Anatomie: de spijsvertering
Hoofdstuk 10: Het endocriene stelsel
Hoofdstuk 16: Het spijsverteringsstelsel
10.8: volledig, inclusief klinische aantekening Diabetes mellitus
16.1: enkel inleiding en 16.1.1
16.2: enkel inleiding, 16.2.1 en 16.2.2
16.3: volledig
16.4: enkel inleiding, 16.4.1 en 16.4.3
16.5: volledig
16.6: volledig
16.7: enkel inleiding, 16.7.1, 16.7.2 en 16.7.3
16.8: enkel 16.8.1 en 16.8.3
16.9: volledig
Hoofdstuk 17: Voeding en stofwisseling
17.2: zie biochemie, celbiologie en weefselleer
17.3: zie biochemie, celbiologie en weefselleer
17.4: zie biochemie, celbiologie en weefselleer
17.6: enkel 17.6.2 en 17.6.3: zie biochemie, celbiologie en weefselleer
Spijsverteringsstelsel levert brandstoffen en bouwstoffen voor ons lichaam
Spijsverteringskanaal (= gastro-intestinale Accessoire organen
kanaal) o Gebitselementen
o Mondholte o Tong
o Pharnyx (keelholte) o Speekselklieren
o Oesophagus (slokdarm) o Galblaas
o Maag o Lever
o Dunne darm o pancreas
o Dikke darm
o Rectum
o Anus
Functies van het
spijsverteringsstelsel:
1) Ingestie
2) Mechanische verwerking
3) Vertering (= chemische
afbraak)
4) Secretie
5) Opname
6) Uitscheiding
, 1. Mondholte
= cavita oris , Start spijsverteringskanaal, Ook onderdeel van de luchtwegen,Speelt rol bij
klankvorming en gelaatsuitdrukking
Gelaagd plaveiselepitheel (slijmvlies)
Tong, tanden, speekselklieren
Functies
1. Betast en onderzoekt voedsel voor inslikken
2. Verwerkt materiaal mechanisch (tong, tanden, opp gehemelte)
3. Bevochtigt materiaal (slijm en klierproducten)
4. Start vertering koolhydraten en vetten dmv enzymen
De tong
Samenwerkende spieren bekleed met tongslijmvlies
Bevat smaakpapillen
Verplaatst voedsel
Voedsel naar de mondholte brengen
Functies
1. Mechanische bewerking
2. Hulpmiddel bij kauwen en voorbereiding op
slikken
3. Onderzoek vh voedsel met de tast-temperatuur-
en smaakzintuigen
Delen
1. Smaakpapillen
2. Smaakknop
3. Achterste 1/3 van de tong is bezet met lymfatisch weefsel tongamandel (zie A&F II)
4. 3 paar speekselklieren:
i. Oorspeekselklier (glandula parotis)
ii. Ondertongspeekselklieren (glandulae sublinguales)
iii. Onderkaakspeekselklieren (glandulae submandibulares
1 tot 1,5 liter speeksel per dag
Speeksel < 99,4 % water, rest: slijmstoffen, ionen, buffers, afvalstoffen,
stofwisselingsproducten en enzymen
Slijmstoffen (mucinen) nemen water op en vormen slijm
Voortdurende activiteit mond spoelen en reinigen groei bacteriën beperken door
antistoffen
, Indien speekselproducten laag: bacteriën, infecties, erosie gebit- en tandvlees
Regulatie door autonoom zenuwstelsel
De bof
= dikoor
o Virus
o Doorgeven via druppels
o Incubatieperiode: 2 tot 3 weken
o Vooral oorspeekselklier
o Koorts, spierpijn, hoofdpijn
o Kinderziekte
o Vaccinatie
o Bij jongens na puberteit: onvruchtbaarheid veroorzaken
o Meningitis en suikerziekte als complicatie
o Meldingsplichtige ziekte
o Rust en pijnstillers
Gebitselementen
Kauwen = masticatie
Taai bindweefsel in voedsel afbreken
Voedselbrij verzadigen met speeksel
2. Pharnyx
= keelholte
Gezamenlijke doorgang voor voedsel, vloeistof en lucht
Voedsel door 2 van de 3 lagen: nml oropharynx en
laryngopharynx
Keel-, gehemelte- en tongamandelen (zie A&FII)
Keelspieren werken samen met spieren in mondholte en slokdarm om slikproces te starten
3. Oesophagus
= slokdarm
Gespierde buis (25-30 cm lang)
Transport van voedsel: keelholte maag
Achter trachea
Via een opening in het middenrif (hiatus
oesophageus) in de buikholte naar de maag
o Gelaagd plaveiselepitheel
o Afscheiding van slijm voor transport, GEEN verteringssappen
o Bovenste 6 cm: skeletspierweefsel
o Glad spierweefsel verderop