Religie en zingeving
Les 1 Wetenschap, technologie en de “zingevende interesse”.
Opdracht 1: 25 februari – 4 maart discussielijn hebben geopend – deadline 25 maart.
Opdracht 2: 25 maart – 1 april discussielijn– 29 april deadline.’
Opdracht 3: 29 april – 6 mei discussielijn – 13 mei deadline.
Stilstaan bij het concept van “zingeving”. Het eerste concept dat geïntroduceerd wordt is het concept
van de leefwereld. Leefwereld heeft iets te maken met de vraag wat doet wetenschap? Hoe verhoudt
de wetenschap tot de leefwereld?
1. Leefwereld, wetenschap, redelijkheid
De leefwereld is een concept dat heel belangrijk was volgen Edmund Husserl (1859-1938). Wat is de
leefwereld? Dat is de wereld waarin wij leven, maar daar is iets speciaals mee. Die is intersubjectief,
persoonlijk en betekenisvol. Dingen en mensen in onze leefwereld hebben een betekenis. Objecten
zijn een betekenisvol voorwerp, het is intersubjectief; heeft te maken met mijn relatie tot iets anders in
de wereld. De dingen in de wereld hebben betekenis voor mij. De leefwereld zegt Husserl en dat geldt
zeker voor de aanwezigheid van andere mensen in onze leefwereld, die is persoonlijk. Dingen hebben
een persoonlijke betekenis in onze leefwereld. Alles wat ons omringt heeft een zekere existentiële
betekenis voor ons.
Wat doet nu de wetenschap? De wetenschap vertrekt van de leefwereld. Alle taken van de wetenschap
vertrekken vanuit betekenisvolle elementen uit onze leefwereld. De wetenschap objectiveert, maakt
abstractie van de leefwereld (subject-object), afstandelijkheid, onpersoonlijk). Wat gaat de wetenschap
doen? Zij gaat die werkelijkheid abstract benaderen. Namelijk zij gaat de dingen en zelfs de mensen in
de leefwereld tot een object maken. Vanuit een afstandelijkheid die wereld gaan benaderen en op
onpersoonlijke wijze. De wetenschap doet iets wat vergelijkbaar is met wat het camerastandpunt doet.
Die maakt abstractie van die leefwereld en zoomt uit naar een (onpersoonlijk) perspectief waar wij de
kosmos zien in al haar onpersoonlijkheid geregeerd door onpersoonlijke wetten en in alle
afstandelijkheid. Dan zoomen we in en dan merken we dat ook daar onpersoonlijke wetten regeren.
Dus wat de wetenschap voor een stuk doet, gaat de sluiter oplichten achter de leefwereld en gaat
kijken welke onpersoonlijke processen daar aan het werk zijn en gaat ze objectief bestuderen. De
wetenschap keert altijd terug naar de leefwereld. In de wetenschap gebeurt er iets wat daarbuiten niet
mag gebeuren, enkel binnen die tijdelijke opschorting mag dat gebeuren, maar de wetenschapper dient
altijd terug te keren naar de leefwereld.
Belangrijke vraag: wat is nu de relatie tussen de leefwereld en de wetenschap? Er zijn hier
verschillende goede antwoorden op te geven. Een van de antwoorden zou kunnen zijn: eigenlijk is de
leefwereld voor een stuk onverschillig [ten opzichte van de objectiverende blik] van de wetenschap.
Maar je zou ook kunnen zeggen de wetenschap heeft wel degelijk of die afstandelijke benadering,
heeft wel degelijk een invloed op de leefwereld. Dat is ook waar, namelijk heel veel
wetenschappelijke inzichten hebben defacto een invloed op hoe wij leven. Moeten we er nu naar
streven om onze leefwereld meer wetenschappelijk te maken? Of moeten we zeggen de leefwereld
moet voor een stuk autonoom blijven? De professor denkt dat het een illusie is om te denken dat wij
onze leefwereld meer wetenschappelijk kunnen maken. De simpele reden daarvoor is dat wij dat
gewoon niet willen.
