Samenvatting macro-economie
Examen: schriftelijk (minpunten op schrijffouten), gesloten boek, zonder mondelinge toelichting
- Meerkeuzevragen 2/3
- Open vragen 1/3 (je krijgt er vier, waar je maar één van moet invullen)
Zie tips SE + examenvragen en samenvatting op weduc!
DE KERN: INTRODUCTIE
Hoofdstuk 1: een tour van de wereld
Extra info, gwn eens ppt lezen
Hoofdstuk 2: een tour door het boek
Aggregatieve output, werkloosheid en inflatie zijn drie variabelen die aangeven hoe goed een
economie presteert
2.1 Aggregatieve output
Aan het einde van WOII werden nationale inkomens- en productrekeningen ontwikkeld als
maatstaven voor de totale output
De maatstaf voor de totale output wordt het bruto binnenlands product (BBP) genoemd
Manieren om BBP te berekenen:
- Waarde van finale g&d (en dus nt van intermediaire goederen want dan tel je dubbel)
geproduceerd in een economie in een bep periode
- Som van de TW in een economie gedurende een bepaalde periode (TW = waarde product –
waarde van intermediaire goederen gebruikt in productie)
- Som vd inkomens in een economie gedurende een bepaalde periode (inkomensbenadering)
o Aggregatieve productie en aggregatieve inkomnes zijn altijd gelijk
o Inkomens = arbeidsinkomen + kapitaal of winst (vergoeding ondernemingsinitiatief)
inkomen
Als ons doel is om de productie ed verandering ervan id tijd te meten, moeten we het effect van
stijgende prijzen (inflatie) op onze maatstaf vr het bbp elimineren. Daarom is het reële bbp zo
geconstrueerd dat we veranderingen in de werkelijke productie kunnen meten en de impact van
inflatie kunnen wegnemen
- Nominaal BBP = som vd geproduceerde hoeveelheden eindproducten * hun huidige prijs
o Stijgt door stijging in productie over tijd of door stijging in prijs over tijd
- Reëel BBP = som vd geproduceerde hoeveelheden eindproducten * constante (nt-huidige)
prijzen
o Adhv een basisjaar (wordt aangegeven bij oefeningen) -> bij basisjaar nom = rel
Het probleem bij het construeren van het reële BBP in de praktijk is dat er duidelijk meer dan één
finaal goed is. Het reële bbp moet worden gedefinieerd als een gewogen gemiddelde van de output
van alle finale goederen
Het reële BBP in geketende dollars weerspiegelt relatieve prijzen die in de loop van de tijd
veranderen
Nominaal BBP wordt ook wel dollar BBP of BBP in lopende dollars genoemd
Het reële BBP wordt ook het BBP in termen van goederen, het BBP in constante dollars, het BBP
gecorrigeerd voor inflatie of het BBP in geketende (2012) dollars of het BBP in 2012-dollars
genoemd (BBP zal verwijzen nr rel BBP)
- Yt staat voor het reële BBP in jaar t
- Nominaal BBP en variabelen in huidige dollars worden aangegeven met een euroteken ervoor,
bv €Yt
Focus: reëel bbp, technologische vooruitgang en de prijs van computers
- Kan je nu een laptop van 1999 vgln met een laptop van vdg -> eigenlijk is dat niet meer
hetzelfde product, als je BBP op een normale manier berekent hou je hier gn rekening mee
- Bij hedonische prijzen wel -> men probeert te schatten in welke mate kwaliteit is verbeterd, vr
een laptop is dit 20% per jaar
- De dollarprijs van een laptop is sinds 1999 wel gedaald met 7%
- Dit houdt in dat de kwaliteit gecorrigeerde prijs van laptops met gemiddeld 20% + 7% = 27%
per jaar is gedaald
1
Macro-economie 2022
,2.2 De werkoosheidsgraad
Werkgelegenheid (N) = aantal mensen dat een baan heeft
Werkloosheid (U) = aantal mensen dat geen baan heeft, maar er wel naar op zoek was in de
afgelopen vier weken
De beroepsbevolking (L) = werkgelegenheid + werkloosheid (L = N + U)
Werklooshpercentage (u) = verhouding tssn het aantal mensen dat werkloos is eh aantal mensen
op arbeidsmarkt (u = U/L)
Om werkloosheidspercentage te berekenen worden er vaak grote enquêtes uitgevoerd op
huishoudens door rijke ldn
- De US Current Population Survey (CPS) is gebaseerd op interviews met 60.000 huishoudens per
maand
Participatiegraad = L/(N + U + niet in beroepsbevolking) = beroepsbevolking/totale bevolking
- Ontmoedigde wns zijn personen die het zoeken naar een baan opgeven en dus nt langer als
werkloos meetellen (bv huismoeders, studenten…)
- Vanwege ontmoedigde wns wordt een hoger werklooshpercentage drgaans geassocieerd met
een lagere participatiegr
- Je kan een lage werkloosheid hebben en een lage participatiegraad -> dit is bv zo in België
Wrm vinden economisten werkloosheid belangrijk?
