LEERDOELEN PATHOLOGIE 1
INLEIDING
1. HET VERBAND TUSSEN HOMEOSTASE EN ZIEKTE:
Homeostase: het vermogen van een organisme om het interne milieu constant te
houden, is eveneens een kenmerk van levende organismen ~ een evenwichtstoestand
van het lichaam
Ziekte: een verstoring van het functionele evenwicht (ofwel abnormale verandering van
functies & structuren)
2. DE ONDERVERDELING IN DE SOMATISCHE PATHOLOGIE (+ DE HERKOMST VAN DE
BEGRIPPEN)
= ziekteleer van het lichaam & wordt nog eens onderverdeeld in interne & heelkundige
pathologie
Interne pathologie: chirurgijn die zijn handen gebruikte (meestal om te snijden met
chirurgisch mes)
Heelkundige pathologie: geneesheer die patiënt behandelde met geneesmiddelen
(internisten nu)
3. HET BEGRIP SYNDROOM UITLEGGEN EN EEN VOORBEELD ERVAN GEVEN
Syndroom = symptomen die voorkomen in bepaalde combinaties (wel objectieve
verschijnselen)
Voorbeelden: AIDS, syndroom van Down, prikkelbare darm syndroom
4. HET BEGRIP DIFFERENTIËLE DIAGNOSE UITLEGGEN EN EEN VOORBEELD GEVEN
Differentiële diagnose = het stellen van meerdere, eveneens mogelijke, diagnoses bij
een patiënt, omdat de symptomen kenmerkend zijn voor verschillende ziekten
Voorbeelden:?
5. DE BEGRIPPEN ACUTE, CHRONISCHE EN TERMINALE ZIEKTE UITLEGGEN EN EEN
VOORBEELD VAN ELK GEVEN
Acute ziekte = een ziekte die plots ontstaat & kort duurt (voorbeeld: griep, mazelen,
gewone verkoudheid)
Chronische ziekte = ziekte die langzaam & minder heftig begint, en maanden of jaren
duurt (voorbeeld: diabetes, kanker, astma & multiple sclerose)
Terminale ziekte = een ongeneeslijke ziekte waaraan de patiënt binnen enkele
maanden zal overlijden
6. DE BEGRIPPEN REMISSIE, EXACERBATIE EN RECIDIEF VERKLAREN EN EEN
VOORBEELD VAN ELK GEVEN
Remissie = periode waarin symptomen van een ziekte (tijdelijk) verminderen (vb:
bepaalde vormen multiple sclerose)
Exacerbatie/relapse = symptomen die in alle hevigheid terugkeren (vb: bepaalde
vormen multiple sclerose)
Recidief = een ziekte die weken/maanden na herstel weer de kop opsteekt &
ziekteverschijnselen geeft
7. HET BEGRIP COMPLICATIE OF VERWIKKELING UITLEGGEN EN VOORBEELDEN GEVEN
Complicatie/verwikkeling = een medisch probleem dat optreedt tijdens een ziekte of
tijdens een medische behandeling:
o Tijdens een ziekte: onverwachte klachten tijdens een ziekte (vb longontsteking
bij de griep)
1|Pagina
, o Tijdens medische behandeling: problemen die ontstaan, ondanks dat
behandeling juist is uitgevoerd (vb 5%-10% kans op hartinfarct, herseninfarct bij
hartklepoperaties)
8. DE BEGRIPPEN ETHIOLOGIE, PATHOGENESE EN RISICOFACTOREN UITLEGGEN EN
EEN VOORBEELD VAN ELK BIJ ÉÉN ZIEKTE BESCHRIJVEN
Ethiologie = de leer van de ziekteoorzaken
Pathogenese = de mechanismen van het ontstaan van een ziekte
Risicofactoren = maken individu ontvankelijk voor de ontwikkeling van een bepaalde
ziekte
o Endogeen: een deel van de factoren ligt vast in ons erfelijk materiaal
o Exogeen: omgevingsgebonden kunnen worden onderverdeeld in chemische,
fysische of biologische factoren, voeding & stress
9. HET BEGRIP IDIOPATHISCHE ZIEKTE UITLEGGEN EN EEN VOORBEELD VAN ZULKE
ZIEKTE GEVEN
Idiopathische ziekte = wanneer de oorzaak van een ziekte niet bekend is (vb
Idiopathische trombocytopenische purpura)
10. HET DOEL BESCHRIJVEN VAN EEN CAUSALE BEHANDELING, EEN CURATIEVE
BEHANDELING, SYMPTOMATISCHE THERAPIE EN EEN PALLIATIEVE BEHANDELING
Causale behandeling: de oorzaak van de ziekte aanpakken
Curatieve behandeling: gericht op de genezing
Symptomatische behandeling: bestrijden van de symptomen
Palliatieve behandeling: zorg gericht op iemand met een levensbedreigende ziekte (&
zijn naasten) zo hoog mogelijke kwaliteit van leven te geven
KANKER
