De grammaticale tijden in het Engels: een overzicht
Zoals het woord al zegt, kun je aan het werkwoord zien in welke tijd de zin zich afspeelt. De uitgang van het werkwoord
(dus: waar het op eindigt) verandert, over het algemeen, om die tijd aan te geven.
De tijden kunnen onderverdeeld worden in 3 periodes:
• Present
(tegenwoordige
tijd)
• Past
(verleden tijd)
en
• Future
(toekomende
tijd)
Binnen deze 3 tijden kan dan weer een onderverdeling gemaakt worden tussen:
• Simple
• Continuous
• Perfect
(voltooide tijd).
N.B. In dit overzicht zijn uitzonderingen en onregelmatige werkwoorden buiten beschouwing gelaten. Het is bedoeld als hulpmiddel om snel te
kunnen zien hoe het ook al weer in elkaar steekt!
© The English Classroom – Vaklokaal Engels De Digitale School 1
, The Present Tenses – De tegenwoordige tijd
The Present Simple – Ik werk
Gebruik: 1. bij een feit, hobby, gewoonte
2. drukt toekomst uit als het gaat om roosters, tijdschema’s en planningen
Bevestigende zin Ontkennende zin Vraag Kort antwoord positief Kort antwoord negatief
I work I don’t work Do I work? Yes, I do. No, I don’t.
You work You don’t work Do you work? Yes, you do. No, you don’t.
He/She/It works He/She/It doesn’t work Does he/she/it work? Yes, he/she/it does. No, he/she/it doesn’t.
We work We don’t work Do we work? Yes, we do. No, we don’t.
You work You don’t work Do you work? Yes, you do. No, you don’t.
They work They don’t work Do they work Yes, they do. No, they don’t
The Present Continuous ( to be + ww+ing) – Ik ben aan het werken
Gebruik: 1. als iets op dit moment aan de gang is
2. om een langer durende algemene activiteit aan te geven
3. om een voornemen in de toekomst aan te geven
Bevestigende zin Ontkennende zin Vraag Kort antwoord positief Kort antwoord negatief
I am working I am not working Am I working? Yes, I am. No, I am not.
You are working You aren’t working Are you working? Yes, you are. No, you aren’t.
He/She/It is working He/She/It isn’t working Is he/she/it working? Yes, he/she/it is. No, he/she/it isn’t.
We are working We aren’t working Are we working? Yes, we are. No, we aren’t.
You are working You aren’t working Are you working? Yes, you are. No, you aren’t.
They are working They aren’t working Are they working Yes, they are. No, they aren’t.
The Present Perfect Simple (to have + voltooid deelwoord) – Ik heb gewerkt
Gebruik: 1. iets is in het verleden begonnen en duurt tot nu toe voort
2. iets is in het verleden gebeurd en het resultaat is nu merkbaar
Bevestigende zin Ontkennende zin Vraag Kort antwoord positief Kort antwoord negatief
I have worked I haven’t worked Have I worked? Yes, I have. No, I haven’t.
You have worked You haven’t worked Have you worked? Yes, you have. No, you haven’t.
He/She/It has worked He/She/It hasn’t worked Has he/she/it worked? Yes, he/she/it has. No, he/she/it hasn’t.
We have worked We haven’t worked Have we worked? Yes, we have. No, we haven’t.
You have worked You haven’t worked Have you worked? Yes, you have. No, you haven’t.
They have worked They haven’t worked Have they worked? Yes, they have. No, they haven’t.
© The English Classroom – Vaklokaal Engels De Digitale School 2