- Vanwege het directe effect op het welzijn van werklozen, vooral degenen die langdurig
werkloos blijven
- Het is een signaal dat de economie haar menselijke hulpbronnen niet efficiënt gebruikt
Een heel lage werkloosheid kan ook een probleem zijn, aangezien economie te kampen heeft met
tekorten van arbeidskrachten
Werkloosheid fluctueert met toestand van de economie
Werkloosheid ligt in Europa bijna altijd hoger dan id VS, daar zien we ook snellere stijgingen en
dalingen -> VS heeft een veel flexiber arbeidsstelsel, bijna gn vergoeding voor werklozen
Focus: werkloosheid en geluk
- Werkloos worden lijdt tot grote daling van geluk (periode 0)
- Geluk daalt al vr het werkelijke ontslag (je voelt het aankomen of je vindt je job nt meer leuk )
- Geluk is vier jaar later nog nt op zelfde level als ervr (langdurige schade dr ervaring van ontslag
of drdat de nieuwe job nt ze bevredigend is)
2.3 Het inflatiepercentage
Inflatie is een aanhoudende stijging van het algemene prijsniveau (<-> deflatie)
Het inflatiepercentage is de snelheid waarmee het prijspeil stijgt
Om prijsniveau te meten gebruiken economisten de BBP-deflater ed consumentenprijzenindex (CPI)
De BBP-deflator in jaar t (Pt) is de verhouding tussen het nominale BBP en het reële BBP in jaar t:
- Dit is een index getal (1 in 2012), dat geen economische interpretatie heeft (wel vgln mog met
andere jaren)
- De mate van verandering heeft een duidelijke interpretatie: de inflatie (prijsstijging):
Het prijsniveau definiëren als de BBP-deflator impliceert een eenvoudige relatie tussen het
nominale BBP, het reële BBP en de BBP-deflator:
- Nom BBP = BBP-deflator * reële BBP
- Het groeitempo vh nominale BBP = het inflatiepercentage + het groeipercentage van het reële
BBP
De BBP-deflator geeft de gemiddelde prijs vd output: de uiteindelijke goederen die id economie
worden geproduceerd -> mr consumenten geven om de gemiddelde consumptieprijs: de goederen
die ze consumeren. De twee prijzen zijn mog nt gelijk
De set goederen die id economie wordt geproduceerd, is nt hetzelfde als de set goederen die dr
consumenten wordt gekocht:
- Een deel vd goederen ih BBP wordt nt aan consumenten verkocht, mr aan bedrijven, aan de oh
of aan btl
2
Macro-economie 2022
,- Een deel vd dr consumenten gekochte goederen wordt nt in eigen land geprod, mr wordt
geïmporteerd uit btl
De consumentenprijsindex (CPI) is een maatstaf vr de kosten van levensonderhoud
- De CPI wordt maandelijks gepubliceerd dr het Bureau of Labor Statistics (BLS), dat
prijsgegevens verzamelt vr 211 artikelen in 38 steden
- De CPI geeft de kosten in dollars van een specifieke lijst van g&d id loop vd tijd
Allebei proberen ze te meten met hoeveel procent leven duurder is geworden, ze lopen meestal
samen -> eind jaren 70 zien we bv sterke stijging CPI dit komt drdat bepaalde geïmporteerde
goederen veel duurder werden (deze zitten nt in bbp-deflator)
Zuivere inflatie is een proportionele stijging van alle prijzen en lonen (alles stijgt met bv 10%,
koopkracht blijft hetzelfde)
- Dit type inflatie veroorzaakt slechts een klein ongemak, aangezien de relatieve prijzen niet
worden beïnvloed
- Het reële loon (loon gemeten aan de hand van goederen in plaats van dollars) zou onaangetast
blijven
- In werkelijkheid bestaat pure inflatie niet
Waarom vinden economen inflatie belangrijk?
