CARDIOVASCULAIRE FARMACOLOGIE
BLOEDVERDUNNERS
TROMBUSVORMING
- Binnenste laag van het bloedvat (bij slagaders) is het
endotheel
- Wanneer dit endotheel niet meer intact is, gaat dit een
stollingsreactie teweeg brengen
- De bloedplaatjes zijn relatief kleine elementen t.o.v. de
rode en witte bloedcellen
- Een bloedplaatje heeft verschillende receptoren die
allemaal beginnen met GP = glycoproteïnen
ADHESIE
- Bij beschadiging van het endotheel, zullen de bloedplaatjes zich op deze plaats aan
collageen hechten via GP-receptoren = adhesie
- Ook de von Willebrandfactor, een groot stollingseiwit, zal onder invloed van het
endotheeldefect van configuratie veranderen, waardoor het zal binden met GP-receptoren
van de bloedplaatjes, wat het samenklitten in de hand werkt.
- De VWF gaat ervoor zorgen dat er bloedplaatjes naar het beschadigde endotheel toekomen
ACTIVATIE
- Eens de bloedplaatjes aan het collageen hechten, worden ze door het stollingseiwit
thrombine geactiveerd, waardoor ze stoffen vrijzetten : thromboxaan, ADP en thrombine =
activatie
- Hierdoor worden nog veel meer bloedplaatjes betrokken en wordt het proces versterkt en
versneld
- Door thrombine gaat het bloedplaatje geactiveerd worden en hierdoor van vorm veranderen
à er ontstaat een kluwen
AGGREGATIE
- Deze vrijgekomen stoffen zullen ook maken dat de bloedplaatjes van vorm veranderen (ADP
gaat op zijn receptor op de bloedplaatjes zitten)
- Ze krijgen armpjes om elkaar beter te kunnen omhelzen (het GP IIb-IIIa wordt geactiveerd)
en het stollingseiwit fibrinogeen (groene stippellijn op tekening) wordt betrokken in het maken
van een grote thrombus = aggregatie
- Er is een interactie tussen de stollingseiwitten en de bloedplaatjes met hun receptoren
1
, Scheurtje induceert niet alleen activatie van
bloedplaatjes, maar ook veranderingen in de
ruimtelijke configuratie van plasma-eiwitten (Von
Willebrand factor vWF). Deze conformationele
veranderingen onthullen bindingsplaatsen
waardoor vFW spontaan kan binden aan niet-
voorgeactiveerde bloedplaatjes via de
membraanglycoproteïnen (GP).
Bloedplaatjesactivering omvat:
1. Een vormverandering waarbij het oppervlak van het
bloedplaatjesmembraan sterk wordt vergroot
2. De afscheiding van pro-inflammatoire, protrombotische,
adhesieve en chemostatische mediatoren (afgiftereactie) die het
atherotrombotische proces propageren, versterken en
ondersteunen
3. De activering van de GPαIIbβ3-receptor uit zijn inactieve vorm.
2
,ANTI-AGGREGANTIA (PLAATJESREMMERS)
Werken in op de bloedplaatjes (omkeerbaar/onomkeerbaar), waardoor deze niet meer goed aan
elkaar kunnen gaan kleven.
