Samenvatting Routes van het Recht, ISBN: 9789462903593 Rechtspsychologie
13 keer bekeken 0 keer verkocht
Vak
Rechtspsychologie
Instelling
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Boek
Routes van het Recht
Samenvatting van alle relevante hoofdstukken voor het vak Rechtspsychologie, verplicht vak in de minor Forensische Criminologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Week 1
Hoofdstuk 2 Klassieke experimenten in de rechtspsychologie
Acht beroemde en invloedrijke rechtspsychologische experimenten:
1. Suggestie en de invloed van post-hoc informatie: het experiment van Loftus met botsende
auto’s
In een experiment samen met John Palmer in 1974 werden filmpjes van botsende
auto’s getoond aan studenten. Er werd een vraag gesteld aan de ene groep met
hoeveel mijl/h de auto’s in contact kwamen met elkaar. Aan de andere groep werd
het woord contact vervangen door botsen of iets in die richting. Hieruit werd
geconcludeerd dat de vorm van de vraag het antwoord van getuigen kan
beïnvloeden.
Dit en nog twee andere experimenten laten zien dat men het geheugen van getuigen
kan veranderen door achteraf, na de gebeurtenis die zij zich herinneren, misleidende
informatie te geven. Dat is relevant voor praktijk, want getuigen staan nadat zij een
misdrijf zagen, onder nogal wat invloeden.
2. Veranderingsblindheid: de deurstudie
Deze studie laat zien dat veranderingsblindheid vooral voorkomt als mensen
informatie op een oppervlakkige wijze encoderen. Volgens de onderzoekers biedt
veranderingsblindheid een verklaring voor het gegeven waarom onschuldigen die
toevallig op de plaats delict aanwezig zijn, door ooggetuigen soms voor daders
worden gehouden. Zo zou een dader die een gebouw binnengaat, kunnen worden
verward met een onschuldige die even later het gebouw verlaat.
3. Valse bekentenissen: het Alt-toets-experiment van Kassin en Kiechel
Dit experiment liet in een laboratorium-setting zien onder welke omstandigheden
mensen overgaan tot het bekennen van iets dat zij niet hebben gedaan. Het
experiment was erop gericht om te onderzoeken of en in welke mate mensen iets
bekennen dat zij niet hebben gedaan ten gevolge van de confrontatie met vals
bewijs. Daarnaast werd onderzocht in welke mate valse bekenners die bekentenis
ook internaliseren; dat wil zeggen, zelf zijn gaan geloven dat hetgeen waarvan men
beschuldigd wordt ook daadwerkelijk gebeurd is.
Voor de rechtspraktijk is de relevantie van het experiment evident. Juist in
rechtssystemen waarin het is geoorloofd om een bekentenis uit een verdachte te
persen met vergaande verhoortechnieken, zoals de Reid-techniek, die in de VS en
vele landen daarbuiten wordt toegepast, dient men erop bedacht te zijn dat er
verhoogd risico is op valse bekentenissen. Het Alt-toets-experiment liet op elegante
wijze zien dat uitsluitend het confronteren met vals belastend ooggetuigenbewijs tot
een enorme toename in valse bekentenissen kan leiden. De resultaten van het Alt-
toets-experiment onderstrepen de gedachte dat het uitgangspunt van een verhoor
niet het verkrijgen van een bekentenis zou moeten zijn, maar het achterhalen van de
waarheid.
Het experiment was niet bepaald realistisch is de kritiek. Bekennen van het aanraken
van een toets is een stuk gemakkelijker en vrijblijvender dan het bekennen van een
ernstig misdrijf.
4. Commissies in het geheugen: crashing memories en het probleem van source monitoring.
Zonder beelden te hebben gezien, blijkt dat meer dan de helft van de mensen
rapporteerden dat zij die wel hebben waargenomen. Zij vullen het verhaal ook aan
met niet waargenomen details. Dat kan verklaard worden door twee fenomenen.