- Inflatie beïnvloedt de inkomensverdeling wanneer niet alle prijzen en lonen evenredig stijgen
- Inflatie leidt tot verstoringen als gevolg van onzekerheid, sommige prijzen die bij wet of
regelgeving zijn vastgelegd, en de interactie met belastingen (bracket creep in belastingen) ->
je kan in hogere belastingschijf terechtkomen, maar dit is niet terecht want je koopkracht is nt
gestegen
Meeste economen geloven dat de "beste" inflatie een lage en stabiele inflatie tssn 1 en 4% is
(centrale banken streven nr 2%)
HICP = harmonized index for consumer prices
Negatieve inflatie is niet per se goed: ten eerste zou hoge deflatie veel van dezelfde problemen
veroorzaken als hoge inflatie, van verstoringen tot grotere onzekerheid. Ten tweede, beperkt zelfs
een lage deflatie het vermogen van het monetaire beleid om de productie te beïnvloeden (zie H4)
2.4 Output, werkloosheid en inflatie: de wet van Okun en de Philips curve
Wet van Okun: negatief verband tussen werkloosheid en output
- Een hogere productiegroei (horiz as) dan gebruikelijk gaat gepaard met een daling vd
werkloosheid (vertic as)
- Een lagere productiegroei dan gebruikelijk wordt in verband gebracht met een stijging van de
werkloosheid
- Men komt tot een helling van -0,3 -> wnnr input groeit met 1% dan daalt werkloosheid met
0,3%
- Lijn snijdt horizontale as bij 0,5% -> als je werkloosheid constant wil houden dan moet je ervr
zorgen dat output stijgt met 0,5% op kartaalbasis (2% op jaarbasis)
Er zijn twee redenen waarom we een groeipercentage van 2% moeten handhaven om de
werkloosheid constant te houden
- De bevolking, en dus de beroepsbevolking, neemt id loop vd tijd toe, dus de werkgelegenheid
moet in de loop van de tijd groeien om het werkloosheidscijfer constant te houden
- Output per wn neemt ook met de tijd toe, wat impliceert dat de outputgroei groter is dan de
werkgelegenheidsgroei
Philips curve: negatief verband tussen werkloosheid en inflatie
- Een lage werkloosheid leidt tot een stijging van de inflatie
- Een hoge werkloosheid leidt tot een daling van de inflatie
3
Macro-economie 2022
, - Economie groeit dr meer vraag -> output stijgt -> meer input nodig -> werkloosh daalt ->
algemeen prijspijl stijgt (inflatie)
- Wanneer de werkloosheid boven de 5% is geweest, is de inflatie doorgaans boven de 2%
geweest
Philips curve vindt men niet altijd terug in data: op lt blijkt dit nt altijd te kloppen (zie figuur rechts)
2.5 De kt, de middellange termijn en de lt
- Kt (enkele jaren) = de jaar-op-jaar bewegingen id output worden vnl aangedreven dr
bewegingen in de vraag (AV)
- Middellange termijn (decennium) = economie keert trg nr het outputniv dat wordt bepaald dr
aanbodfactoren, zoals de kapitaalvoorraad, het technologieniveau en de omvang vd
beroepsbevolking (we moeten ook kijken nr AA)
- Lt (paar decennia of meer) = eco hangt af van haar vermogen om te innoveren en nieuwe
technologieën te introduceren, en hoeveel mensen besparen, de kwaliteit vh onderwijssysteem
vh land, de kwaliteit vd oh….
2.6 Een tour door het boek
De kern
- Hoofdstukken 3-6: De korte termijn en de rol van de vraag
- Hoofdstukken 7-9: De middellange termijn en de aanbodzijde
- Hoofdstukken 10-13: De lange termijn
Extensies
- Hoofdstukken 14-16: Verwachtingen en implicaties voor fiscaal en monetair beleid
- Hoofdstukken 17-20: Open economie en implicaties voor fiscaal en monetair beleid
DE KERN: DE KORTE TERMIJN
Hoofdstuk 3: de goederenmarkt
Wanneer economen nadenken over jaarlijkse bewegingen in economische activiteit, richten ze zich
op de interacties tussen vraag, productie en inkomen:
- Veranderingen in de vraag naar goederen leiden tot veranderingen in de productie
- Veranderingen in productie leiden tot veranderingen in inkomen
- Veranderingen in inkomen leiden tot veranderingen in de vraag naar goederen
Alles moet in evenw zijn met elkaar: vraag = prod en inkomens = prod -> alles valt dus samen in je
evenw op de goederenmarkt
3.1 De samenstelling van het BBP
- Consumptie (C) = g&d gekocht door consumenten (grootste deel BBP)
- Investeringen (I) of inv in VA = som van alle nt-residentiële/utiliteitsinvesteringen en
residentiële/woninginvesteringen
- Overheidsuitgaven (G) = aankopen van g&d dr de federale, staats- en lokale ohn; excl
ohoverdrachten (transfers = uitgaven oh zonder dat daar iets tegenover staat, bv
werkloosheidsuitkering, kinderbijslag…) en rentebetalingen
Transfers zitten wel degelijk in ons model, maar komen pas later -> die zullen we plaatsen binnen
onze belastingen
Interest zit hier ook nt in, mr veel ohn moeten interest op ohschuld betalen
- Export (X) = aankopen van Amerikaanse g&d door buitenlanders
- Import (IM) = aankopen van buitenlandse g&d dr Amerik consumenten, Amerik bedrijven en de
Amerik oh (min)
- Netto-export of handelsbalans (X – IM)
o X > IM: handelsoverschot
o IM > X: handelstekort
- Voorraadinvestering: verschil tssn productie en verkoop (zit bij investeringen)
3.2 De vraag naar goederen
We moeten opzoek naar evenwicht en dit is wnnr productie = vraag
4
Macro-economie 2022