Taalkundige aspecten van
communicatietechnieken & - strategieën
Inleiding:
welk effect hebben talige keuzes binnen bedrijfscommunicatie? (semiotiek & attitude)
-> multidisciplinair perspectief:
∙ psycholinguïstiek
∙ sociolinguïstiek
∙ corpuslinguïstiek
∙ cognitieve wetenschappen
3 grote delen delen in de cursus: (+verplichte literatuur)
I. taal & cognitie
II. taal in gebruik
III. taal & cultuur
toepassing in case study Autodelen.net:
- kader: wetenschapswinkel Leuven (kan je terecht met vragen)
- vraag Autodelen.net aan wetenschapswinkel: ‘hoe comm. afstellen op niet-moedertaalsprekers?’
-> doel: leesbaarheid & aantrekkelijkheid voor niet-moedertaalsprekers verhogen
- methode: reeks v. mini-onderzoeken, groepswerk
- beloning: maatschappelijke relevantie, onderzoekscompetenties, 1/20 v. eindcijfer
① Taal & Cognitie: sociocognitieve betekenisleer
1. Communicatiemodellen:
1.1 Product-driven communicatiemodellen:
• taal = een systeem
• taalvermogen = aangeboren
→ geïnspireerd door idee v. Universele Grammatica (Chomsky):
systeem met dieptestructuren die zich uiten in oppervlaktestructuren,
geboren met beperkte set grammaticale regels die je in staat stelt om eindeloze reeks aan
perfecte zinnen te produceren
-> iedereen = in staat goede grammaticale zinnen te produceren, ook al heb je geen idee wat
onderwerp & werkwoord is, toch ben je in staat ze perfect te gebruiken
taal kan je in een boek steken, je kan het vatten: woordenboek + grammatica = taal
vb. John lost his pants: (lexicon)
S = sentence, NP = noun phrase (iets/iemand), VP = verb phrase (handeling)
-> deze structuur zit in iedere zin, volgens Chosmky biologisch vooraf
geprogrammeerd
,→ parallel met ‘taal als systeem’: klassieke communicatiemodellen (Jakobson, Shannon & Weaver)
= coderen, overbrengen & decoderen v. een boodschap
= klassieke & intuïtieve opvatting op communicatie
∙ zender & ontvanger werken consecutief (ze doen elk hun deeltje)
∙ impliceert 1-op-1 relatie tussen vorm & betekenis:
kan er geen andere betekenis aan geven, als je het ander decodeert = er een probleem
betekenis zender = betekenis ontvanger
∙ MAAR: problemen bij klassieke communicatiemodellen / taal als systeem:
a) vanuit onomasiologisch perspectief: (naamgevingsperspectief)
je kan concepten op verschillende manieren vormgeven (verschillende namen voor 1
concept) -> moeilijker om te decoderen: moet alle namen kennen
vb. foto van kas: poes, kitten, kat, foto pen: stylo, balpen, bic
b) vanuit semasiologisch perspectief: (betekenisperspectief)
verschillende betekenissen mogelijk
vb. woord ‘bank’ heeft meer dan 1 betekenis, in station wordt afgeroepen dat trein wordt
afgelast, iemand zegt ‘ja’ -> kan je andere betekenis geven dan in woordenboek staat, kan
zelfs nee betekenen
c) wat met niet-correctheid?
je verliest de 1-op-1 relatie door variatie, er = verschillende woordkeuzes
vb. dialect -> staat niet in universeel grammatica model, woordenboek
d) wat met (abstracte) idiomen?
N1 - van - (een) N2 (N2 die kenmerkende eigenschappen vertoont van N1)
vb. een schat v. een kind, een reus v. een vent
1.2 Process-driven communicatiemodellen: (als beter alternatief)
• taal = gecoördineerde actie:
→ geïnspireerd door notie ‘joint action’ (Clark):
zender & ontvanger = tegelijk bezig -> nood aan coördinatie!
∙ taal = middel om doel te bereiken
∙ inspelen op elkaar
∙ betekenis ontstaat ter plekken (zit niet in woordenboek) -> belang context!