Allereerst blijkt inferentie van kennis een groot aandeel te hebben. Op basis van
ideeën en kennis over wat er zou kunnen zijn gebeurd, komt men tot de conclusie
dat het eindresultaat van het inferentieproces een authentieke waarneming is. Een
algemeen verkregen door films of populairwetenschappelijke programma’s is dat als
vliegtuigen of auto’s crashen, ze exploderen. Dat alleen is niet genoeg. Blijkbaar
, moet het inferentieproces ook nog foutief worden genormeerd als een externe bron
van kennis. Dat wil zeggen, dat de foutieve afweging wordt gemaakt als wordt beslist
of de beelden zijn gebaseerd op fantasie – een interne bron van kennis – of op een
waarneming – een externe bron. Dat is de zogenaamde source monitoring error
(bronfout of bronverwarring).
5. Simpele pseudo-herinneringen: het Deese-Roediger-McDermott-paradigma
Het DRM-paradigma bestaat uit het aanleren door proefpersonen van een lijst van
woorden (bijv. slapen, rusten, kussen). Die woorden zijn sterk geassocieerd met één
woord, de zogenaamde critical lure (het lokwoord), dat niet in de lijst is opgenomen
(bijv. droom). Het was Deese opgevallen dat als je mensen na het laten lezen of
voorlezen van de lijst woorden vraagt welke woorden zich nog kunnen herinneren,
ze ook het lokwoord opnoemen. Het vermelden dat het lokwoord voorkwam in de
lijst, wordt als een pseudo-herinnering aangemerkt.
Het accepteren van het lokwoord kan op twee manieren worden verklaard. Roediger
en zijn collega’s hebben het over de activation/monitoring-theorie. Dat wil niet meer
zeggen dat dat de sterke associatie van de woordenlijsten ook het lokwoord heeft
geactiveerd. Iemand vergist zich in de vraag of een woord nu vanuit externe bron
afkomstig is of uit eigen herinnering. De tweede verklaring kan worden gevonden in
de fuzzy trace-theorie. Die theorie komt erop neer dat van ervaringen twee
geheugensporen achterblijven. De ene is een letterlijk spoor waarin alle kenmerken
van de ervaring worden vastgelegd (verbatim-herinnering). Het andere spoor is juist
meer een algemeen geheugenspoor (gist). De letterlijke sporen verdwijnen eerder uit
het geheugen, terwijl de algemene sporen juist blijven bestaan.
Kritiek: Hoe verhoudt een woordenlijst en het accepteren van een niet-
gepresenteerd woord zich tot een pseudo-herinnering aan seksueel misbruik?
6. Compliance: het experiment van Asch naar groepsconformiteit bij het schatten van
lijnlengtes
De experimenten van Asch laten zien dat veel mensen geneigd zijn zich aan een
meerderheidsstandpunt aan te passen, zelfs als het glashelder is dat dat standpunt
onjuist is. Die neiging wordt compliance, groepsconformiteit of meegaandheid
genoemd.
Groepsconformiteit wordt gezien als een van de processen die het optreden van
tunnelvisie in groepen kunnen versterken. Maar groepsconformiteit veroorzaakt
geen tunnelvisie, kan het alleen versterken dus. In opsporing, vervolging en
berechting zijn er tal van momenten waarin dat een rol kan spelen, doordat
beslissingen in samenspraak worden genomen in groepen die structureel
samenwerken. De leden van die groepen doen er goed aan zich te vergewissen van
dat mechanisme en, voor zover mogelijk, zich ertegen te wapenen.
Bij complexe en zware misdrijven kan een TGO worden geformeerd dat zich
gezamenlijk op het oplossen van de zaak stort. Slechts door het organiseren van
tegenspraak en bewustzijn van groepsdruk kan in die prille fase van het
opsporingsproces worden gewaakt tegen tunnelvisie binnen een TGO.
Binnen de raadkamer tegen groepsconformiteit te bewapenen: de jongste en minst
ervaren rechter krijgt als eerste het woord bij beraadslaging. Op die wijze kan hij zich
niet conformeren aan een nog onbekend meerderheidsstandpunt.
7. Gehoorzaamheid: het Milgram-experiment met elektrische schokken
De experimenten van Milgram zorgden voor de toegenomen controle op het werk
van onderzoekers.