1. DE BEGRIPPEN TUMOR EN KANKER DEFINIËREN EN UITLEGGEN
Tumor = zwelling of gezwel
Kanker = kankergezwel bestaat uit een groep cellen (meestal uitgegroeid uit 1 cel)
waarvan normale regelmechanismen van de celdeling verloren zijn gegaan & die daardoor
ongecontroleerd groeien
2. DE BEGRIPPEN EXTRAVASATIETUMOREN, DILATATIETUMOREN EN
PROLIFERATIETUMOREN UITLEGGEN, EN VAN ELK EEN VOORBEELD BENOEMEN EN
BESCHRIJVEN
Extravasatietumoren = vochtuitstorting = lichaamsvloeistof buiten de ruimten waar het
vocht zich normaal bevindt (vb: abces zwelling met etter)
Dilatatietumoren = vocht of secretie wordt opgestapeld in vooraf bestaand weefsel
cyste is een met vocht gevulde abnormale holte & heeft een epitheliale inkapseling (vb:
borstcyste)
Proliferatietumoren = vermenigvuldiging van cellen (onderverdeeld in goedaardig &
kwaadaardig)
o Goedaardig: benigne tumoren
o Kwaadaardig: maligne tumoren = kanker
3. DE EERSTE FASE VAN DE CARCINOGENESE BESCHRIJVEN MET 3 VOORBEELDEN
= contact met exogene of endogene kankerverwekkende stof
Chemische stoffen: vooral tabak, alcohol, bepaalde chemische stoffen thuis & stoffen
aanwezig in voeding zoals dierlijke vetten of verbrandingsproducten
Stralingen: vooral intensieve & herhaalde blootstelling aan UV-stralen maar ook
ioniserende stralen (radioactiviteit)
2|Pagina
, Virussen: bepaalde virussen spelen een rol bij het ontstaan van bepaalde kankers
(Epstein-Barr virus = lymfomen ; hepatitis B & C = leverkanker)
4. DE BEGRIPPEN PROTO-ONCOGENEN, SUPPRESSORGENEN EN REPARATIEGENEN
UITLEGGEN EN HUN ROL IN DE CARCINOGENESE BESCHRIJVEN
Proto-oncogenen: verzamelnaam voor normale genen hebben als kenmerk de
genetische code te bevatten voor de productie van proteïnen die een rol spelen in de
celproliferatie of -overleving
Suppressorgenen/anti-oncogenen: genen die een eiwit produceren dat de celdeling
stillegt als het DNA in een cel beschadigd is
o Eerste schade kan hersteld worden voordat de cel zich deelt & zo wordt het
beschadigde DNA niet verspreid naar de 2 dochtercellen
o Zorgen er ook voor dat cel met te veel of onherstelbare DNA-schade overgaat tot
automatische celdood (apoptose)
Reparatiegenen: alle cellen hebben een systeem om schade aan het DNA te repareren
wanneer deze de DNA beschadiging niet kunnen herstellen, dan kan dit leiden tot
veranderingen in de genen die de deling, groei & ontwikkeling van zo’n cel regelen
(celdeling raakt ontregeld)
5. DE PROMOTIEFASE VAN DE CARCINOGENESE BESCHRIJVEN
= het bevorderen van nieuwe mutaties in DNA
Om van geïnitieerde cel een kankercel te maken, moeten verschillende genen tegelijk &
definitief muteren gebeurt mbv stoffen (promoters)
Promotors zelf veroorzaken geen kanker & hebben geen invloed op niet-geïnitieerde
cellen (carcinogenen wel) promotors zorgen dat een cel die al initiatiefase heeft
doorgemaakt, kwaadaardig wordt door spontane vergissingen (mutaties)
Onder invloed van mutaties & promotors, begint geïnitieerde cel zich te vermenigvuldigen
om uiteindelijk een letsel ‘in situ’ te worden (gelokaliseerd)
6. DE PROGRESSIEFASE VAN DE CARCINOGENESE BESCHRIJVEN
= vorming van een gezwel & uitzaaiingen schade neemt toe en kankercellen evolueren tot een
kwaadaardig gezwel
Carcinoma in situ: wanneer kankercellen nog binnen het weefsel liggen waarin hun
groei begonnen is
Uitzaaiingen/metastasen: kankercellen zullen vroeg of laat naar andere organen
migreren om er nieuwe gezwellen te vormen
Angiogenese: Kankercellen zijn ook in staat om aanmaak van nieuwe bloedvaten te
veroorzaken die het gezwel gaan irrigeren & gezwel voeden met zuurstof & andere stoffen
die noodzakelijk zijn + dienen daarnaast ook tot uitlaatklep voor uitzaaiingen
7. DE SITUATIES BESCHRIJVEN WAARIN EEN BENIGNE TUMOR DIE ONGEMOEID
