Dit is een volledige samenvatting van alle stof die behandeld wordt bij voedingsleer in periode 2 leerjaar 1. Hierin zitten samenvattingen van de kennisclips, Understanding Nutrition, Anatomie en fysiologie en alle andere bronnen die opgegeven zijn in periode 2 leerjaar 1.
Voedingsleer P2
Absorptie en transport verteringsproducten (week 1+2+3)
Absorptie en transport: koolhydraten
Koolhydraten zijn verteerd tot:
- Fructose
- Glucose
- Galactose
Fructose wordt opgenomen door gefaciliteerde diffusie (passief transport, kost geen
energie). Er is een transport eiwit nodig om uiteindelijk de darminhoud, met
betrekking tot fructose, in je darmcel te krijgen. Dit transporteiwit (GLUT5) bevindt zich
in het membraan.
Glucose en galactose worden opgenomen door actief transport (kost energie). Ook
hier is een transporteiwit nodig (SLGT1). Het eiwit component is Natrium afhankelijk.
Zonder Natrium kan er geen opname van glucose en galactose plaatsvinden.
Wanneer glucose en galactose met behulp van het transporteiwit van de dunne
darm(wand) naar de darmcel gaan, kan glucose de darmcel niet meer uit. Natrium
wordt weer uit de darmcel getransporteerd, waarbij Kalium teruggaat. Hierdoor blijft
de concentratie Natrium binnen en buiten de cel gelijk. Dit proces kost energie.
Vervolgens worden fructose, glucose en galactose door een transporteiwit van de
darmcel naar je capillaire vervoerd. Via het leverpoortader systeem worden
glucose, galactose en fructose getransporteerd richting de lever. (De darmcel zelf
kan glucose bijvoorbeeld ook gebruiken als brandstof voordat het getransporteerd
wordt).
De lever is in staat om van fructose en galactose, glucose te maken. Glucose wordt
dan verder aan elkaar gebonden waardoor er (lever)glycogeen ontstaat. Dit
(lever)glycogeen houdt de bloedglucose waarde in het bloed op peil. Echter zijn er
ook andere weefsels die behoefte hebben aan glucose (bijvoorbeeld de hersenen
of skeletspier). In dit geval zal glycogeen weer afgebroken worden tot glucose,
zodat dit getransporteerd kan worden. De transport hiervan verloopt via de
bloedcirculatie en zal uiteindelijk de weefsels bereiken waar behoefte aan glucose
is. In de cellen zitten organellen, deze zorgen ervoor dat van glucose uiteindelijk
energie kan worden gemaakt.
Absorptie en transport: Vetten
Vetten zijn verteerd tot:
- Vrije vetzuren (kunnen kort of middellang zijn)
- Glycerol
- Monoglyceriden
1
,De absorptie van vet kan gebeuren via de poortader door middel van diffusie, maar
kan ook via het lymfesysteem (hier worden voornamelijk grotere vetmoleculen
opgenomen).
Het lymfesysteem neemt monoglyceriden en lange ketens vetzuren op. De grotere
vetmoleculen die in het lymfesysteem zijn opgenomen worden naar boven
vervoerd, richting het hart. Uiteindelijk komen deze grotere vetmoleculen in de
bloedsomloop terecht. Hier worden ze afgegeven op de plek van de Vena
Subclavia. Daar wordt de lymfe met daarin de grotere vetmoleculen afgegeven
aan de bloedsomloop, zodat ze aan de lever afgeleverd kunnen worden.
De dunne darm is erg geplooid. Deze plooien worden villi genoemd. De villi bestaan
op hun beurt weer uit microvilli. Hier vindt de absorptie van de
spijsverteringsproducten plaats.
Vetabsorptie van kleine moleculen (bijvoorbeeld glycerol)
Door middel van diffusie komen de stoffen in het bloed terecht, de capillaire in de
microvilli. Die vervoeren het naar het poortadersysteem en vervolgens komt het in de
lever terecht.
