijk wel verbonden. (Geld
maakt niet gelukkig, maar het helpt)
Bhutan’s Gross National Happiness Index
Land in de Himalaya -> Koning in 1972 zei: “Bruto nationaal geluk is belangrijker dan het
bruto binnenlands product” -> Ze streven voor meer welzijn door in te zetten op vlak van 9
domeinen: mentale gezondheid, gezondheid, onderwijs, tijdsgebruik, diversiteit, ecologie,
goede overheid, goede leefomstandigheden, vitaliteit v/d gemeenschap
2
,Economie Vandaag 2019
Soorten goederen
Vrije goederen: niet-schaars, komen in de natuur zo veel voor dat de behoefte van iedereen
bevredigd kan worden. Je moet hiervoor ook niet betalen. Bv. lucht, zonlicht
Economische goederen: In de eco gaat het enkel over deze goederen (waarvoor je betaalt).
tastbaar (goederen: fiets, appel) als niet tastbaar (diensten: film zien in bioscoop,
hotelovernachting, bezoek aan kapper)
-> Onderverdeling economische goederen naar SOORT:
- Zuiver individuele goederen:
- rivaliteit onder consumenten: als je een fiets koopt kan iemand anders niet meer diezelfde
fiets kopen, het is VAN JOU
- uitsluiting van consumptie: als je een pintje uitdrinkt, kan iemand dit niet meer nog
drinken, je moet aanbellen om in een Chanel winkel binnen te gaan
(individuele goederen w geproduceerd door bedrijven, de marktprijs dekt de kosten en winst
maken is mogelijk)
- Zuiver collectieve goederen:
- niet-rivaliserend & uitsluiting niet mogelijk, ze zijn er voor ons allemaal en je hoeft er niet
voor te betalen (wel indirect door belastingen) Bv: Politie, de bescherming van de ene
hindert niet die van een ander, en iedereen mag er gebruik van maken
(Collectieve goederen worden niet geproduceerd door bedrijven, wel geleverd door de
overheid)
- Quasicollectieve goederen:
- In principe voor verkoop op de markt, maar kan door sociale/praktische overwegingen
door de overheid aangeboden worden. Bv. privéschool >< gemeenteschool -> onderwijs kan
een quasicollectief goed zijn: rivaliserend: beperkt aantal plaatsen per klas (algemeen),
uitsluiting; je krijgt onderwijs enkel als je daarvoor betaalt. (privéschool)
-> Onderverdeling economische goederen naar GEBRUIK/DOEL:
- Consumptiegoederen:
- Onmiddellijke bevrediging van behoefte van gezinshuishoudingen
2 soorten: verbruiksgoederen: (nt duurzaam) slechts 1 maal te verbruiken
(brood)
gebruiksgoederen: (duurzaam) meerdere keren gebruiken
(smartphone, auto), wel beperkt levensduur
3
,Economie Vandaag 2019
- Investeringsgoederen:
- dienen om producten te produceren (zowel voor consumptie als
investeringsgoederen) De productie gebeurt door bedrijven
2 soorten: kapitaalgoederen/productiegoederen = duurzaam, levensduur
van min. 1 jaar (gebouw, machine, vervoermaterieel)
vlottende investeringsgoederen = niet-duurzaam,
grondstoffen die gebruikt worden om iets te produceren (zand -> glas)
Soms moeilijk om te achterhalen of de aankoop van een product voor consumptie of
investering is, dan kan het helpen om naar het DOEL ervan te kijken (waarvoor gaat men het
gebruiken?) bv: wasmachine voor thuisgebruik: consumptiegoed
wasmachine voor linnenkamer hotel: investeringsgoed
Consumptie en productie
Verschil?
Consumptie: gebruik maken van economische goederen voor nt-productieve doeleinden,
gaat gepaard met besteding van inkomen
Productie: het toevoegen van waarde (nuttigheid) aan de economische goederen, gaat
gepaard met het verwerven van inkomen
Productiefactoren
Productie ontstaat door samenwerking van 3 productiefactoren:
- Natuur: grondstoffen
- Arbeid: arbeidskrachten (werknemers), management, .. zowel intellectueel als fysiek
( = primaire productiefactoren!!!)
