Hoofdstuk 1: Zelfbeeld en zelfwaardering
Ons zelfbeeld ontwikkeld zich best zo positief mogelijk. We gaan reacties koppelen aan ons zelfbeeld
door reacties van mensen (= zelfwaardering). Ons zelfbeeld beïnvloed de manier waarop je jezelf laat
zien. Je laat jezelf een stukje zien, ook al doe je je best om bepaalde zaken te verbergen (bv. je
zekerder voordoen dan je bent).
Zelfbeeld beïnvloed ook je sociaal functioneren. Onzekere mensen zullen zich iets meer verschuilen,
kijken op naar anderen, …
1. Wat is zelfbeeld?
Zelfbeeld = beeld dat je hebt van jezelf
Alterbeeld = het beeld dat je hebt van de ander
Ons zelfbeeld is vaak gerelateerd aan hoe we willen zijn, of hoe we ons presenteren naar anderen
toe en hoe we kijken naar andere mensen.
Heel vaak wordt er ook gesproken over een zelfconcept (= het geheel van opvattingen van een
individu over zijn persoonlijke eigenschappen en functioneren) of zelfschema (= het beeld dat je in je
hoofd hebt → bv. Ik kan geen initiatief nemen, ik ben succesvol, …).
De inhoud van ons zelfconcept zijn de uitspraken die we doen over onszelf (bv. ik heb veel vrienden,
ik kan goed luisteren). Dit zijn onze fysieke en materiële kenmerken. Ons zelfconcept heeft ook een
structuur. Dit gaat over hoe al deze eigenschappen georganiseerd zijn. Sommige zullen centraler
staan dan anderen. Je wordt niet geboren met een zelfbeeld, je bouwt dit op door ontwikkeling en
ervaringen met anderen.
We spreken over de cognitieve component van onszelf.
De universele aspecten van ons zelfconcept zijn voor heel wat mensen geldig (bv. je bent kritisch
voor jezelf, je bent een sociaal persoon). Als we die zaken lezen, denken we dat dit typisch is voor
onszelf, maar bij heel wat mensen zal dit ook zo zijn. Het is echter de combinatie van deze universele
aspecten die ons uniek maakt.
2. Gerelateerde begrippen
Zelfwaardering = de waarde die je aan jezelf toekent, het emotionele stukje van jezelf
(affectieve/gevoelsmatige). Hoe beoordeel je jezelf? Ben je tevreden met wie je bent? We zien dat
mensen met een hogere zelfwaardering positiever in het leven staan.
Zelfpresentatie = hoe ga jij je presenteren in een eerste contact? Dit kan verschillend zijn van wie we
echt zijn of kijken naar onszelf. We proberen ons beter voor te stellen dan we eigenlijk zijn. We
noemen dit ook wel de ‘sociale identiteit’.
,Zelfbeschikking = het zoeken naar oorzaken, we gaan op zoek naar redenen waarom we bepaald
gedrag stellen (bv. Ik ben goed ik wiskunde omdat ik daar goed voor studeer en veel inzicht heb). Dit
kan intern of extern zijn.
Zelfhandhaving = een manier om om te gaan met moeilijke situatie (coping). We kunnen dit op
verschillende manieren doen:
- Rationalisatie: je gaat voor jezelf een verklaring zoeken die aanvaardbaar is, je zoekt een
reden om dingen goed te praten
- Bv. Je bent niet geslaagd voor je examen omdat het theoretisch heel zwaar is en
zoekt redenen hiervoor. Een reden kan zijn: ‘het was toch niet echt iets voor mij’,
terwijl je weet dat de echte reden is dat het voor jou te zwaar is.
- Compensatie = iets waar je minder goed in bent, ga je compenseren met iets waar je wel
goed in bent
- Bv. Als studenten op het examen een stukje van een vraag niet weten, zullen ze een
stukje opschrijven waar ze net wel veel over weten.
- Verschuiving = je gaat je reacties richten op een veilig persoon of object, je gaat je afreageren
- Bv. Iets is mislukt en je steekt de schuld op je collega: “Je liep in de weg en daardoor
is het niet gelukt”.