→ betekenis =:
a) emergent: ontstaat ter plekke, staat niet vast in woordenboek
vb. verbaal: betekenis woord ‘bitch’ zit niet in het woord zelf, staat niet in het woordenboek: hoeft niet
– te zijn (voor sommigen zelfs koosnaampje)
vb. non-verbaal: handschudden = voor sommige beleefd voor andere niet (culturele verschillen),
nafluiten = voor bouwvakkers vorm beleefdheid, voor ons onbeleefd (Homes & Schnurr)
b) multimodaal: combinatie v. verbale & non-verbale comm., manier waarop u iets zegt/doet
vb. “volg mij maar” vs. “zou u mij alstublieft willen volgen”
,Conclusie:
- ken uw klassieke communicatiemodellen, maar vergeet ze!
- taal ≠ boodschappen coderen & decoderen
= gecoördineerde actie
= multimodaal
2. Gedragsmodellen: Thinking fast & slow (Kahneman)
• thinking fast – system 1: gelinkt aan emotie
& minder aan rationele
• thinking slow – system 2: gelinkt aan
rationele & minder aan emotie (info bewust
verwerken)
! we doen zelden aan thinking slow, zelfs als we denken dat we het doen doen we het meestal niet
de lijnstukken = beide even lang, toch hebben we de neiging de onderste als korter
te zien, we = ons hiervan bewust maar toch blijft autopiloot werken
vb. de Stroop-test:
kleuren benoemen v. woorden -> moeilijk kleur te benoemen als er andere kleur geschreven staat
(= autopiloot, gaat automatisch woord ook lezen)
vgl. met Elaboration Likelihood Model (Petty & Cacioppo):
-> overeeenkomst:
˃ slow ~ centrale route
˃ fast ~ perifere route
-> verschil: nadruk op belang v. thinking fast bij Kahneman -> onbewuste processen geven vaak de
doorslag (in ELM minder het geval)
3. Van aandacht naar betekenis: AANDACHT PERCEPTIE BETEKENIS
publiek wordt blootgesteld aan stimulus:
I. aandacht voor de stimulus: alleen blootstelling ≠ genoeg
II. de stimulus percipiëren: welke kenmerken ken je toe aan stimulus?
III. betekenis aan stimulus toekennen: = diepere verwerking
, A) Aandacht:
= hoeveelheid cognitieve effort/energie
= beperkt, selectief & verdeeld
attentief vs. pre-attentief:
a) attentieve aandacht: aandachtig (tragere verwerking)
b) pre-attentieve aandacht: stimulus zodanig kort te zien dat er nauwelijks aandacht mogelijk
is, kan het bijna niet waarnemen (snelle verwerking, onbewust)
∙ effect bewezen in het lab, maar ook daarbuiten?
vb. effecten v. pre-attentieve priming (Gonnissen):
- kan logo v. merk voor priming zorgen t.o.v. die naam v. het merk?
- kort geprimed met McDonalds logo: kregen ruis op scherm te zien, dan heel
kort McDologo, opnieuw ruis & dan het woord ‘McDonalds’ -> snel op knop
duwen om te zeggen of het merk bestaat
- reactiesnelheid = sign. sneller als ze geprimed zijn
∙ zelfs binnen het lab gecontesteerd/betwijfeld
vb. Vicary: ‘drink Coca Cola’ kort getoond tijdens cinemavoorstelling ->
consumptie Coca Cola ging de hoogte in
MAAR studie onder vuur: was verzonnen
∙ effect potentieel gebaseerd op mere exposure effect:
hoe vaker je iets ziet, hoe leuker je het vindt
B) Perceptie:
= perceptuele organisatie: toewijzen v. kenmerken aan datgene waar je aandacht voor hebt
= automatisch & onafwendbaar
˃ stimuli niet waargenomen in isolatie (als apart onderdeel)
˃ interpretatie t.o.v. context & kennis:
stimuli verwerken in context waarin ze voorkomen & met kennis die je al hebt
˃ wat je waarneemt samennemen tot betekenisvol geheel
automatische perceptie de-automatiseren:
-> verwachtingen doorbreken: aandacht trekken of creatief communiceren
-> stilstaan bij je eigen perceptieproces
principes die perceptieproces sturen: (uit Gestaltpsychologie & cognitieve taalkunde)
• figuur (=voorgrond) / achtergrond: dingen die belangrijk zijn naar voorgrond verschuiven,
onbelangrijke dingen naar achtergrond (dankzij automatische processen zien we 1 geheel)
-> dit proces doorbreken: voor- & achtergrond mengen
a) visueel:
zwarte kat tegen
normaal verf op voor- & achtergrond
witte achtergrond of
voorgrond, nu vermengd in elkaar
witte muis tegen
deel achtergrond
zwarte achtergrond
bv. examen:
toon aan