BIJZONDERE VRAAGSTUKKEN VAN HET
STRAFPROCESRECHT
DEEL I. De correctionele terechtzitting
Het strafprocesrecht kan men opdelen in 2 grote delen, nl. het vooronderzoek en de procedure voor
de vonnisgerechten. De terechtzitting is een belangrijke fase in het proces. Alles wordt bepaald door
de vonnisprocedure (ondanks wat er gebeurt is in het vooronderzoek).
Waarom kiezen voor de correctionele procedure? De keuze voor de procedure voor de correctionele
rechtbank is omdat die de rechtbank van gemeen recht is geworden (niet noodzakelijk zo opgevat in
het wetboek, in het Sv. is dat wat anders geformuleerd). De CRB is vandaag de strafrechter bij
uitstek.
1. BEVOEGDHEID VAN DE CORRECTIONELE RECHTBANK
1.1. ALGEMEEN EN MATERIELE BEVOEGDHEID
1.1.1. Historische inleiding (ter illustratie)
De correctionele rechtbank (CRB) maakt deel uit van de REA. De CRB is een sectie (vroeger afdeling),
net zoals de burgerlijke rechtbank, familierechtbank, jeugdrechtbank, beslagrechter en de
strafuitvoeringsrechtbank.
Vanwaar komt de correctionele rechtbank? België gaat op een ogenblik door politieke
gebeurtenissen bezet worden door Frankrijk in de 18e eeuw, dat betekende het einde van het
Oostenrijks bewind. De Franse bezetter gaat BE niet enkel bezetten maar gaat overgaan tot het
invoeren van het Franse recht en Franse instelling in zijn geheel. Op het einde van de 18e eeuw gaat
men dus de spons zetten op alles wat bestond van het middeleeuws recht. Dat wordt vervangen door
het toenmalig bestaande Franse recht. Er zijn toen zelfs wetten en decreten ingevoerd van het
Ancien regime (we zitten op dat moment al voorbij de Franse revolutie). Het Franse systeem wordt
dus ineens in het Belgische systeem ingevoerd, zowel wat betreft het recht als de instellingen. De
wetboeken van Napoleon zijn dan ingevoerd in de gebieden die onder Frans bewind stonden.
De CRB was één van de vruchten van de revolutionairen. In 1791 creëert men die rechtbank. Het was
dus al een ouder idee dan toen het in ons land werd ingevoerd. Oorspronkelijk bestond deze
rechtbank dus niet. De Franse revolutionaire hadden in het begin het idee dat het beste zou zijn om
het Engels model over te nemen. De Fransen vonden, naar het Engels model, het beter om personen
te laten berechten door gelijken, eigen burgers, en die zouden een garantie vormen tegen de
willekeur zoals die bestond in het Ancien Régime (nl. tegen de willekeur van de koning en de
rechterlijke macht die men zag als een verlengde van de koning). Men had de werking toen enorm in
vraag gesteld. Men wou geen systeem van professionele rechters en de HvA werden toen ingevoerd
met een juryrechtspraak. Men had dan ook een kleine jury om te bepalen of de zaak moest
voorkomen (jury van inbeschuldigingstelling), en dan de grote jury in het Hof zelf die de zaken gingen
berechten.
Naast de HvA, tribunaux criminels (verwijzende naar de misdaden), had je ook de tribunaux
municipaux, de politierechtbanken (vroeger de gemeentelijke rechtbanken), die zich exclusief gingen
bezighouden met de kleine delicten (overtredingen). Er waren dus twee systemen. Men gaat zien dat
het onhoudbaar is om voor alles een HvA te creëren. Men gaat dan een tussenmaat gaan creëren
(ernstiger dan de zaken die naar de politierechtbank gaan, maar niet zo erg als wat men naar het HvA
1
,stuurt). Men creëert dan in 1791 de correctionele rechtbank. Het was bedoeld als soort
tussenschakel tussen de overtredingen en de misdaden.