- Negatie = het ontkennen van de waarheid
- Bv. Je krijgt te horen dat je maar een aantal maanden te leven hebt, je denkt dat de
dokter zich vergist heeft en vraagt bij een andere arts een tweede opinie.
- Sublimering = je gaat je reacties omvormen zodat ze meer sociaal aanvaardbaar zijn
- Bv. Je hebt ruzie met je partner en hebt schrik dat hij je zal laten vallen, als reactie zal
je extra lief zijn.
- Regressie = terug gedrag stellen dat in een vorige levensfase aan bod kwam
- Bv. Als er een broertje geboren wordt, zal een kindje terug in zijn bed beginnen
plassen
- Projectie = je gevoelens en verlangens projecteren op iemand anders
- Bv. Je bent boos op je partner en zegt: “Jij bent altijd boos op mij”.
2.1. Toepassingen
Moeder blijft de mogelijkheid ontkennen dat haar dochter zwanger zou kunnen zijn. →
zelfhandhaving, negatie
Ik ben geslaagd voor mijn rijexamen! Ik heb enorm geluk gehad met het parcours dat ik moest
afleggen want het was in de buurt waar ik woon. → zelfbeschikking, extern
Je hebt een ontzettende baaldag gehad op stage. Er zijn vandaag verschillende zaken fout gelopen.
Eenmaal je thuiskomt ontploft de bom en je reageert je af op je zus die thuis in de zetel zit. →
zelfhandhaving, verschuiving
Als een student bijna examens heeft, gaat dit soms gepaard met veel stress en spanning. Hij kan dit
negatieve gevoel omzetten in positieve energie door hard te studeren. → zelfhandhaving,
sublimeren
Wanneer het 2e kindje geboren was, ging Tineke terug kruipen en wilde altijd opgetild worden
terwijl ze ervoor al goed zelf kon stappen. → zelfhandhaving, regressie
,3. Theoretisch kader: persoonsmodel (Verhofstadt-Denève)
Ze spreekt van een dynamische IK-MIJ relatie of human dilemma en vertrekt vanuit de vraag ‘wie ben
ik?’. Deze relatie wil zeggen dat je twee kanten hebt van jezelf; een ik-kant en een mij-kant. De
dynamische ik-kant is het reflecterende subject. Dit is de persoon als kenner, het deeltje van jezelf
dat kan denken, voelen en doen. De mij-kant is mij als objectoverschouwer. Dit is de persoon of
situatie waarover gereflecteerd wordt (bv. waarom werd ik daarnet zo boos?).
De ‘ik-kant’ gaat nadenken over de ‘mij-kant’, hierdoor krijg je informatie over jezelf. Het resultaat
hiervan is meta denken. De dynamische relatie komt tot stand doordat je gaat reflecteren over jezelf.
Door dit proces van reflectie krijg je 6 dimensies van het zelfbeeld (fenomenologische constructies):
- Zelfbeeld: wie ben ik?
- Bv. Ik ben chaotisch
- Ideaal-zelf: wie wil ik zijn?
- Bv. Ik wil graag socialer zijn, een praatje kunnen maken zonder mij zorgen te maken
- Alter-beeld: wie zijn de anderen?
- Bv. Mijn moeder zorgt goed voor mij, mijn vrienden zijn feestvierders
- Ideaal-alter: wie wil ik dat de anderen zijn?
- Bv. Ik wil graag dat mijn stagementor mij goed begeleidt
- Meta-zelf: wat denken de anderen over mij?
- Bv. Anderen vinden mij een sportieve jongen, dat ik te kritisch ben
- Ideaal-meta-zelf: hoe wil ik dat de anderen over mij denken?
- Bv. Ik wil dat de anderen mij eerlijk vinden, mij als vriend zien
3.1. Zes beelden/constructies van onszelf: basisstructuur
Elk van deze beelden hebben dezelfde basisstructuur. Ze bestaan allemaal uit persoonskenmerken
(karaktereigenschappen, uiterlijke kenmerken → psychische en fysische kenmerken) en condities (de
rollen die je aanneemt). Je zelfbeeld kan zowel in het verleden, heden en toekomst beschreven
worden.
