Voorbeeld examenvragen reeks 2 Hoofdstuk 1
t.e.m. 12
Zijn deze stellingen juist, fout of beide? Argumenteer.
Stelling 1
Mutualisme kan autogene successie veroorzaken.
JUIST/ FOUT / BEIDE
Mutualisme is een +/+ interactie, twee organismen gaan (intensief)
“samenleven”: fitness van beide organismen verhoogt (kunnen beter overleven,
beter groeien en beter voortplanten). Als organismen groeien en groter worden
of voortplanten en dus de populaties groeien, komt daar meer biomassa bij
(biomassa stijgt). Met andere woorden zorgt mutualisme ervoor dat de biomassa
stijgt (Hoofdstuk 9).
Als de gemeenschap er zelf voor zorgt dat er andere gemeenschappen hun gaan
opvolgen, spreken we van autogene successie. Autogenen successie is
successie gestuurd “van binnenuit”: de actuele gemeenschap (op dit punt in de
successie) verandert zelf iets aan het biotoop waardoor er een nieuwe
gemeenschap die plaats zal innemen.
Daartegenover staat allogene successie (tegenovergestelde van autogene
successie). Allogene successie is successie gestuurd “van buitenaf”, met andere
woorden successie die door externe factoren gestuurd wordt, (bv. Grondinge
wijziging biotoop door natuurramp).
Bij mutualisme stijgt de biomassa. Als die biomassa stijgt kan dat ervoor zorgen
dat ook de omgeving gaat veranderen/ wijzigingen (bv. Bos). Er zullen andere
organismen komen die daar beter kunnen gedijen en er zullen organismen die
niet meer kunnen gedijen wegtrekken. Er ontstaat successie.
Mutualisme biomassa stijgt mogelijks veranderingen aan omgeving (bv.
Minder plek, meer strooisel, andere biochemische samenstelling bodem, … )
successie.
Mutualisme, het stijgen van biomassa, kan ervoor zorgen dat de biomassa zelf de
omgeving, de condities verandert (bv. Chemische samenstelling bodem) en dat
er dus autogene successie optreedt.
Stelling 2
Enkel autotrofe organismen doen aan primaire productie.
JUIST/ FOUT / BEIDE
Productie, in de ecologie, noemen we het maken van biomassa (=
biomassaproductie). De primaire productie is de “eerste” productie van
, biomassa in een ecosysteem: deze productie zet afzonderlijke bouwstenen (niet-
bio-massa) om in biomassa.
Alle volgende producties of trofische niveaus (secundaire productie, tertiaire
productie,..) zetten biomassa om in “andere” biomassa. Wetenschappelijk gezien
is de biomassa die gemaakt wordt in de productie van een bepaald trofisch
niveau, altijd kleiner dan de biomassa van het vorige niveau (minder dan het
vorige niveau). Hierdoor kunnen er geen eindeloos aantaal trofische niveaus
bestaan.
De enige gekende biochemische reactie waarbij biomassa (natuurlijk) wordt
gevormd is de fotosynthese: de assimilatie (vorming) van koolhydraten en
zuurstof uit water en CO 2. Met andere woorden is de fotosynthese de enige
reactie die bestaat waardat er nieuwe biomassa gemaakt wordt uit niet-
biomassa.
Organismen die aan fotosynthese doen (= primaire producenten) maken “zelf”
hun energie- en voedselbron: dit zijn autotrofe organismen, zoals planten,
algen, sommige bacteriën… (auto = “zelf”). Autotrofe organismen zijn
organismen die zelf hun eigen energie, bouwstenen, materiaal en biomassa
maken.
Heterotrofe organismen (dieren en mensen) daarentegen moeten andere
biomassa opnemen om dat te kunnen verwerken in het lichaam tot energie om te
kunnen overleven. Wij moeten extern die biomassa opnemen, terwijl planten
(autotrofen) die biomassa zelf aanmaken uit andere elementen.
Autotrofe organismen = primaire producenten.
Stelling 3 (voorbeeld van een niveau drie vraag op het examen)
Door een grondige studie van de gemeenschapsecologie op een bepaalde plek, kan je
nauwkeurig berekenen in welke fase (in termen van tijd) de successie op dat moment is.
JUIST/ FOUT / BEIDE
Successie is inderdaad het zich in tijd opvolgen van (eco)gemeenschappen op een bepaalde
plaats.
Als je met andere woorden de volgorde van de gemeenschappen (in functie van het klimaat,
de ligging, de abiotische eigenschappen van de te bestuderen plek) kan achterhalen, kan je
bepalen hoe lang die specifieke successie op dat moment al bezig is.
(Voorbeeld les: forensische wetenschap op een lijk in ontbinding)
MAAR dat zegt niets over eventuele andere successies die er daarvoor op die plek waren:
successie wordt soms gepauzeerd (vorst), teruggedraaid of op een ander spoor gezet door
externe (allogene) factoren (bv. Natuurrampen, ingrijpen van de mens (bv. het heidegebied),
…).
De stelling is dus niet helemaal juist (en dus fout). Men heeft om eigenlijke uitspraken te
doen meer informatie nodig (bv. Weersgegevens, locatiegegevens, …). Met andere woorden