Nina Reyn - 20180227
Geschiedenis van het economisch denken
H1: Inleiding – Griekse oudheid – Scholastieken
H1.1. Inleiding
• De cursus heeft drie hoofddoelen, namelijk:
▪ Een breed overzicht geven van de geschiedenis van het economisch denken door een
overzicht te geven van de voornaamste stromingen en figuren die het economisch denken
vorm hebben gegeven.
▪ Een inzicht verschaffen in de verbanden tussen de verschillende protagonisten en scholen in
het economisch denken.
▪ Het meegeven van de intellectuele achtergrond van de discipline, de geschiedenis van het
economisch denken maakt duidelijk van waar de economische theorieën vandaan komen.
• Agnar Sandmo’s redenen:
▪ Economisten specialiseren zich tegenwoordig meer in hun disciplines en focussen zich niet
meer echt op de geschiedenis. Agnar Sandmo geeft enkele redenen waarom we dit wel
zouden moeten doen:
- “It is fun. Anyone with some familiarity with modern economics should find it
interesting to read about the thinkers and theories of the past (…).”
- “Some knowledge of the history of thought should form part of the liberal education of
an economist.”
- “Some familiarity with the history of thought contributes to a better understanding of
the fact that the discipline of economics is in a permanent process of change and
development, thereby leading to a better understanding of the nature of economic
research.”
H1.2. Bronnen voor de geschiedenis van het economisch denken
• Wie over de geschiedenis van het economisch denken schrijft, moet zich baseren op de studie
van primaire en/ of secundaire bronnen:
▪ PRIMAIRE BRONNEN
- Definitie: originele teksten geschreven door de auteurs.
- Voorbeelden:
➢ Gepubliceerde werken, manuscripten, briefwisseling, persoonlijke archieven …
- Opmerking: Het Engels wordt gezien als de Lingua franca in de economische
wetenschap waardoor teksten die niet vertaald worden naar het Engels het risico lopen
om buiten het gezichtsveld van de meeste economisten te vallen.
▪ SECUNDAIRE BRONNEN
- Definitie: omvat alle vormen van wetenschappelijke reflectie over de geschiedenis van
het economisch denken.
- Onderscheid maken tussen:
➢ 1) De professionele literatuur:
➔ Omschrijving: Bestaat uit interpretaties, analyses, evaluaties … van theorieën,
modellen, scholen, stromingen, revoluties … van het economisch denken. Dit
soort literatuur is meestal geschreven door specialisten (economisten en
historici), en is te vinden in de vorm van boeken en artikels in gespecialiseerde
tijdschriften.
➔ Voorbeelden:
❖ Joseph Schumpeter, History of Economic analysis
❖ Mark Blaug, Economic theory in retrospect
➢ 2) De handboeken
➔ Omschrijving: bedoeld voor het universitair onderwijs over de geschiedenis
van het economisch denken.
1
, Nina Reyn - 20180227
➔ Voorbeelden: vooral Engelstalige handboeken
➢ 3) De andere literatuur
➔ Omschrijving: zeer toegankelijke boeken over de geschiedenis van het
economisch denken die niet behoren tot de handboeken.
➢ 4) Het internet
➔ Bv: Center for the History op Political Economy at Duke University
H1.3. Geschiedenis en methodologie
• Methodologen houden zich bezig met vragen als ‘wat is wetenschap?’, ‘hoe kan wetenschap van
niet-wetenschap worden onderscheiden?’
• Klassieke bijdragen op het gebied van de wetenschap methodologie zijn afkomstig van mensen
zoals:
▪ Karl Popper:
- Staat bekend omwille van het falsificationisme (verband oorzaak en gevolg):
➢ Echte wetenschap is er pas wanneer er uitspraken worden beweerd die worden
weerlegd (in tegenstelling tot de trend om zoveel mogelijk bevestiging te zoeken)
dus hier moet er in principe een weerlegbaarheid zijn om uitspraken, anders is het
geen wetenschappelijke uitspraak.
➢ Eén bewijs dat een theorie kan weerleggen is veel significanter dan duizend
voorbeelden waarbij de theorie klopt.
▪ Thomas Kuhn (paradigma-theorie):
- Gebaseerd op feitelijke gang van zaken in de wetenschappen, in sommige
wetenschappen waren er periodes van rust, maar ook van onrust waar het bestaan van
een bepaalde kijk naar theorieën omver wordt geworpen.
➢ Dit komt doordat er sommige verschijnselen ontstaan die niet verklaard kunnen
worden door het bestaande paradigma en er twijfel ontstaat, en indien deze
twijfel groter wordt, zal dat paradigma verdwijnen en zal er een ander paradigma
ontstaan.
