Neurologisch onderzoek en semiologie
GEEN DOEL MAAR MIDDEL
Op basis van
o Anamnese
o Klinisch onderzoek
o Differentieel Diagnose
o Bijkomende onderzoeken
Komen tot
o Waar is het letsel gelokaliseerd?
à Centraal? Perifeer? Waar precies?
o Wat is het letsel? Welke ziekte?
o Wat kunnen we er aan doen?
Neurologisch lokaliseren
o Hersenen
o Ruggenmerg
o Zenuwwortel
o Plexus
o Perifere zenuw
o Neuromusculaire overgang
o Spier
Benodigdheden neurologisch onderzoek
o Ogen – oren
o Handen
o Stemvork (sensibiliteit)
o Fundoscoop (in de ogen kijken)
o Reflexhamer
o Lichtje
o Watjes – wattenstokjes (sensibiliteit)
ANAMNESE
= essentieel onderdeel van de diagnostiek
Gesprekspartner
o Ouders
o Kind
Bij kinderen zal de anamnese voornamelijk met de ouders gebeuren, maar, afhankelijk van de leeftijd,
is het ook goed om een gesprek aan te gaan met het kind: dat geeft je een indruk van het cognitieve
niveau van het kind, de spraak, de wijze van contact maken, het vermogen tot communiceren en
taalgebruik.
1
,Antecedenten
Persoonlijke antecedenten
o Zwangerschap en geboorte
à Prematuur? Spoedkeizersnede? Problemen bij geboorte?, …
o Andere medische info
à Eerdere operaties? Problemen met groei of voeding?,…
o Ontwikkelingsanamnese en schoolse evolutie
à Ontwikkelingsanamnese:
- Motorisch: wanneer kon uw kind rollen, stappen, trappen, vlot leren fietsen of zwemmen
- Taal: eerst woordjes, begrijpt opdrachten
- Spel: waar speelt hij graag mee: leeftijdsadequaat? Zegt iets over cognitief functioneren
à Schoolse evolutie: dubbelen, therapie of begeleiding al nodig gehad
Familiale antecedenten
o Medisch
o Psychiatrisch
o Consanguiniteit
à Als er bloedverwantschap is tussen de ouders dan is de kans op een recessief overervende
ziekte groter. Recessief betekent dat beide ouders drager moeten zijn van de mutatie of ziekte
door te geven aan het kind.
Hoofdklacht
Wat is de klacht van het kind of de bezorgdheid bij ouders?
Aanvang klachten:
o Leeftijd
o Acuut – subacuut – chronisch
Evolutie klachten
o Stationair – evolutief (traag of snel) – intermittent (aanvalsgewijs?)
Algemeen
o Voeding en slaap
o Zien en horen
o Schools functioneren
o Context gerelateerde factoren/ ingrijpende gebeurtenissen
à Bv. geboorte broer/zus, overlijden grootouders, scheiding, verhuizing, …
o Medicatiegebruik
ALGEMEEN FYSIEK ONDERZOEK
o Parameters
o Lengte – gewicht – hoofdomtrek: groeicurve! (afbuiging in de curve: ja of nee?)
à Hoofd te klein of te groot (syndromen, metabole aandoeningen), groeit te snel
(macrocefalie), groeit te weinig (microcefalie)
o Vorm van het hoofd (craniosynostose (schedelnaden sluiten zich te snel), asymmetrie…)
o Dysmorfismen (preauriculaire tag (bijoor), syndactylie, unieke handplooi)
o Huidafwijkingen (café au lait spots, hypomelanotische maculae, …)
o Skeletafwijkingen (kyfose, scoliose, holvoeten, klompvoeten, …)
o Verhemelte en uvula
o Hart- en longausculatie
o Organomegalie (Lever? Milt?)
o Genitaliën
2
,NEUROLOGISCH ONDERZOEK
Nagaan functies van Aandachtsgebieden
o Cerebrum o Hogere functies (taal, spraak, begrip, …)
o Cerebellum o Hersenzenuwen
o Hersenstam o Motoriek
o Ruggenmerg o Sensibiliteit
o Voor- en achterwortels o Reflexen
o Plexus o Coördinatie
o Perifere zenuwen o Autonome functies
NEUROLOGISCH ONDERZOEK BIJ HET KIND
o Kindvriendelijke omgeving
o Materiaal aangepast aan de leeftijd
o Observatie en home video’s ßà gericht opdrachten laten uitvoeren
(afhankelijk van de leeftijd en het cognitief functioneren)
Zuigeling (neonaat tot 1 jaar)
Biometrie (lengte, gewicht, schedelomtrek)
Observatie en inspectie
o Algemeen voorkomen
o Houding, tonus (basale spierspanning) en spontane bewegingsactiviteit
à Rugligging
à Buikligging
à Tractie naar zit
àVerticale ophanging
à Horizontale ophanging
à Ventrale suspensie (Landau)
o Hersenzenuwen (observatie huilen, zuigen, slikken)
à Pupillen (lichtreactief, symmetrisch, miose/mydriase)
à Oogbewegingen (fixeren rond leeftijd 4w, nadien gaan ze voorwerpen gericht volgen)
à Faciale symmetrie (bewust glimlachen rond 6w)
o Primitieve reflexen
o Peesreflexen
Observatie in ruglig
o Is de baby ontspannen?
o Kan hij wat tonus opbouwen?
à Flexietonus = benen en armen opgetrokken, hand in vuistje
De flexietonus vermindert geleidelijk rond 4-6 weken
Tegen 3 maanden zijn de handen ontspannen en open. Indien er
asymmetrie is (1 handje open, 1 in een vuistje) dan is dit een
belangrijk alarmsignaal (naar Cerebrale parese - hemiplegie)
Hiernaast zie je een normale houding.
Kikvorshouding
à Baby ligt plat, benen zijn wat meer gestrekt
à Dit is een teken van uitgesproken hypotonie/zwakte
= abnormale houding voor een zuigeling/alarmsignaal
3
, Horizontale ophanging (ventral suspension)
o Baby kan zijn hoofdje mooi recht houden
o Benen zijn wat opgetrokken
= een mooie horizontale ophanging
o Rug is niet recht
o Hoofd hangt naar beneden
o Benen hangen naar beneden
à Dit zijn tekenen van een te lage spiertonus
= abnormaal
Scores volgens Hammersmith
o Score 3 = baby vanaf 8 maanden
o Score 1 = baby vanaf 3 maanden
o Score 0 = heel kleine baby of
abnormaal
Tractie tot zit
o Baby moet hoofd wat kunnen meenemen
o Flexie in de elleboog
o Benen bewegen
= normaal
o Hoofd hangt naar achter, wordt niet meegenomen
o Baby wordt eerder gewoon omhoog getrokken
= abnormaal
Headlag is nog aanwezig rond 6 weken – tegen 3 maanden is die
verdwenen, dan verwachten we een goede hoofdcontrole + In buiklig
hoofd en borst heffen tot 45°
Verticale ophanging (vertical suspension)
o We gaan kijken hoe de thorax en de schoudergordel zich gedraagd
= normaal
4