Examenopdracht C: Zwemmen
LUIK A: Bouwstenen
Stap 3: Welke voorafgaande stappen (bouwstenen en/of vaardigheden) zijn er nodig voor
deze oefening (kip aan ’t spit) en zou een kind eerst aangeleerd moeten krijgen voor
hij/zijn deze eindoefening kan (theorie).
Bouwstenen
- Hoofd: Deze bouwsteen, deze stap hebben we eigenlijk niet echt nodig om deze oefening
(kip aan ’t spit) te kunnen uitvoeren. Bij deze bouwsteen gaat het over onderdompeling
waarbij we te maken hebben met een ademhalingscontrole, het uitblazen onder water. Dit
hebben we niet echt nodig bij deze oefening, want bij het roteren, is men maar heel even
onder water waarbij we niet moeten uitademen. Toch is deze bouwsteen toch een klein
beetje van belang bij deze oefening, omdat men deze bouwsteen eigenlijk moet beheersen,
om te kunnen drijven en drijven is wel een belangrijke vaardigheid bij kip aan ’t spit.
- Romp: Deze bouwsteen, deze stap hebben we zeker wel nodig om deze oefening (kip aan ’t
spit) te kunnen. Bij deze bouwsteen, gaat het over vormspanning en dat is bij deze oefening
heel belangrijk. Voor kip aan ’t spit, is vormspanning belangrijk, omdat men mooi horizontaal
moet kunnen liggen in het water en ook omdat men moet kunnen roteren rond zijn/haar
eigen as.
- Ledematen: Deze bouwsteen, deze stap hebben we ook nodig bij deze oefening (kip aan ’t
spit). We hebben onze ledematen, voeten/benen en armen, nodig om te kunnen roteren en
roteren is heel belangrijk bij deze oefening.
Vaardigheden:
- Evenwicht bewaren: Deze vaardigheid is enorm belangrijk bij kip aan ’t spit, omdat je bij
deze oefening moet kunnen drijven en om te kunnen drijven, moet je uw evenwicht kunnen
bewaren. Ook is het bij het roteren belangrijk, dat je uw evenwicht kan bewaren.
- Verplaatsen: Deze vaardigheid is niet echt nodig bij kip aan ’t spit, omdat het hierbij echt
gaat om het verplaatsen en bij kip aan ’t spit blijft men ter plaatse, alleen roteert men.
- Controle – coördinatie: Deze vaardigheid hebben we ook nodig om kip aan ’t spit te kunnen
uitvoeren. Ons lichaam moet gecoördineerd zijn, om te kunnen roteren en we moeten ook
ons lichaam onder controle hebben, om de oefeningen te kunnen.
1
, Examenopdracht C: Zwemmen
Stap 4: Selecteer/ontwerp 5 oefeningen van makkelijk naar moeilijk die je zou aanbieden
om uiteindelijk te komen tot ‘kip aan ’t spit’. Kies oefeningen uit je fiches van zwemmen en
je vermeldt telkens de bouwsteen/vaardigheid waarrond je werkt.
Oefening 1: Zonnebaden – glijden (p.72)
- Het kind vertrekt vanuit een rugligse hang aan de kant/rand van het zwembad;
- Het kind heeft een plankje vast in haar handen.
- Het kind stoot zich dan rugligs af met twee voeten en laat zich zo lang mogelijk uitdrijven,
met haar handen boven haar hoofd, met behulp van het plankje.
- Vaardigheid: Evenwicht + bouwsteen: romp en hoofd
Oefening 2: De krokodil – drijven (p.70)
- Het kind ligt op zijn/haar rug in het water en strekt zijn/haar handen boven zich uit in het
water met behulp van een plankje.
- Zijn/haar hoofd wijst naar boven op het water, het gezichtaanzicht komt niet in het water!
- Als hulp, krijgt het kind ook een buis onder zijn/haar voeten om die te laten rusten, zodat
hij/zij makkelijker haar evenwicht kan houden.
- Vaardigheid: Evenwicht + bouwsteen: romp
Oefening 3: De stofzuiger (p.70)
- De leerlingen gaan per twee staan. Telkens één iemand heeft een plankje in de handen.
- Het kind dat een plankje vast heeft, wordt voortgeduwd aan de voeten door een ander kind.
- Het kind dat voortduwt maakt bochten, waardoor het moeilijker is voor het kind met het
plankje op zijn/haar evenwicht te behouden.
- Het kind dat voortduwt kan ook het kind met het plankje laten draaien, als hij/zij dat
aangeeft aan de voeten.
- Het kind met het plankje maakt bromgeluiden, zodat hij/zij op een stofzuiger lijkt.
- Vaardigheid: Evenwicht + bouwsteen: ledematen
2