Deze pdf bestaat uit een volledige samenvatting van het vak 'Economie en bedrijfsleven', gebaseerd op: de slides, de syllabus en aanvullende informatie van de lessen.
Hoofdstuk 4: toepassing van Vraag en Aanbod: allocatieve efficiëntie...........................................................10
Consumentensurplus (CS) ................................................................................................................................. 10
Producentensurplus (PS) .................................................................................................................................. 10
Totale surplus ................................................................................................................................................... 10
Welvaartsverlies ............................................................................................................................................... 10
Prijscontrole ..................................................................................................................................................... 11
Minimumprijs (bindend indien boven de evenwichtsprijs) ............................................................................... 11
Maximumprijs (binden indien onder de evenwichtsprijs)........................................................................... 11
Hoofdstuk 5: kosten en opbrengsten van de onderneming ............................................................................12
Betekenis kosten en winst ................................................................................................................................ 12
Productiekosten ............................................................................................................................................... 13
Korte termijn ............................................................................................................................................... 13
Lange termijn: ............................................................................................................................................. 15
Opbrengsten (prijsnemer vs prijszetter) ........................................................................................................... 15
Winstmaximilisatie........................................................................................................................................... 16
Verliesminimalisatie (is het nuttig om te sluiten bij verlies of niet?) ................................................................ 17
Hoofdstuk 6: marktvormen (market structure) ..............................................................................................18
Spectrum van marktvormen............................................................................................................................. 18
Theoretisch geval ........................................................................................................................................ 18
Hoe verschillen deze marktvormen v elkaar ............................................................................................... 18
1. Volmaakte concurrentie ......................................................................................................................... 19
2. Monopolie............................................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 12: de economie in internationaal perspectief..............................................................................46
1. Internationale handel (de motor v economische groei) .......................................................................... 46
3. wisselkoersen.......................................................................................................................................... 47
Hoofdstuk 1: beginselen vd economie
- Economie: wetenschap die bestudeert hoe de maatschappij schaarse middelen
aanwendt en verdeelt voor de productie v goederen en diensten
- Schaarste: behoeften overschrijden de productiemogelijkheden (prod mogelijk. Is
bepaald dr productiefactoren:
1. Arbeid
2. Kapitaal
3. Natuurlijk hulpbronnen
4. Ondernemersschap
- Efficiëntie: doelmatig gebruik van productiefactoren om aan behoeften te voldoen
- Trade-off: afweging vh ene goed tgo het andere (geld spenderen aan een goed of
bijhouden voor een ander)
- Opportuniteitskost: de waarde vh best mogelijke alternatief tov de genomen
beslissing (het geld wordt gespendeerd dus je kan het niet meer vr iets anders
gebruike)
- Marginale kost: de extra kost agv productie van een extra eenheid (meer slapen ->
meer haasten erna), bedrag waarmee de totale kosten verhogen om 1 product extra
te produceren
- Marginale baat: extra baat (voordeel) agv verbruik v extra eenheid (bv langer slapen-
> meer slaap)
- Marginale verandering: de kleine aanpassingen die w gemaakt bij een al bestaand
plan, afwegen wat je wint/verliest bij een beslissing (is belangrijk bij beslissingen
maken, ‘rational decision making’)
- Prikkels/’incentives’: een verandering in marginale kost of baat wijzigt de prikkel en
leidt tot een nieuwe beslissing. (mss nu beter om meer/minder te produceren?)
- Onzichtbare hand ‘Adam Smith’: het onbedoelde positieve effect vh eigenbelang op
het algemeen belang (markt= zelfreguleerbaar)
Valkuilen
- Post hoc ergo propter hoc: ‘drogredenen’, omdat activiteit A gebeurt voor activiteit
B, veroorzaakt activiteit A aan activiteit B. NIET ALTIJD WAAR
- Correlatie: 1 evenement veroorzaakt het ander
- Causaliteit: 2 evenementen kunnen mbv meetwaarden met elkaar in verband
gebracht worden (wil nt per se zeggen dat de ene de andere veroorzaakt!)
ð Vb: warme zonnige dag: mensen eten meer ijs, mensen geraken meer verbrand:
1. Causaliteit: mensen eten meer ijs en verbranden meer doordat er veel zon is
3
, Largo de Mey 2021-2022
2. Correlatie: eten meer ijs en verbranden meer stijgt beide maar worden nt
door elkaar veroorzaakt
- ‘fallacy of composition’: wat juist is vr de meesten zal dan juist zijn vr iedereen, nt
altijd waar! ‘Onterechte veralgemening’ bv. Spaarparadox
- ‘Paradox of thrift’: hetgeen werkt voor 1 individu werkt nt perse voor iedereen
(indien iedereen begint te sparen wordt dit schadelijk vr de economie!)
- ‘ceteris paribus’: tijdens een vergelijking proberen we om de andere variabelen
constant te houden indien we een vergelijking willen opstellen
Economie als sociale wetenschap
- Micro-economie: bestudeert het gedrag v individuele entiteiten (markten,
ondernemingen, gezinnen...). Vraag/ aanbod, resources
- Macro-economie: bestudeert economie als geheel; grote aggregaten zoals: groei
werkloosheid, inflatie, …
ð Aggregate supply: de totale hoeveelheid/waarde aan goederen en services
geproduceerd id economie
- Positieve uitspraak: beschrijvend, over hoe de economie IS OP DIT MOMENT
ð Het gebruik v bedrijfswagens verhoogt de maatschappelijke kost
- Normatieve uitspraak: voorschrijvend, over hoe de economie ZOU MOETEN ZIJN
ð Overheid moet gebruik v bedrijfswagens herbekijken
- Economisch model: een simpele voorstelling vd economische omgeving, laat de
details weg en behoud de grote lijnen, handig vr economisten om z te focussen op
wat belangrijk is. Vaak mbv grafieken, tabellen, vergelijkingen, narratief. Theorie vs
empirie (slide 18)
De drie economische vraagstukken
1. Welke goederen gaan we produceren:
- Economie zal prioriteit zetten op productie v goederen id long run, ih nadeel vd
productie short term
2. Hoe gaan we ze produceren:
- Wie produceert ze, welke resources gn we gebruiken, welk type productietechniek
3. Voor wie gaan we produceren:
- Wie krijgt het resultaat vd productie, hoe ih nationaal inkomen verdeeld over
verschillende huishoudens
ð Verschillende economische systemen
1. Market economie (vrije economie)
2. Gemengde economie
3. Centraal geleide economie (geplande of geleide economie, beslissingen w
centraal gemaakt dr een overheid)
Productiemogelijkheden
Beslissingen maken over de goederen (inputs en outputs), welke goederen, hoe en voor wie
zijn ze bedoeld.
- Input: koopwaren of services om producten/services te produceren. ‘resources or
factor of production’, kan geklassifieerd worden in 4 categorieën.
- Output: versch. goederen die resulteren vh productieproces en w
geconsumeerd/gebruikt voor verdere productie
ð Bv brood: eieren, bloem, zout, oven, bakkerswerk zijn input om brood als output
te bekomen
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper largodemey. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.