Er is misschien iets in de leefwereld die wij redelijk vinden. Die volgens de wetenschap helemaal niet
rationeel zijn en er zijn zaken die de wetenschap ons zou willen aanpraten die eigenlijk helemaal niet
redelijk zijn. Wat redelijk is in de leefwereld is niet altijd wat rationeel is volgens het
wetenschappelijke model.
,2. De ‘zingevende’, ‘cognitieve’ en ‘manipulatieve’ interesses van de mens
3 ‘interesses’ van de mens (‘verlangens’, ‘manieren van betrokken zijn’): cognitief, manipulatief en
zingevend.
Cognitief: het verlangen om te kennen.
Manipulatief: onze betrokkenheid op de wereld niet voor zover we die willen kennen, maar
voor zover we de wereld naar onze hand willen zetten en veranderen op een manier die voor
ons interessant lijkt. De meest succesvolle vorm hiervan is de technologie.
Zingevend: zingevend heeft te maken met alle dingen die we doen, puur omdat we ze
belangrijk vinden, omdat ze intrinsiek waardevol zijn. Misschien is die zingevende interesse
een ruimer fenomeen dan we eigenlijk vaak denken.
2a. Zingevend & cognitief
Stelling: Er zijn activiteiten in ons leven die lijken te gaan over een ‘cognitieve interesse’, maar die
eigenlijk fundamenteel niet over zingeving gaan. Een voorbeeld daarvan is het voeren van een
gesprek. De meeste gesprekken die wij hebben gaan totaal niet over het uitwisselen van informatie.
Als buren een gesprek voeren over het weer wat zijn ze dan eigenlijk aan het doen? Ze vieren hun
relatie.
Stelling: Op het domein van de zingeving bestaat er redelijkheid en onredelijkheid. Wat ‘redelijk’ en
‘onredelijk’ is, is echter niet hetzelfde als wat vanuit cognitief oogpunt ‘relationeel’ en ‘irrationeel’ is.
Stelling: Wetenschappelijke (cognitieve) bevindingen, zijn vaak slechts van relatief belang voor de
zingevende relaties in de leefwereld.
Voorbeeld 1: Liefde & chemie. Liefde heeft iets te maken met geurstoffen. Als het erop
aankomt zal dit echter compleet irrelevant zijn voor je liefdesleven. Dat inzicht heeft weinig
relevantie.
Voorbeeld 2: Straf. We moeten er eindelijk eens mee op houden om mensen te straffen voor
misdrijven volgens Dawkins. Waarom? We weten, cognitief, dat mensen vooral vanuit de
neurowetenschappen gedetermineerd zijn in hun gedrag. We weten dus ook dat plegers van misdrijven
geconditioneerd zijn, geen vrije wil hebben, dus hebben ze geen verantwoordelijkheid en moeten we
ze ook niet straffen. We moeten enkel maatregelen opleggen aan mensen om ervoor te zorgen dat het
niet meer doen. Wat er hier eigenlijk gebeurd is de vraag of het cognitieve inzicht, het feit dat we
weten dat bepaalde gedragingen van mensen en misschien zelfs alle gedragingen van mensen die
bepaald zijn door hersenprocessen die op hun beurt beïnvloed zijn door andere processen waar we niks
aan kunnen doen. Heeft dat cognitieve inzicht of moet dat een noodzakelijke invloed hebben op onze
leefwereld? Want in onze leefwereld zien wij mensen als verantwoordelijk. Het kwaad zijn op mens is
irrationeel volgens Dawkins. Het vermoeden van de professor daarover is dat hoe zeer we ook
overtuigd zijn cognitief van het niet bestaan van de vrije wil en het gedetermineerd zijn van onze
gedachten en handelen. Hoe zeer we ook dat cognitieve inzicht hebben, dat doet niets af van het feit
dat we nog altijd kwaad zullen zijn op mensen en dat we nog altijd hen zullen straffen en het als
ondraaglijk zullen beschouwen als mensen niet gestraft worden. Het cognitieve inzicht dat we geen
vrije wil zouden hebben, heeft dat als logische consequentie dat daders niet gestraft moeten worden?