- Kapitaal: alles dat niet natuurlijk of arbeid is, geheel van door mens geproduceerde
productiemiddelen (gebouw, machines, fabrieken,…)
Kenmerk kapitaal : slechts indirecte bijdrage aan productie van eindproduct, daardoor
ook omwegproductie genoemd.
(= het afgeleide productiefactor!!!)
4
,Economie Vandaag 2019
De methode
2 vormen van redenering in de economische wetenschap:
Inductie: op grond van specifieke waarnemingen, een theorie uitbouwen die voor alle
gevallen van toepassing is. (je observeert eerst de maatschappij)
Deductie (=syllogisme): vanuit het algemeen gekende worden er nieuwe besluiten
getrokken.
(je zegt een wet en test uit, als 1+1 = 2 dan 10+10= 20)
(De beste resultaten bereikt men door een combinatie van de twee methoden.)
DE CETERIS-PARIBUS CLAUSULE
Men kan moeilijk wetenschappelijke experimenten uitvoeren in de economische
wetenschap, dus gebruikt men deze clausule.
= WANNEER MEN IN DE ECONOMIE EEN BEPAALD ELEMENT BESTUDEERT, VERONDERSTELT
MEN DAT ALLE ANDERE FACTOREN DIE AFHANKELIJK ZIJN/EEN INVLOED HEBBEN OP DIT
ELEMENT, CONSTANT BLIJVEN.
~ het overige gelijkblijvend ~
bv.: Wanneer we het verband tss prijs en gevraagde hoeveelheid bekijken, en zien dat er een
inkomensverandering is, gaan we er van uit dat de preferenties van de mensen NIET
veranderd zijn.
Micro-, meso- en macro-economie
Micro: bekijken van individuele gezinnen, eigen bedrijf, 1 bedrijf van een bepaald sector;
Sibelgaz, je eigen familie, Proximus,…
Meso: bekijken van ALLE bedrijven van een bepaalde sector, tak of regio; omgevingseco van
een dorp, alle bouwbedrijven, alle bierfabrikanten in België,…
Macro: bekijken van ALLE economische grootheden van een hele land (bij elkaar opgeteld);
het nationaal inkomen, totale consumptie van alle gezinnen, totale investeringen
5
, Economie Vandaag 2019
HOOFDSTUK 1: CONSUMENTEN
Keuze v/d optimale goederencombinatie
Consument geconfronteerd met veel goederen & diensten en heeft beperkt inkomen dus
moet een combinatie kiezen binnen zijn budget
De optimale keuze v/d consument wordt bepaald door:
- niet-economische factor: preferenties
- economische factoren: prijzen & inkomen
-1. Preferenties
Zijn subjectief, worden bepaald door sociologische & psychologische factoren:
Sociologische factoren:
- gezinssituatie: leeftijd, jong koppel met/zonder kinderen zullen andere behoeften hebben
- sociale klasse: bepaalde goederen als statussymbolen (Apple >< Android)
- religie: invloed op consumptiegoederen (geen varkensvlees, alcohol,..)
- woonplaats: mensen op platteland gaan minder shoppen in Zara dan mensen in centrum
- nationaliteit: Belgen drinken veel bier, Italianen veel wijn
Psychologische factoren:
- persoonlijkheid: karakter van mensen, introvert/extravert, risico zoekend/mijdend,…
- levensstijl: manier waarop men zijn tijd & geld spendeert:
- mensen doen elkaar na (trends) = bandwagoneffect
- het omgekeerde: je wilt je exclusief & anders gedragen = snobeffect
- attitude: je houding en waarden t.o.v. bepaalde merken/producten (vegans, steunen van
duurzame merken zoals oxfam, bio producten kopen, …)
Bij streven naar maximale behoeftebevrediging probeert consument zo groot
mogelijk nut te bereiken.
Wet van Gossen (wet van dalend grensnut): Naarmate de consument extra eenheden van
een bepaald product aankoopt, daalt voor de consument het nut dat de laatste eenheid aan
6