Correctionelle daar vindt men ‘corriger’ in waardoor men de mensen en hun crimineel gedrag wil
gaan bijstellen. Men wil daar de kleine crimineel terechtstellen: men heeft kleine criminelen voor
ogen die zich misdragen en waarvan hun gedrag gecorrigeerd moet worden.
Dat heeft een aantal consequenties, de urbane stadscriminaliteit (eenvoudige zaken zoals slagen en
verwondingen, diefstallen,..) zal daar gecorrigeerd worden.
Dat is van belang: men gaat een procedure creëren die toelaat om snel in te spelen op
bepaalde criminele feiten. Bv. de correctionele terechtzitting is terug te brengen tot een
artikel (art. 190). Die procedure wordt bewust zeer eenvoudig gehouden om snel zaken
(eenvoudig te bewijzen feiten) te kunnen behandelen.
De wetgever gaat ook werken met schakelbepalingen tussen de politierechtbank en de CRB.
Een aantal artikelen van de procedure voor de PRB zullen dus ook gelden voor de
correctionele rechtbank. Er is ook een schakelartikel tussen de procedure voor het Hof van
Beroep waarin men gaat verwijzen naar de correctionele procedure.
De procedure voor het HvA zal ook gelden als procedure van gemeen recht in bepaalde mate
en kan men zich hierdoor laten inspireren. Maar hiervoor moet men opletten want het HvA
heeft eigen beginselen en procedures die men niet zomaar kan overbrengen (discretionaire
bevoegdheid voorzitter is eigen aan de procedure voor het HvA).
Men gaat het later aanvullen met burgerlijke rechtspleging. Dat wordt bij ons het gerechtelijk
wetboek in 1967. Men gaat het organieke/institutionele deel hierin terugvinden + aantal
algemene regels vinden die soms ook van toepassing zijn op de correctionele procedure (via
art. 2 Ger.W).
De twee andere rechtbanken, politierechtbank en HvA zijn dan gekrompen:
PRB houden zich exclusief bezig met strafzaken/verkeerszaken en er is en afwijking:
covidinbreuken. De meeste COVID inbreuken behoren tot de bevoegdheid van de
politierechtbank. Alle andere overtredingen worden niet echt vervolgd of administratief
afgehandeld. Het is dus heel beperkt. Voor ingewikkeldere zaken, spreken we van
wanbedrijven en zal dat naar de CRB gaan (uitz. Covidmaatregelen).
Een grotere inkrimping is het HvA. Het HvA heeft een steeds beperktere bevoegdheid
gekregen en men heeft sinds 2009 beslist dat alleen moord (poging voor de CRB) voor het
HvA komt. Men krijgt een systeem dat minstens in de feiten het HvA zich enkel zal
bezighouden met moordzaken en al de rest gaat naar de CRB. Deze evolutie is van belang om
te weten welke omvang de CRB heeft gekregen.
Een laatste evolutie is ook dat het strafrecht niet stilstaat, naast het Strafwetboek is het domein van
bijzondere strafwetgevingen erbij gekomen en de bijzondere ontwikkeling hiervan. Het meeste van
bijzondere strafwetgeving, aangezien heel veel ervan wanbedrijven zijn, gaan naar de correctionele
rechtbank. De kleine stadscriminaliteit is er dus nog altijd maar er is van alles bijgekomen, zoals
bijzondere strafwetten, maar ook gecorrectionaliseerde misdaden (bv. valsheid in geschrifte,
seksuele misdrijven), zware misdrijven (zware diefstallen, zware slagen en verwondingen), etc.
De CRB is vandaag de strafrechter bij uitstek en heeft dus een enorme bevoegdheid van zeer
eenvoudige zaken tot zeer complexe technische zaken vanuit de bijzondere strafwetgeving
(bv. stedenbouw, milieu..).
2
,De vraag stelt zich dan of die eenvoudige procedure die de wetgever voorzien had om snel te
berechten wel nog geschikt is om de zaken te behandelen.