8. Effect van dossierkennis vooraf op het bewijsoordeel van rechters: het onderzoek van
Schünemann
, Als mensen zich een mening over een bepaald onderwerp hebben gevormd, zijn zij
geneigd vast te gehouden aan die mening, zelfs als hen informatie bereikt die de
grondslag onder die mening wegslaat. Die cognitieve bias wordt belief perseverance
genoemd.
De resultaten van het onderzoek laten zien dat het bewijsoordeel van rechters wordt
beïnvloed door dossierinformatie die zij voorafgaand aan de behandeling van de zaak
hebben ontvangen. Worden cursussen aangeboden om rechters hiervan bewust te
maken. Maar belief perseverance en andere cognitieve biases laten zich moeilijk
veranderen.
Hoofdstuk 11 Psychologische invloeden op forensisch-technisch onderzoek
Contextinformatie kan zorgen voor verwachtingseffecten. Verwachtingseffecten hebben invloed op
de perceptie en besluitvorming in allerlei verschillende soorten situaties en omstandigheden.
Mensen hebben de neiging om gebeurtenissen zodanig te interpreteren dat het past bij de
verwachtingen die ze hebben.
- Zo werden in een onderzoek van Bressan en Dal martello aan proefpersonen foto’s van
volwassenen en kinderen getoond. De foto’s die werden getoond, waren van koppels, een
volwassene en een kind. Als de proefpersonen informatie kregen dat de volwassene en het
kind familie waren, zagen zij meer overeenkomsten tussen de gezichten dan wanneer zij
dachten dat de volwassene en het kind geen familie van elkaar waren. De informatie die het
onderzoek van Bressan en Dal Martello aan de proefpersonen werd gegeven, is
contextinformatie. Contextinformatie zorgt voor verwachtingen. De verwachtingen kunnen
onbewust de perceptie en besluitvorming beïnvloeden.
Ook bij forensisch-technisch onderzoek kunnen verwachtingseffecten een rol spelen. Zowel
sporenonderzoekers op de plaats delict, als deskundigen in forensische laboratoria doen een visuele
inspectie van de plaats delict of de sporen. Komt het vingerspoor van de plaats delict overeen met de
vingerafdruk van de verdachte? Het is de bedoeling dat zo onbevooroordeeld mogelijk wordt
onderzocht of sporen van dezelfde bron afkomstig zijn, maar het oordeel hangt af van de
interpretatie van de plaats delict en de relatieve gelijkenis van sporen.
Bij het beoordelen of twee sporen van dezelfde bron afkomstig zijn, is er altijd sprake van enige
subjectiviteit. Lijken de sporen genoeg op elkaar om te kunnen concluderen dat ze van dezelfde bron
afkomstig zijn? Het is aan de deskundige om dat te bepalen.
Hypothesen over bewijs kunnen in drie niveaus worden opgedeeld:
1. Bronniveau is gebaseerd op observaties, metingen en analyses. Daar wordt bepaald of
een gevonden spoor overeenkomt met het referentiemateriaal en dus afkomstig is van
dezelfde bron. Stel dat op en plaats delict een mes wordt veiliggesteld waarop later een
DNA-spoor wordt gevonden. Een vraag op bronniveau is of het DNA-spoor op het mes
overeenkomt met het referentiemateriaal van een verdachte.
2. Activiteitenniveau richt zich op de delictgerelateerdheid van een spoor. Kan het mes zijn
gebruikt om het slachtoffer te verwonden? Hiervoor is contextinformatie nodig. Kan van
belang zijn om te weten wat de verwondingen van slachtoffer zijn.
3. Delictniveau richt zich op de vraag of er een misdrijf heeft plaatsgevonden en of
verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Rechter moet beantwoorden.
Hoe hoger de hiërarchie van hypothesen, hoe meer informatie nodig is om een uitspraak te kunnen
doen over de waarschijnlijkheid ervan.