GELATEN WORDT TOCH EEN BEDREIGING VOOR DE GEZONDHEID WORDT EN BIJ
ELKE SITUATIE EEN VOORBEELD GEVEN
Wanneer de tumor druk uitoefent op de vitale organen & zo de goede werking van het
orgaan belemmert of zelfs onmogelijk maken:
o Myoom van uterus kan door de druk op de ureters, de afvloei van urine
belemmeren & zo postrenale nierinsufficiëntie veroorzaken
o Grote darmpoliep kan een mechanische ileus (darmobstructie) veroorzaken
Goedaardige tumoren kunnen ontaarden & kwaadaardig worden:
o Goedaardige blaaspoliepen kunnen (als ze niet weggenomen worden) verder gaan
groeien tot in de spierlaag van de blaas spierinvasieve blaaskanker
Hersentumoren metastaseren niet, maar zijn vaak toch kwaardaardig wegens dat ze door
hun ligging onmogelijk te verwijderen zijn
3|Pagina
, 8. DE 5 BELANGRIJKSTE VERSCHILPUNTEN TUSSEN BENIGNE EN MALIGNE TUMOREN
BESCHRIJVEN
Benigne tumoren Maligne tumoren
Groeien & drukken op aangrenzende Negeren de anatomische grenzen van basale
weefsels, maar tasten deze niet aan membraan diffuse inavsie in het
groeien niet doorheen de basale membraan onderliggend weefsel
Traag groeiend Snel groeiend
Zacht Hard
Nooit metastaserend Metastaserend: dwz dat kankercellen
uitzaaien van plaats waar ze ontstaan, naar
dichtbij of veraf gelegen weefsels of organen
Geeft plaatselijke klachten, maar geen Verspreide klachten & aantasting van
aantasting van de algemene toestand algemene toestand
9. HET VERSCHIL BESCHRIJVEN TUSSEN EEN RECIDIEF IN LOCO EN METASTASEN, EN
HUN ONTSTAAN UITLEGGEN
Recidief in loco: ondanks de brede resectie, kan het zijn dat nog lange uitlopers van de
tumor achterblijven de tumor komt dan terug op dezelfde plaats
o Ontstaan: door infiltrerende groei, groeit deze tumor vast met het omgevende
weefsel lange uitlopers noodzaken een zeer brede resectie om alle tumorcellen
te verwijderen
Metastasen/uitzaaiingen: uitbreidingen van de oorspronkelijke kankercellen op 1 of
meer andere plaatsen in het lichaam
o Ontstaan: losgekomen cellen, die meegevoerd worden met de lymfe of met de
bloedstroom kwaadaardige cellen kunnen op andere plaatsen in het lichaam
blijven hangen, waar ze zich vermenigvuldigen & nieuwe tumoren vormen
10. DE ZIEKTEN HODGKIN LYMFOOM EN NON-HODGKIN LYMFOOM UITLEGGEN
Hodgkin lymfoom: een lymfekanker (vooral bij jongeren tussen 15 & 35 jaar)
o Wat? Kanker van de witte bloedcellen, waarvan de kankercellen Reed-
Sternbergcellen genoemd worden
o Symptomen: pijnloze vergroting van lymfeklieren, milt of andere organen van het
lymfestelsel & koorts, gewichtsverlies, vermoeidheid of nachtelijk zweten
o Gevolgen: veroorzaakt wel knobbels of tumoren in de organen van lymfestelsel (in
tegenstelling tot leukemie) bij overgrote meerderheid te genezen
Non-Hodgkin lymfoom: verzamelnaam voor de vele varianten van ziekte van Hodgkin
(NHL) er bestaan 30 tot 40 verschillende soorten, die zeer verschillend zijn qua gedrag,
presentatie in het lichaam,..
11. DE VERSCHILLEN BESCHRIJVEN TUSSEN LYMFOMEN, CARCINOMEN EN
SARCOMEN
Lymfomen: vormen van kanker van het bloed & bloedvormende weefsels bij deze
vormen blijven kankercellen van elkaar gescheiden & (uitgezonderd bij lymfomen)
ontstaat er geen gezwel, maar zijn vaak schadelijk voor het lichaam doordat ze gezonde
bloedcellen in beenmerg & bloedbaan overwoekeren
Carcinomen: kwaadaardige tumoren van epitheelcellen ontstaat in epitheliale
weefsels die het lichaam & holle organen met de daarvan afgeleide organen (darmen &
longen) bekleedt
Sarcomen: kwaadaardige tumoren van mesodermale cellen (cellen waaruit spieren &
bindweefsel zijn opgebouwd) ontstaat in bind- & steunweefsel zoals bot, kraakbeen,
vet, spieren of bloedvaten
4|Pagina