▪ Imre Lakatos (wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s):
- Probeerde de theorie van Popper en Kuhn over te nemen en te verzoenen. Hij maakt
een onderscheidt tussen de hardere kern van het een wetenschappelijk onderzoeken
(mag nooit in vraag worden gesteld) en daarnaast de beschermde schil (wat daar rond
zit).
➢ Wanneer er op een bepaald moment zaken zijn die niet kunnen worden verklaard
door het paradigma zal een onderzoeksprogramma proberen de harde kern te
behouden, maar de beschermde schil zal worden aangepast worden aan feiten.
• In de economische methodologie vraagt men zich af of de economische wetenschap wel een
echte wetenschap is, of onder welke voorwaarde dat het geval zou zijn.
▪ Donald/Deirdre McCloskey (enkel voor economische wetenschappen):
- The retoriek van de economische wetenschap, hij overloopt de criteria van de
voorgaande economisten voor het bepalen wat een wetenschap is.
➢ Als je kijkt naar de feiten die de economisten volgen, dan zie je dat niet voldoen
aan de wetenschap. De economisten zeggen wel dat ze at doen, maar in praktijk
doen ze dat niet.
➢ Hij zegt dat de voorschriften moeten worden overboord gegooid worden (de
theorie) en gaat zich richten op de praktijk. Economische modellen moet je niet
letterlijk nemen in de realiteit, ze gebruiken die als een metafoor voor de realiteit
(de essentie weergeven).
➢ Het geeft weer hoe communiceren economisten met elkaar en op welke manieren
gaan ze elkaar gaan overtuigen.
➔ Schrijft over rethoriek
➔ Nu een vrouw, geslachtsverandering
2
, Nina Reyn - 20180227
➔ Stottert
H1.4. Economie als ‘Dismal science’
• In de Angelsaksische literatuur wordt de economische wetenschap dikwijls aangeduid als de
dismal science, de akelige, trieste, sombere wetenschap.
▪ De term is gelanceerd in het midden van de 19de eeuw, door de schrijver Thomas Carlyle,
naar velen aannemen als reactie op de pessimistische boodschap van Malhtus’
bevolkingstheorie.
▪ Dit verhaal is echter niet correct. De juiste toedracht is veel complexer.
- Kort samengevat moet de oorsprong van de term worden gezocht in de Britse discussie
over de afschaffing van de slavenhandel en de slavernij.
➢ De anti slavernij beweging in Groot-Brittannië bestond uit een coalitie van
christelijke denkers (vooral Quakers), utilitaristen en economisten. Die boekte in
de eerste helft van de 19de eeuw heel wat succes, maar kreeg af te rekenen met
een campagne die pleitte voor de herinvoering van de slavernij, of op zijn minst de
voordelen van de afschaffing van de slavernij in twijfel trok midden in de 19e eeuw.
➢ Standpunten in die zin werden ingenomen door schrijvers als Thomas Carlyle, John
Ruskin en zelfs Charles Dickens. Carlyle en Ruskin hadden veel kritiek op de
beginnende economische wetenschap, die waarden als vrijheid en gelijkheid hoog
in het vaandel voerde en de wederzijdse voordelen van handel benadrukte.
➔ Daartegenover stelden zij dat de overheid moest tussenkomen in het
economisch leven om orde te scheppen, en dat niet alle mensen gelijk zijn. In
hun ogen waren sommige mensen superieur, en moesten die de maatschappij
leiden. De inferieure mensen, zoals de zwarten moesten worden opgevoed en
verbeterd. Die visie held in dat traditionele vormen van slavernij, gebaseerd
op een hiërarchie van superieure en inferieure mensen, in zekere zin goed en
verdedigbaar waren.
➔ Daartegenover stond dat Carlyle en Ruskin moderne vormen van slavernij,
zoals die ten opzichte van machines, scherp veroordelen. Volgens hen maakte
de industrialisatie mensen afhankelijk van machines en corrumpeerde hun
ziel.
- In die context schreeft Carlyle in 1849 zijn Occasional discourse on the Negro Question.
Het is het eerste geschrift waarin hij de term “dismal science” gebruikte om de
ecomische wetenschap aan te duiden:
➢ “Truly, my philanthropic friends, Exeter Hall Philanthropy is wonderful; and the
Social Science—not a ‘gay science,’ but a rueful—which finds the secret of this
universe in ‘supply-and- demand,’ and reduces the duty of human governors to that
of letting men alone, is also wonderful. Not a ‘gay science,’ I should say, like some
we have heard of; no, a dreary, desolate, and indeed quite abject and distressing
one; what we might call, by way of eminence, the dismal science. These two, Exeter
Hall Philanthropy and the Dismal Science, led by any sacred cause of Black
Emancipation, or the like, to fall in love and make a wedding of it, —will give birth
to progenies and prodigies; dark extensive moon-calves, unnameable abortions,
wide-coiled monstrosities, such as the world has not seen hitherto!”
