Fenotypen -> Alle waarneembare eigenschappen van een individu.
Genotypen -> De informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een individu.
Chromosomen -> Bevatten de erfelijke eigenschappen. Deze worden doorgegeven van de
ouders aan de nakomelingen via de chromosomen in een zaadcel en een eicel.
Karyotype -> De rangschikking van chromosomen in paren. Dit wordt ook wel een
chromosomenportret of karyogram genoemd.
Autosomen -> Chromosomenparen die gelijk zijn.
Homologe chromosomen -> Wanneer de chromosomen van een chromosomenpaar gelijk is
in lengte en vorm.
Geslachtchromosomen -> Het 23e chromosomenpaar dat het geslacht bepaald. Bij mannen
zijn dit een X en Y-chromosoom, bij vrouwen zijn dit twee X-chromosomen.
Gen/erffactor -> Een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor een of meer
erfelijke eigenschappen of een deel van een erfelijke eigenschap.
Nucleotiden -> Bouwstenen voor het DNA. Hij bestaat uit een fosfaatgroep, desoxyribose en
een stikstofbase.
Genoom -> Alle DNA-moleculen in een cel.
Basenparing -> De vaste combinatie van Adenine (A) met Thymine (T) en Cytosine (C) met
Guanine (G).
DNA-sequentie -> De stikstofbasen in een gen die in een specifieke volgorde of sequentie
zijn gerangschikt.
Allel -> Verschillende variaties die voorkomen. De verschillende vormen van een gen voor
een bepaalde eigenschap ontstaan hierdoor.
Genexpressie -> Wanneer genen worden aangezet en hierdoor tot uiting komen.
Inactivatie -> Wanneer de genen uitstaan.
Milieufactoren -> Factoren die meespelen met het tot uiting komen van de fenotypen.
Voorbeelden hiervan zijn licht, lucht, vochtigheid, opvoeding etc.
Modificatie -> Een eigenschap in het fenotype dat niet genetisch bepaald wordt. Deze
eigenschap wordt dus ook niet doorgegeven aan nakomelingen.
Aangeboren afwijking -> Wanneer er een aandoening of ziekte in de baarmoeder ontstaat.
Erfelijke ziekte -> Wanneer een aangeboren afwijking genetisch is doorgegeven via de
ouders.
Basisstof 2 – genenparen
Locus -> Plaats van een gen in een chromosoom.
Homozygoot -> Wanneer bij een persoon beide allelen gelijk zijn voor dezelfde eigenschap.
Heterozygoot -> Wanneer bij een persoon de allelen ongelijk zijn voor een bepaalde
eigenschap.
Dominant allel -> Komt altijd tot uiting.
Recessieve allel -> Dit allel komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant allel
aanwezig is.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Laurenieuwkamp. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.