Samenvatting economie: Economische modellen
Hoofdstuk 1: Conjunctuur en structuur
Op het moment dat de effectieve vraag kleiner is dan de productiecapaciteit heb je te maken
met onderbesteding. In tijden dat de effectieve vraag groter is dan de productiecapaciteit
heb je overbesteding.
Wanneer de effectieve vraag gelijk is aan de productiecapaciteit spreekt men van een
bestedingsevenwicht.
productie
Bezettingsgraad= x 100 %
productiecapaciteit
Een bedrijf neemt vaak een reservecapaciteit. Hiermee kunnen ze inspringen op eventuele
vergroting van de vraag en daarnaast kost het investeren om productie te vergroten tijd. In
de tijd dat deze vergroting plaatsvindt kan het bedrijf nog niet aan de vraagtoename
voldoen.
Gevolgen van het instorten van de Amerikaanse huizenmarkt:
sommige banken raken failliet waar andere voorzichtiger worden in het verlenen van
krediet waardoor de bestedingen dalen
het consumentenvertrouwen neemt af, consumenten zijn bang hun banen te
verliezen en gaan meer sparen waardoor de productie en werkgelegenheid verder
dalen
aandelenkoersen van banken dalen, de belegger ziet zijn inkomen verminderen
waardoor het consumentenvertrouwen nog verder wordt aangetast en de
bestedingen nog verder dalen
De overheid heeft ook invloed op de vraag. De overheidsinvesteringen zijn de uitgaven van
de overheid voor vaste kapitaalgoederen, denk aan wegen, kanalen, dijken, bij bedrijven. De
overheidsconsumptie betreft de uitgaven aan bedrijven van consumptiegoederen als
computers, auto’s, pennen en salarissen ambtenaren.
De productiefactor die het minst aanwezig is bepaalt de omvang van de productiecapaciteit.
De beperkende factor wordt de knelpuntfactor genoemd. Voor ontwikkelingslanden is
kapitaal vaak de knelpuntfactor.
Wanneer er door een verandering aan de aanbodzijde van de economie werkloosheid
ontstaat is sprake van structurele werkloosheid. Structurele werkloosheid kan een
kwantitatief probleem zijn omdat er te weinig arbeidsplaatsen zijn of een kwalitatief
probleem omdat de beschikbare arbeiders niet passen bij de arbeidsplaatsen.
Conjuncturele werkloosheid is de werkloosheid die het gevolg is van een te lage effectieve
vraag ten opzichte van de werkloosheid.
, Hoofdstuk 2: Klassieken en Keynes
De klassieken gaan uit van marktwerking waardoor overschotten en tekorten worden
opgelost. In tijden van werkloosheid kan deze worden bestreden door de lonen te verlagen.
Door lagere loonkosten wordt het eerder rendabel voor bedrijven om mensen in loondienst
te nemen waardoor de werkloosheid zal dalen. Door lagere loonkosten kunnen de prijzen
van producten omlaag en kan de afzet stijgen.
Tegenwoordig speelt ook de internationale concurrentiepositie een rol. Niet bij alle
bedrijven heeft dit echter invloed op de afzet. Zo zullen Duitsers niet snel naar Nederland
komen omdat de loonkosten in de Nederlandse supermarkten 3% lager liggen dan in
Duitsland.
Keynes zegt dat de overheid moet inspelen op de conjunctuur in plaats van marktwerking
zijn gang laten gaan. Keynes stelt dat in tijden van laagconjunctuur de lonen moeten stijgen.
Dalende lonen betekent een lagere effectieve vraag wat de laagconjunctuur alleen maar
versterkt.
De overheid kan de bestedingen beïnvloeden door het besteedbaar inkomen van
consumenten te laten stijgen door bijvoorbeeld lagere belastingtarieven of door haar eigen
uitgaven te vergroten.
In tijden van laagconjunctuur stijgt de overheidstekort. Dit is makkelijk te lenen omdat
mensen in tijden van laagconjunctuur veel zullen sparen.
Wanneer er hoogconjunctuur is laat de overheid de belastingen stijgen en zal het
overheidstekort dalen en de economie remmen.
Omdat de overheid tegen de conjunctuur in gaat met haar beleid noemt men dit anticyclisch
conjunctuurbeleid.
Hoofdstuk 3: Keynes basismodel
Een economisch model is een vereenvoudigde weergave van de economische werkelijkheid.
Modellen worden met verschillende redenen gemaakt, bijvoorbeeld op een
toekomstverwachting te realiseren. Een model is niet neutraal maar gebaseerd op een
theorie.
Er is sprake van een inkomensevenwicht wanneer de effectieve vraag gelijk is aan het
nationaal inkomen. Het nationaal product is de waarde die bedrijven toevoegen aan de
ingekochte grondstoffen en hulpstoffen. Het nationaal product wordt verdeeld onder de
eigenaren van de productiefactoren in loon, rente, huur, pacht en winst. Alle inkomens die
hier uit voortkomen zijn gelijk aan het nationaal product.
Investeringen die invloed hebben op de productiecapaciteit kun je opdelen in
uitbreidingsinvesteringen en investeringen in voorraden.
- uitbreidingsinvesteringen zijn investeringen waardoor de kapitaalgoederenvoorraad
toeneemt
- investeringen in voorraden zijn investeringen waardoor de voorraad van een bedrijf
toeneemt
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper gijsvangompel333. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,09. Je zit daarna nergens aan vast.