H1.5. Geschiedenis – Pre klassieke periode
H1.5.1. Griekse oudheid
• Situering
▪ We besteden in dit deel aandacht aan de merkwaardige bijdragen aan het economisch
denken geschreven in de klassieke oudheid, opvallend hierbij is dat vooral de Griekse
filosofie bijdragen levert en niet zo zeer de Romeinse periode.
3
, Nina Reyn - 20180227
▪ De maatschappij van 450-300 voor Christus zag er totaal anders uit dan die van vandaag, en
dat weerspiegelt zich in de ideeën die men zich over het economisch leven vormde.
Kenmerken van de maatschappij van toen:
- KLASSENSTRUCTUUR
➢ Omschrijving: een sterk hiërarchische ordening van de maatschappij waarin de
meesten een tamelijk rigide positie en status hadden. (Je werd geboren in een
bepaalde klassen en het was zeer moeilijk of zelfs onmogelijk om naar een hogere
klassen te gaan.)
- DOMINANTIE VAN DE LANDBOUW
➢ Landbouw: de directe voedselvoorziening is veruit de belangrijkste economische
sector, terwijl in de steden vooral een culturele rol speelden.
➢ Geld: had een marginale betekenis, de handel zou immers hoofdzakelijk ruilhandel
geweest zijn.
- GEEN APARTE ECONOMISCHE WETENSCHAP
➢ Omschrijving: het waren vooral filosofen die zich toen bogen over de ‘economische
problemen’. Typisch is dat hun economische inzichten een onderdeel uitmaken
van hun ethische theorieën; het streven naar het goede staat bij hun centraal,
economische analyse als zodanig is niet hun eerste bekommernis. Hun opvattingen
hebben een zeer grote invloed gehad en de wortels van belangrijke westerse
intellectuelen tradities liggen daar.
➢ Voorbeeld Xenofoon: Schreef het boek Oikonomikos. Daarin had hij het vooral
over de praktische organisatie van het huishouden (Oikos). De nu onbruik geraakte
term voor economie, ‘staathuishoudkunde’, verwijst nog naar die vroegere
betekenis van economie.
H1.5.2. Plato (427-347 v.C.)
• Plato is de leermeester van Aristoteles en de leerling van Socrates.
▪ Plato schrijft zijn boeken onder de vorm van dialogen, meestal met Socrates in de hoofdrol
(‘Socratische dialogen’); aangezien Socrates zelf geen geschriften heeft nagelaten, is het
moeilijk te onderscheiden wat van Socrates is en wat van Plato is.
• Hij is de oprichter van de ‘Academie’ in Athene. Wat zijn economische inzichten betreft, zijn twee
dialogen van belang:
▪ DE POLITEIA OF DE REPUBLIEK OF DE STAAT
- In dit boek geeft Plato onder andere een beschrijving van de ideale, rechtvaardige
staat. Plato’s ideale staat is streng hiërarchisch opgebouwd, en heeft onmiskenbaar
totalitaire trekjes. Hij gaat zijn maatschappij opdelen in drie groepen:
➢ De heersers: of filosofen-koningen, zorgvuldig geselecteerd en wetenschappelijk-
filosofisch opgeleid om te heersten, deze staan helemaal bovenaan.
➔ Men moet een examen ondergaan om na te gaan of ze geschikt zijn om tot
deze klassen te behoren.
➢ De bewakers of soldaten: zorgen dat de wetten van de heersers worden nageleefd.
Hebben dezelfde opleiding gekregen als de heersers, maar voldeden niet aan de
voorwaarde om een heerser te worden (zie examen).
➢ Producenten: zoals boeren, ambachtslui, handelaars … staan helemaal onderaan.
➔ Handel en loonarbeid krijgen weinig waardering van Plato en laat deze taken
uitvoeren door mensen met een slechte gezondheid (handel) of door mensen
met een beperkte verstandelijke capaciteiten (loonarbeid).
- De indeling van de maatschappij in klassen, en meer in het algemeen zijn visie op de
arbeidsverdeling in de ideale samenleving, is gebaseerd op twee principes:
➢ Op de verscheidenheid van de menselijke behoeften, die ruil doet ontstaan.
➔ De mens heeft vele verschillende behoeften die ze graag vervullen, maar kan
ze niet allemaal zelf produceren waardoor ze aan ruil moeten doen.
4