Zodra een scenario in een onderzoek leidend is, kan confirmation bias ontstaan. Men gaat op zoek
naar informatie die past binnen het leidende scenario en ziet informatie die het scenario
, tegenspreekt over het hoofd. Het is voor mensen lastig om van een eenmaal gevormd idee af te
stappen. Als eenmaal een idee is gevormd, ontstaat de neiging om aan dat idee vast te blijven
houden, ook al is er informatie die het idee tegenspreekt. Die neiging heeft belief perseverance.
Dus volgens mij bij confirmation bias is het zo dat je informatie zoekt die past bij het scenario en de
andere informatie zie je over het hoofd en bij belief perseverance heb je wel informatie gezien die
het idee tegenspreekt maar alsnog blijf je aan je ideeën vasthouden.
Confirmation bias en belief perseverance hebben een versterkende werking op elkaar en kunnen
leiden tot tunnelvisie in het opsporingsonderzoek.
Uit onderzoek bleek dat ook deskundigen uit het forensisch laboratorium vatbaar zijn voor
verwachtingseffecten, is door verschillende onderzoekers gepoogd om oplossingen aan te dragen
voor dat probleem. Er wordt onderscheid gemaakt tussen domein-irrelevante informatie en domein-
relevante informatie.
- Domein-irrelevante informatie: dit is informatie die buiten het domein van de deskundige
ligt.
- Domein-relevante informatie: informatie die binnen het domein van de deskundige ligt en
noodzakelijk is om herkomst- of activiteitvragen over sporen te beantwoorden.
Saks en collega’s beschrijven blind testen als de simpelste methode om de onderzoeker tegen de
negatieve invloed van contextinformatie te beschermen. Dit betekent dat deskundige zijn onderzoek
doet zonder domein-irrelevante informatie. Een andere procedure om de negatieve invloed van
verwachtingseffecten te minimaliseren, is de bewijsconfrontatie. Een deskundige krijgt materiaal van
de verdachte te zien, of materiaal dat afkomstig is van de plaats delict, en vijf plausibele
referentiesporen. De deskundige weet niet van welke bron het materiaal afkomstig is en doet het
onderzoek dus blind. Het is aan de deskundige om te bepalen of een van de sporen overeenkomt
met het spoor dat op de plaats delict is gevonden.
Om de negatieve invloed van verwachtingseffecten bij de interpretatie van DNA-profielen te
minimaliseren wordt aanbevolen om lineair te werken. De deskundige analyseert eerst het gevonden
spoor, vervolgens het referentiespoor en vergelijkt tot slot pas beide sporen. Om zo objectief
mogelijk te werken moet worden voorkomen dat de deskundige het referentieprofiel al heeft gezien
voordat het spoor dat op de plaats delict is veiliggesteld, wordt geanalyseerd.
Deze oplossingen zijn om verwachtingseffecten tegen te gaan gericht op spoor-vergelijkend
onderzoek in het laboratorium. Sporen op het plaats delict kunnen niet worden geïsoleerd en blind
worden onderzocht. Dus het tegengaan van verwachtingseffecten is dan moeilijker dan in het labo.
Hoofdstuk 21 Het deskundigenbewijs van de rechtspsycholoog
De Puttense Moordzaak en de Schiedammer Parkmoord hebben laten zien dat er forse problemen
kunnen optreden met de rol van deskundigen en dat deed de behoefte rijzen om die rol beter te
regelen. Dat gebeurde met een aantal initiatieven:
1. Voor het politieonderzoek werd de Landelijke Deskundigenmakelaardij (LDM) opgericht, die
tracht politiemensen te adviseren over de deskundigen die in de opsporing kunnen worden
ingeschakeld.
2. Daarnaast is er sinds 2009 de Wet deskundige in strafzaken, waarin de positie en rol van de
deskundige in het strafrecht wordt geregeld. Op basis van dat wetsontwerp is er het
Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen (NRGD), dat wordt bestierd door een door de
minister van Veiligheid en Justitie benoemd College. Het NRGD registreert deskundigen in
verschillende vakgebieden nadat de kwaliteit van hun werk op basis van vooral hun eigen
deskundigenrapporten is vastgesteld. Grootste groep in het NRGD zijn forensisch
psychologen en psychiaters.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper janehoningh. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.