Vetabsorptie van grote moleculen (lange
ketens, monoglyceriden, cholesterol):
Monoglyceriden en de lange keten
vetzuren gaan samen en vormen in de
darm micellen (aan de buitenkant van
een micel bevindt zich het wateroplosbare
gedeelte en aan de binnenkant het
vettige). Dit kan opgenomen worden door
de enterocyt. Dit gebeurt door diffusie.
Vervolgens laat het bolletje in de
enterocyt weer los en worden van de
monoglyceriden en lange keten vetzuren,
triglyceriden gemaakt. De triglyceriden
worden samen met cholesterol en
fosfolipiden verpakt in chylomicronen.
Deze chylomicronen worden vervolgens
door het enterocyt afgegeven aan het
lymfesysteem.
Chylomicronen komen via het bloedvatsysteem langs spieren en vetcellen. Spieren
kunnen triglyceriden gebruiken om ATP van te maken, in de vetcellen worden
triglyceriden opgeslagen. Vervolgens worden de overblijfselen van de triglyceriden
aan de lever afgegeven.
Levercellen vormen HDL, wat bedoeld is om cholesterol op te pikken van de
lichaamscellen en deze vervolgens terug naar de lever brengt.
2
,De lever maakt ook VLDL, wat lipiden naar de lichaamscellen vervoert. VLDL wordt
vervoerd door het bloed langs spiercellen (kan er energie van maken) en vetcellen
(opslag). Alle cellen verwijderen lipiden van VLDL, waardoor je LDL overhoudt. LDL
kan dan vervolgens weer terug naar de spieren of naar de lever.
3
, Absorptie en transport: Eiwitten
Eiwitten zijn verteerd tot aminozuren.
Tri-dipeptieden worden aan de oppervlakte van de darmcel of in de darmcel
geknipt tot aminozuren. Deze worden door specifieke transportkanalen naar de
bloedbaan vervoerd. Vervolgens gaan de aminozuren over de darmwand het
bloed in. De aminozuren gaan via kleine bloedvaten die in de cel zitten naar de
poortader, naar de lever. In de lever worden de aminozuren opgenomen.
Diffusie, gefaciliteerde diffusie en actief transport (A+F)
Diffusie
= de verplaatsing van moleculen van een plaats met een hoge concentratie naar
een plaats met een lage concentratie.
o Vet oplosbaar materiaal passeren de membraan door in het lipide gedeelte
van de membraan op te lossen.
o Wateroplosbaar materiaal passeren de membraan door met water gevulde
kanalen te doorkruisen.
Gefaciliteerde diffusie
Sommige stoffen kunnen niet zonder hulp door de semipermeabele membraan
passeren (glucose en aminozuren). In de membraan bevinden zich speciale
transporteiwitten (carriers of dragers) met specifieke bindingssites voor de te
vervoeren stof. Die stof trekken ze aan en houden ze vast. Vervolgens verandert het
transporteiwit van vorm en deponeert de stof aan de andere kant van het
membraan.
Actief transport
= het transport van stoffen tegen hun concentratiegradiënt in, dus van een lagere
naar een hogere concentratie. Aangedreven door chemische energie in de vorm
van adenosinetrifosfaat transporteren speciale transporteiwitten (carriers) stoffen
door de membraan in beide richtingen.
Hoofdstuk 6: Lymfe en lymfevaten (A+F)
Lymfe
De samenstelling: Lymfe is een helder waterig vocht, identiek aan interstitieel vocht
en waarvan de samenstelling lijkt op die van plasma, hoewel het minder plasma-
eiwitten bevat.
De circulatie: De spierlaag in de wanden van grote lymfevaten heeft het intrinsieke
vermogen om ritmisch samen te trekken (de lymfepomp). Verder zijn er lymfevaten
die door activiteit in naastgelegen structuren worden samengedrukt. Hierdoor wordt
lymfe voortgeduwd. Ook helpen veranderingen in de thoracale druk die optreed
tijdens de ademhalingscyclus bij de lymfebeweging.
Belangrijkste functies:
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper celineeijkelberg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.