Het is pijnlijk duidelijk geworden door hervormingen dat het niet meer geschikt is. Men wou
in de vorige regering het HvA afschaffen of niet meer laten werken. Hervorming van Koen
Geens die op een gluipse wijze het HvA wou “afschaffen” (afschaffen kan niet want het staat
in de Gw.). Die wou alle bevoegdheid van het HvA ontnemen wat zou betekenen dat
moordzaken voor correctionele rechtbank konden komen. In wet 2016 had hij dat
gerealiseerd waardoor die voor de correctionele rechtbank kwamen waaruit bleek dat die
procedure voor de correctionele rechtbank daarvoor helemaal niet geschikt was. Men ging
dan ineens op dezelfde manier dan dat men gewone feiten zoals diefstallen behandelden
ook moordzaken behandelen als alle andere zaken. Men is naar het GwH gegaan en heeft
erop gewezen dat de correctionele procedure niet dezelfde waarborgen biedt zoals de
procedure beschreven in Sv voor het HvA. Daar is het duidelijk geworden dat de procedure
voor correctionele rechtbank niet meer geschikt is om zo’n zaken te behandelen.
De vraag stelt zich dan ook bij de zwaardere wanbedrijven of die procedure niet moet
gewijzigd worden. Aangezien er ook complexe zaken bestaan zien we ook dat die procedure
niet meer geschikt daarvoor is. Er is wel veel ruimte gelaten door de wetgever en rechters
hebben zich beholpen met die ruimte om die zaken zo goed mogelijk te behandelen, maar de
vraag stelt zich wel of dit niet beter op een andere manier zou kunnen worden
georganiseerd. De wetgever heeft ervoor gekozen om die COVID zaken niet meer voor de
correctionele rechtbank te brengen maar voor de politierechtbank wat aangeeft dat men vlot
afhandelen niet meer ziet zitten voor de correctionele rechtbank. De wetgever gelooft niet
meer in die ‘vlotte’ procedure voor de correctionele rechtbank.
Er zijn dan wel wijzigingen gekomen (bv. Franchimont) maar vooral in het vooronderzoek en
niet zozeer in de terechtzitting. We zullen dan ook wel zien dat de correctionele procedure
toch soms wat wringt. Art. 6 EVRM heeft een grote invloed op de correctionele procedure (is
rechtspraak, vertaalt zich niet in wetgeving).
1.1.2. Materiële bevoegdheid
Alvorens men een zaak kan berechten is er een zekere volgorde. Men begint altijd met de
bevoegdheid. Problemen van ontvankelijkheid komen pas nadien aan bod.
Nog voor men een zaak kan behandelen, moet de rechtbank nagaan of men bevoegd is. Als men niet
bevoegd is, kan men niet oordelen, zelfs niet als de zaak niet ontvankelijk zou zijn door verjaring. Dan
nog is de rechter niet bevoegd om daarover te oordelen. Het vaststellen van de niet-ontvankelijkheid
zal men moeten verwijzen naar de bevoegde rechtbank (de verwijzing naar de bevoegde rechter zal
beperkt zijn tot het vaststellen door die rechter dat de zaak niet ontvankelijk is).
Men kan zich niet uitspreken over de ontvankelijkheid van de strafvordering , noch kan men de grond
van de zaak aanvatten wanneer de rechtbank niet bevoegd is.
Om te bepalen welke zaken in aanmerking komen om naar de correctionele rechtbank te gaan, moet
er een onderscheid worden gemaakt tussen de materiële, persoonlijke en territoriale bevoegdheid.
De correctionele rechtbank oordeelt, als gerecht in eerste aanleg, over wanbedrijven (Art. 179 Sv.)
Met uitzondering van de wanbedrijven die volgens artikel 138 Sv zijn toebedeeld aan de
3
, politierechtbank (PRB).1 Ondanks sommige wanbedrijven tot de bevoegdheid van de PRB horen
zullen ze vaak administratief of niet afgehandeld worden omdat de PRB hier geen tijd voor heeft.
