In dit document vind je een uitgebreide samenvatting van de voorgeschreven literatuur van college 6. De voorgeschreven literatuur is hfdst. 9 van het boek Bestuursrecht begrepen.
SAMENVATTING LITERATUUR COLLEGE 6
Bestuursrecht begrepen hfdst. 9
Bestuursrechter (art. 1:4 lid 1 Awb):
Tot de rechterlijke macht behorende bestuursrechters zijn bijv. de belastingkamers van de
gerechtshoven en de bestuursrechter van de rechtbanken.
o Voorbeelden van niet tot de rechterlijke macht behorende bestuursrechters:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en
het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Bestuursrechters kunnen worden ingedeeld in gespecialiseerde (ook wel bijzondere)
bestuursrechters en de algemene bestuursrechters. De algemene bestuursrechter beschikt
over algemene rechtsmacht. Deze rechtsmacht wordt, onder meer ten gunste van de
bijzonder bestuursrechters, in bijzondere wetten en de Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak (bijlage 2 Awb) beperkt. Bijzondere bestuursrechters beschikken over
een door de wetgever afgebakende rechtsmacht ten aanzien van bepaalde terreinen van het
bijzonder bestuursrecht.
De algemene bestuursrechtspraak is in Nederland op grond van art. 8:6 Awb, althans in
eerste aanleg, toevertrouwd aan de rechtbanken.
De burgerlijke rechter biedt aanvullende rechtsbescherming t.o.v. de bestuursrechter.
Het uniform bestuursprocesrecht is neergelegd in hfdst. 8 Awb. Het procesrecht is uniform
omdat in beginsel alle bestuursrechters aan de hand van dit procesrecht rechtspreken.
Historische ontwikkeling:
De historische verbrokkeling van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming heeft in
Nederland ook te maken met het feit dat er altijd grote verschillen van mening hebben
bestaan, zowel politiek als in de wetenschap, over de beantwoording van de vraag hoe de
rechtsbescherming tegen de overheid het beste gestalte kon worden gegeven. Grofweg
gezegd kunnen vanaf het einde van de negentiende eeuw de volgende standpunten worden
onderscheiden:
o Voorstanders van algemene bestuursrechtspraak, onder te verdelen in voorstanders
van algemene bestuursrechtspraak binnen de rechterlijke macht en voorstanders
van algemene bestuursrechtspraak buiten de rechterlijke macht bij een algemene
bestuursrechter (hetzij bij de Raad van State, hetzij bij een bestuursrechtelijk
hooggerechtshof);
o Voorstanders van bijzondere bestuursrechterspraak (gespecialiseerde rechters met
een bijzondere competentie op een bepaald termijn);
o Voorstanders van administratief beroep, in het bijzonder het Kroonberoep als
eindinstantie.
Het verbrokkelde stelsel van rechtsbescherming tegen de overheid rustte op drie belangrijke
pijlers:
o Het Kroonberoep, dat in een (groot) aantal wetten was mogelijk gemaakt;
o De bijzondere bestuursrechtspraak;
o De aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter, met name op grond
van onrechtmatigedaadsactie tegen de overheid.
Momenteel (anno 2020) rust de rechtsbescherming op andere pijlers:
o De (algemene) bestuursrechtspraak in eerste aanleg bij de rechtbanken (en
vervolgens hoger beroep - afhankelijk van de aard van de zaak - bij de Afd.
bestuursrechtspraak van de Raad van State, de CRvB, het College van Beroep voor
het bedrijfsleven of het gerechtshof);
o Een stelsel van bijzondere bestuursrechters;
o De aanvullende rechtspraak door de burgerlijke rechter.
, Functies en kenmerken van het bestuursproces:
Men spreekt van bestuursrechtspraak als een - in de regel belanghebbende - burger een
besluit (en soms een andere bestuurshandeling) voorlegt aan een bestuursrechter om dit
besluit te laten beoordelen op rechtmatigheid. Dit wordt een beroepsprocedure genoemd en
is geregeld in hfdst. 6 en 8 Awb. De rechter kan in deze procedure het beroep gegrond of
ongegrond verklaren.
o Belangrijkste consequentie van een gegrondverklaring van het beroep is dat de
bestuursrechter het besluit geheel of gedeeltelijk vernietigt (art. 8:72 lid 1 Awb).
Vernietiging betekent dat het besluit met terugwerkende kracht, ofwel ex tunc, uit de
wereld van het recht verdwijnt (art. 8:72 lid 2 Awb). De vernietiging werkt tegenover
eenieder (erga omnes).
o Bij de bestuursrechter staat niet het oorspronkelijke besluit (ofwel primaire besluit ofwel
besluit in primo) maar het besluit op het bezwaar (BOB) ter discussie staat.
De Awb heeft de bestuursrechter uitgerust met een aantal uitspraakbevoegdheden. Leidend
principe is dat het geschil tussen burger en bestuur zo snel mogelijk definitief moet worden
opgelost.
o Daarom is in de Awb bepaald dat de bestuursrechter, als hij het beroep gegrond
verklaart, eerst zal moeten beoordelen of hij het geschil zelf definitief kan beslechten
(art. 8:41a Awb). Dit betekent dat hij moet beoordelen of - ondanks de
gegrondverklaring - de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen
blijven (art. 8:72 lid 3 onder a Awb), waarbij aan de in het gelijk gestelde appellant
dan eventueel een schadevergoeding toegewezen kan worden (art. 8:88 e.v. Awb).
Kunnen de rechtsgevolgen niet in stand blijven, dan moet de bestuursrechter
onderzoeken of hij zelf in de zaak kan voorzien (art. 8:72 lid 3 onder b Awb).
o Indien definitieve beslechting van het geschil door de bestuursrechter niet mogelijk
is, dan bestaat nog de mogelijkheid om een bestuurlijke lus toe te passen. De
bestuursrechter zal dan bij tussenuitspraak het bestuursorgaan vragen de aan het
besluit klevende gebreken te repareren (art. 8:51a, 8:80a en 8:80b Awb). Wanneer
de bestuurlijke lus geen uitkomst biedt, zal de bestuursrechter een uitspraak doen
waarin hij aangeeft dat het bestuursorgaan een nieuw besluit (op bezwaar) moet
nemen met inachtneming van de uitspraak (art. 8:72 lid 4 Awb).
Van oudsher kent het bestuursprocesrecht twee functies, de rechtbeschermingsfunctie en de
toezichtfunctie.
o Rechtbeschermingsfunctie --> de bescherming van de individuele rechtspositie van
de burger staat voorop.
o Toezichtfunctie --> het controleren door de rechter van de rechtmatige uitoefening
van bestuursbevoegdheden staat voorop.
De Awb gaat uitdrukkelijk uit van de rechtbeschermingsfunctie.
Enkele beginselen van bestuursprocesrecht:
In art. 8:69 Awb liggen een aantal centrale beginselen van bestuursprocesrecht besloten. Het
gaat hier om de volgende beginselen:
o Verbod van ultra petita;
o Verbod van reformatio in peius;
o Verdedigingsbeginsel;
o De verplichting tot het ambtshalve aanvullen van rechtsgronden;
o Niet-lijdelijkheid van de bestuursrechter;
o Vrijbewijsleer (= de bestuursrechter heeft veel vrijheid bij de bewijsgaring, art. 8:69
lid 3 Awb).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper StudentFvB. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.