Bij elk van de beelden zien we het onderscheid tussen intern en extern zelfbeeld. Het externe beeld
is hoe je gezien wil worden door anderen, hoe je jezelf laat zien.
Bij elk beeld zijn er ook bewustzijnsniveaus te onderscheiden; een bewust en een onbewust. Andere
mensen vertellen soms zaken over jezelf die je eigenlijk niet wist, terwijl je er zelf niet van bewust
was of misschien heb je zaken wel verdrongen. Soms zijn we ons niet bewust van talenten die we
hebben.
Ook is er het onderscheid tussen de fenomenologische zelfconstructie en de realiteit. We zien soms
dat mensen zichzelf gaan overschatten of verkeerd gaan inschatten. Onze fenomenologische
zelfconstructies zijn zowel onze bewuste als onbewuste zaken, maar soms ook foute interpretaties
die we van onszelf maken (bv. mensen denken dat ze goed kunnen zeggen, maar als ze zichzelf bezig
horen op opname beseffen ze dat dit niet zo is).
, 3.2 In de praktijk
Men gaat vooral werken met de verschillende beelden, voornamelijk ook wanneer er een verschil zit
tussen deze beelden. Als je zelfbeeld er een stuk anders uitziet dan je ideaal beeld, kan je hier doelen
aan koppelen (bv. Ik ben verlegen, maar wil graag socialer worden).
Je kan ook een onderscheid hebben bij zelfbeeld en meta-zelf. Zo moet je je evaluatiekaart invullen,
maar kan je stagementor je een heel andere score geven. Hoe komt het nu dat anderen mij niet
helemaal inschatten op de manier waarop ik mezelf inschat?
Het onderscheid tussen zelfbeeld en alter-beeld: mensen willen graag zijn zoals een vriendin. Zijn er
eigenschappen die je wil overnemen? (bv. creativiteit, terughoudendheid). Hoe kan je je eigen beeld
een stukje realistischer maken?
3.3 Hoe kijken we naar onszelf? Door welke zaken wordt ons zelfbeeld gevormd?
Ons zelfbeeld wordt gevormd op verschillende manieren. We gaan ons vaak vergelijken met
anderen, gaan ons vaak spiegelen, … Van waar haal je alle informatie die je over jezelf hebt?
Misschien hou je rekening met bepaalde gevoelens of gedragingen, heb je jezelf vergeleken of heb je
herinneringen opgehaald.
4. Informatiebronnen bij het ontstaan en de opbouw van ons zelfbeeld
Introspectie = onze gevoelens en gedachten. We gaan naar binnen kijken en aan zelfreflectie doen.
Het is moeilijker om te reflecteren om emotionele gebeurtenissen dan over cognitieve zaken.
Zelfperceptie = we gaan kijken naar ons eigen gedrag en hier conclusies uittrekken. Je kijkt naar jezelf
vanop afstand en neemt een meta-perspectief in. Je gaat je gedrag gaan observeren en hier een
oordeel over vellen (bv. heel snel een broodje opeten → ik moet veel honger gehad hebben).
Vergelijken met anderen = we gaan onszelf spiegelen aan anderen. Hier zijn twee theorieën rond:
- The looking-glass self: je gaat naar jezelf kijken en nadenken hoe je overkomt bij andere
mensen. Je gaat op basis van reacties een oordeel vellen over jezelf.
- Sociale vergelijkingstheorie: in situaties waar we niet goed weten wat er van ons verwacht
wordt of hoe we ons moeten gedragen, gaan we ons vergelijken met anderen.
Autobiografisch geheugen = graven in je eigen herinneringen. Er zijn herinneringen die blijven
plakken en je niet meer vergeet. Dit noemen we ‘flitslichtherinneringen’, het zijn sterke
herinneringen die telkens weer gaan opduiken. Langs de ene kant staat ons eigen aandeel centraal,
langs de andere kant durven we onszelf ook overschatten.
Culturele perspectieven = de maatschappij waarin je opgroeit. Ook de media speelt een grote rol.
Ons zelfbeeld is het effect van reacties uit de omgeving. Hierdoor kan je een positief en realistische
zelfbeeld opbouwen of kan het vervormen (onrealistisch of ongenuanceerd zelfbeeld).