Het feit dat die wanbedrijven tot de bevoegdheid behoren van correctionele rechtbank wil niet
zeggen dat ze in de normale correctionele rechtbank behandeld worden. Twee speciale gevallen:
Sociaal rechtelijke misdrijven krijgen een specifieke kamer toegewezen met speciale
samenstelling (Art. 76, §2 Ger.W.). Het is wel de CRB maar het zijn speciale kamers.
Min of meer hetzelfde systeem met betrekking tot de jeugdzaken, meer bepaald waar er
een uithandengeving is (Art. 78, 8e lid Ger.W.) De uithandengeving moet ook via een
speciale kamer komen met specifieke samenstelling (niet jeugdrechter, wel correctionele
kamer met een specifieke samenstelling). Wanneer er meerderjarige/minderjarige
mededaders zijn, is er dus een verplichte splitsing bij de afhandeling van zaken (let op: het
gaat enkel over uithanden gegeven feiten voor zover ze niet behoren tot de bevoegdheid
van het HvA, we spreken hier over wanbedrijven) 2.
De correctionele rechtbank is ook bevoegd voor zittingsmisdrijven, misdrijven gepleegd ter
terechtzitting door partijen, rechter of derden (Art. 181 Sv.). Dit geldt voor overtredingen en
wanbedrijven gepleegd ter zitting. Bv. persoon pleegde diefstal in de zittingszaal van de correctionele
rechtbank. Misdaden die een zittingsmisdrijf uitmaken moeten voor het HvA komen (bv. een moord
gepleegd ter terechtzitting). Het idee is dat de hogere rechtbank bevoegdheid meesleept zodat ook
de overtredingen tot de bevoegdheid behoren.
In principe is de CRB onbevoegd voor overtredingen (deze komen voor de politierechtbank):
o Tenzij een zittingsovertreding,
o Tenzij de overtreding vervolgd wordt als samenhangend of onsplitsbaar met een
wanbedrijf die tot bevoegdheid van de correctionele rechtbank behoort, en op
voorwaarde dat de rechtbank deze samenhang/onsplitsbaarheid erkent.
o Art. 192 Sv: een overtreding als de rechtbank een regelmatig voor haar gebracht
wanbedrijf diskwalificeert als overtreding.
Dus wanneer het misdrijf dat men aanbrengt eerst gekwalificeerd werd als
wanbedrijf (= CRB is bevoegd), maar nadien in de loop van het geding gaat
men herkwalificeren naar een overtreding dan blijft de CRB nog steeds
bevoegd. De normale regel zou zijn dat de CRB zich onbevoegd verklaard en
de zaak doorstuurt naar de juiste rechtbank (PRB) maar om
efficiëntieredenen heeft men voorzien dat dat niet gebeurt. De hogere
rechtbank behoudt de bevoegdheid hier en behandelt de overtreding (Art.
192 Sv.)
o Overtredingen uit de Drugswet (Art. 2ter, laatste lid Drugswet en 137, 2e lid Sv.)
Er is een afwijkend regime voor cannabismisdrijven (zonder bijkomende
indicaties) waarbij deze beschouwd worden als overtredingen en daardoor
1
In principe zijn alle wanbedrijven voor de correctionele rechtbank, maar er zijn uitzonderingen. Doordat de
politierechtbank zich bezighoudt met verkeerszaken, heeft men bepaalde slagen en verwondingen in verband
met verkeer ook toebedeeld aan de politierechtbank voor zover het verband houdt met een verkeersongeval.
Daarnaast zijn er traditioneel nog een aantal wanbedrijven die minder van belang zijn in kader van verkeer,
maar ook botsmisdrijven zijn exclusief toebedeeld aan politierechtbank. COVID inbreuken, wanneer het gaat
om schending van de wet op civiele veiligheid, zijn naar de politierechtbank verwezen.
OPMERKING! COVID: er zijn aantal andere feiten zoals corona spuwers die men dikwijls kwalificeert als
bedreigingen en dat zijn wanbedrijven die tot bevoegdheid van correctionele rechtbank behoren.
2
Opgelet: enkel uithandengegeven feiten en voor zover het gaat om wanbedrijven (niet misdaden).
4