1) Aspirine = cyclooxygenase-1-inhibitor
- VB: Asaflow, Cardioaspirine
- Aspirine gaat op de bloedplaatjes inwerken op een onomkeerbare manier à het gaat past
uitgewerkt zijn wanneer de bloedplaatjes op het einde van hun levensduur zijn
- Eens je het inneemt, gaat het een werking hebben op het merendeel van de bloedplaatjes
- Pas na 7 dagen gaat de bloedverdunnende werking van aspirine uitgewerkt zijn omdat dan
de bloedplaatjes voldoende vernieuwd zijn
- Het is de minst sterke bloedverdunner à moet dus niet gestopt worden tenzij voor operatie
aan de hersenen en ruggenmerg (hier wil je geen bijkomende bloedingen)
- Werkingsmechanisme: inhibitor van het COX-enzyme, waardoor minder thromboxane
TXA2 wordt gevormd
- Indicatie: ischemisch hartlijden à voor quasi iedereen levenslang
2) Clopidogrel, prasugrel = P2Y12 ADP receptor antagonisten
- VB: Plavix, Efient
- Heeft ook een onomkeerbare werking (is pas uitgewerkt wanneer de bloedplaatjes voldoende
vernieuwd zijn)
- Werkingsmechanisme: inhibeert de bloedplaatjes sneller, meer consistent en in grotere
mate dan clopidogrel
* Het heeft een hogere en consistentere biologische beschikbaarheid van het actieve
metaboliet, omdat het minder afhankelijk is van leverenzymen om tot een actief
metaboliet te worden omgezet
- Indicatie:
* Ischemisch hartlijden: acuut coronair syndroom voor de duur van 1 jaar
* Na het plaatsen van een drug-eluting stent voor de duur van 1 jaar
3) Ticagrelor = P2Y12 ADP-receptor-antagonisten
- VB: Brilique
- Heeft wel een omkeerbare werking à je moet maar 1 dag voor een ingreep stoppen met de
medicatie
- Werkingsmechanisme: inhibeert de bloedplaatjes sneller, meer consistent en in grotere
mate dan clopidogrel;
* Het heeft een hogere en consistentere biologische beschikbaarheid, omdat het niet
door de lever moet geactiveerd worden
* De werkingsduur is korter, waardoor het tweemaal per dag moet worden ingenomen.
- Indicatie:
* Ischemisch hartlijden acuut coronair syndroom voor de duur van 1 jaar
* Na het plaatsen van een drug-eluting stent voor de duur van 1 jaar
3
, ANTI-COAGULANTIA + HEPARINES (ONTSTOLLINGSMIDDELEN)
1) Vitamine K antagonisten (OAC) = coumarines
- VB: Marcoumar
- Vroeger alleen maar vit K antagonisten
- Individueel titreren, het is niet zo heel veilig bij patiënten die heel therapieontrouw zijn
- Werkingsmechanisme:
* Vitamine K is essentieel voor de stolling, ter activatie van stollingsfactoren
* Werken in op de stollingscascade (onderdrukken vorming prothrombine), waardoor
minder fibrine kan worden gevormd en het bloed “dunner” wordt
* Deze bloedverdunners zijn sterker dan de plaatjesremmers en vergen regelmatige
bloedcontroles (INR-ratio) om te zorgen dat het bloed voldoende, maar ook niet te
veel ontstold is
2) New oral anti-coagulantia (NOAC) = ontstollingsmiddelen (peroraal) ZONDER INR-controle
à DOAC (geen bloedcontroles meer nodig, éénzelfde dosis voor iedereen)
A. Directe thrombine inhibitoren
* VB: Dabigatran (Pradaxa)
B. Factor Xa-inhibitoren
* VB: Rivaroxaban (Xarelto), Apixaban (Eliquis), Edoxaban (Lixiana)
3) (ongefractioneerd) heparine, low molecular weight heparine
- VB: Clexane, Innohep, Fraxiparine
- Hebben een even goede werkzaamheid als de andere middelen, maar ze zijn onpraktisch
doordat ze onder de huid moeten toegediend worden
- Werkingsmechanisme: remmen de werking van stollingsfactor X (en thrombine), waardoor
minder gemakkelijk fibrine kan worden gevormd
- Geen bloedcontroles nodig
- Wordt vaak gebruikt voor overgangsfase (opstarten behandeling, onderbreken voor ingreep,
…)
Indicatie anticoagulantia:
- Voorkamerfibrillatie, -flutter indien risico op embool matig tot hoog
- Longembolen
- Diep veneuze trombose
- Mechanische kunstkleppen (alleen vit K-antagonisten, niet DOAC)
- Mitralisstenose (alleen vit K-antagonisten, niet DOAC)
- Acuut coronair syndroom (wel heparines, niet OAC/DOAC)
BÈTABLOKKERS
Werkingsmechanisme: gaan op bètareceptor zitten, zodat deze geblokkeerd zijn en de
catecholamines (adrenaline, …) niet meer op deze receptoren kunnen inwerken = “anti-stress”-
pillen voor het hart
4