Kinesitherapeutisch handelen: wervelzuil
samenvatting
Hoofdstuk 2: fasen weefselherstel
- acuut letsel/ chronische overbelasting => scheurtjes in bindweefsel + bindweefsel
gedesorganiseerd => optimale trekrichting van collageen verloren + bindweefsel kwetsbaar
daling belastbaarheid
- 3 fasen van herstel in verschillende snelheden:
Goed doorbloed weefsel (spier of huid) herstelt snel(ler)
Slecht doorbloed weefsel (pees of discus) herstelt langza(a)m(er)
Afhankelijk van ernst van weefselschade (vb. kleine vs grote spierscheur)
- Revalidatie van acuut letsel in 2 stappen
o Stap 1= pijndemping en herstel vd homeostase, relatieve rust (=verminderde
belasting) (bij sommige facturen, vb fractuur: absolute rust (gips))
o Stap 2= oefentherapie => belastbaarheid opdrijven
verbeteren motorische controle, vergroten kracht, verbeteren uithouding,…
1) Inflammatiefase
- Inflammatoire reactie op letsel => afvoer van afvalstoffen en aanvoer van
bouwstoffen voor nieuw collageen mogelijk maken
- Kenmerken: pijn (dolor), warmte (calor), roodheid (rubor), zwelling (tumor) en
functieverlies (functio laesa) (maar bij wz vaak geen roodheid, zwelling en warmte,
structuren= te diep))
- 5-7 dagen
- Doel van oefentherapie = eliminatie van afvalstoffen en aanvoer van grondstoffen
voor nieuw collageen => homeostase herstellen
- Relatieve rust
- Aspecifieke oefeningen met een lage belasting met veel herhalingen om
bloedcirculatie/ diffusie te stimuleren
- Circulatie oefeningen mogen pijn niet doen toenemen!
- Indicatie voor circulatie bevorderende oefeningen afh van actualiteit
o Hoge act => nog niet uitvoeren (zou inflammatie nog kunnen doen toe laten nemen)
o Einde inflammatiefase, middelmatig tot laag actueel => lokale oefentherapie wel al
In inflammatiefase: lokale oefentherapie bij middelmatig tot laag actuele klachten
Doel= homeostase bevorderen door aanvoer van voedingsstoffen en afvoer afvalstoffen.
Oefeningen= aspecifiek en onbelaste circulatieoefeningen met de mogelijkheid tot een groot
aantal herhalingen
, 2) Proliferatiefase
- Aanmaak nieuwe collageencellen
- Tot de 20-25ste dag
- Kenmerken : toename van collageencellen
o Kunnen nog weinig belasting onder druk- of trekkrachten verdragen:
inferieure kwaliteit
o Liggen gedesoriënteerd en niet in de optimale trekrichting
- doel van de oefentherapie = evolutie van de collageenproliferatie stimuleren
- Specifieke oefeningen met veel herhalingen. Eerst onbelast later belast: oefeningen
die gekwetste vezels belasten, rekken of onder druk plaatsen, maar gecontroleerd
In de proliferatiefase: specifieke oefeningen met veel herhalingen , eerst onbelast en in latere fase
belast.
3) Maturatiefase
- Belastbaarheid van weefsel neemt toe
- Kwalitatieve veranderingen (in vorige 2 kwantitatieve)
- Collageenvezels worden sterken en georiënteerd in functionele richting
- Functionele specifiekere Oefeningen aan hoge belasting voor het verbeteren van
uithouding, kracht, elasticiteit,… (via compressie, contractie of rek)
- Geen eindpunt
In de maturatiefase: specifieke oefeningen voor verbeteren uithouding, kracht, explosieve kracht,
elasticiteit,… Keuze oefeningen = gebaseerd op noden van P. (bij topsporter zal bv verdergetraind
moeten worden)
Hoofdstuk 3: oefentherapie van de wervelzuil
- !!! individuele verschillen (vb sommige mensen met lage rugpijn kunnen nog perfect
functioneren, anderen niet meer)
- Chroniciteit van de klachten
Acuut = minder dan 6 weken
Subacuut = tussen 6 en 12 weken
Chronisch = langer dan 12 weken + rugpijn moet meerdere dagen per week aanwezig zijn
(recurrent: af en toe pijn in lange periodes)
(recidiverend: af en toe eens )
Mensen in chronische fase, zitten niet meer in inflammatie/ proliferatie fase: derict
starten met senismotorische controle- en krachtoefeningen.
Bij mensen met chronische rugpijn: 90% geen weefselschade te bespeuren
- Karakteristieken van pijn
Pijn= alarmsignaal, niet noodzakelijk gelijk aan weefselschade (vb hand boven kaars)
Nociceptieve, neuropathische en nociplastische pijnkarakteristieken
Nociceptieve pijn: ‘pijn dat komt van eigenlijke schade/ dreigende (kaars) schade aan een
niet-neuraal weefsel en komt door de activatie van nociceptoren.’
, Nociceptoren:
≠pijnreceptoren: sturen geen pijnsignalen naar CZS, maar ‘gevaarsignalen’
(afferent)
Hoogdrempelig: sturen pas signaal naar CZS bij voldoende sterke stimulus
Bij inflammatie: ontladingsdrempel verlaagd = perifere sensitisatie
Detecteren gevaar
° perifeer somatosensorische zenuwstelsel (zit oa in perifere weefsel: huid)
Reageren op mechanische, thermische en/of chemische stimulus
Ontlading perifere nociceptoren -> nociceptieve signalen naar dorsale hoorn -> synaps met second
order neuron -> informatie naar hersenen -> gebieden geactiveerd en signalen geïnterpreteerd ->
pijn ervaring
Dominant nociceptieve pijn:
Klachten bij bepaalde houdingen/ bewegingen
Pijn is evenredig aan de mechanische belasting op de betrokken structuren
P kan goed aanduiden waar de klachten zich situeren: goed lokaliseerbaar
Indien letsel: pijn aanwezig ifv de fases van weefselherstel
Reageert op ontstekingswerende medicatie
Neuropathische pijn: ‘pijn veroorzaakt door een letsel of ziekte van het somatosensorisch
zenuwstelsel’
Brandende, schietende, elektrische pijn
Pijn in verloop van een perifere zenuw of dermatomaal innervatiegebied van een zenuw
Vaak door neurogene structuur die op spanning of onder compressie komt
Sensorische klachten
Kan spontaan verergeren of in rust aanwezig zijn
Antalgische houding (bv schouder in elevatie houden om spanning en plexus brachialis te
vermijden)
Nociplastische pijn: ‘ pijn die voortkomt uit veranderde nociceptie ondanks geen duidelijk bewijs van
feitelijke of dreigende weefselbeschadiging die de activering van perifere nociceptoren veroorzaakt of
bewijs voor ziekte of laesie van het somatosensorische systeem dat de pijn veroorzaakt’
Disproportioneel : relatie tussen belasting en pijn minder of niet aanwezig is