De professor denkt van niet, hij denkt dat we mensen blijven straffen op basis van de ernst van de
feiten. We vinden het rechtvaardig dat zij voor langere tijd in de gevangenis gaan. Wat we cognitief
weten over gedrag van mensen heeft geen automatische invloed op de zingevende interesse. Namelijk
het idee dat we het nog altijd waardevol vinden om mensen die erge dingen gedaan hebben langer in
de bak te steken dan mensen die iets minder ergs hebben gedaan.
Kortom voor een groot stuk valt de zingevende interesse te vergelijken met het kijken naar een
schilderij. Waarmee is de cognitieve interesse te vergelijken? Dat is te vergelijken met iemand die in
je oor fluistert je ziet geen… het zijn enkel streepjes verf. Onze leefwereld en onze zinvolle omgang
met de leefwereld is in zekere zin veel krachtiger dan de cognitieve interesse. We blijven dingen doen
die we zinvol vinden, ook al weten we dat dingen volgens de wetenschap anders zijn.
,2b. Zingevend & manipulatief
Stelling: Er zijn zaken in ons leven die lijken te gaan over onze ‘manipulatieve interesse’: maar die
eigenlijk fundamenteel over zingeving gaan (en die niet kunnen bereikt worden door manipulatief
handelen). Bijvoorbeeld: geluk en erkenning. De filosofische traditie is om te zeggen dat wij mensen
streven naar geluk. Hier zou je uit kunnen afleiden dat geluk eigenlijk iets is van de manipulatieve
interesse. Wij willen gelukkig zijn en gaan vervolgens zo de wereld naar onze handzetten dat wij dat
geluk gaan bereiken. Geluk en erkenning hebben een heel rare paradoxale structuur waardoor duidelijk
wordt dat het eigenlijk niet gaat over de manipulatieve interesse.
Voorbeeld 1: zoeken naar geluk. Wil je heel je leven lang aan een machine gekoppeld worden die al je
verlangens bevredigt? Het zou kunnen zijn dat dat geluk eigenlijk volkomen oninteressant maakt. Op
het moment dat geluk gecreëerd kan worden met een manipulatieve interesse verliest het zijn waarde.
Voorbeeld 2: Zoeken naar erkenning en waardering. Als je nadenkt over erkenning als een
bevrediging van een behoefte dan zou manipulatieve interesse voldoende zijn, maar dat is niet wat wij
willen. Wij willen erkenning van mensen, dat is net zoals bij geluk, die ons die erkenning niet zouden
kunnen geven. Die erkenning is alleen iets waard op het moment dat je die erkenning niet kan geven
en alleen als het een zeer kritisch persoon is.
Op het moment dat je belangrijke zaken kunt krijgen door manipulatie verliezen ze al hun waarde. De
manipulatieve interesse speelt misschien maar een beperkte rol in ons leven. Op het moment dat ze het
helemaal overneemt, dan is het leven eigenlijk niks meer waard. Er is een spanning tussen de
zingevende interesse, waarbij dat we eigenlijk altijd afhankelijk zijn van anderen die ons de erkenning
kunnen geven of niet, die ons geluk kunnen schenken of niet. Die is altijd cruciaal in de zingevende
interesse. De zingevende interesse gaat altijd over je associëren met iets buiten jezelf. Doordat het iets
buiten jezelf is kan het ook altijd misgaan. Noodzakelijk. Op het moment dat het niet mis kan gaan,
heb je er eigenlijk niks aan. Dat is het paradoxale van ons verlangen naar geluk en erkenning.
Terwijl het bij de cognitieve interesse zo is dat cognitieve wetenschappelijke inzichten eigenlijk vaak
weinig relevantie hebben voor ons dagelijks leven, is het bij de manipulatieve interesse wel zo of in
sterkere mate zo dat de manipulatieve interesse ons zingevend omgaan met anderen kan aantasten.
Stelling 2: De focus op de manipulatieve interesse kan uiteindelijk de zingevende dimensie aantasten.
Wat is een teken van crisis? Op het moment dat je begint te vermoeden dat je enkel daar bent om een
behoefte te bevredigen. Op dat moment zou het kunnen dat het waardevolle van de relatie wordt
aangetast.
Ook politiek is een zingevend gebeuren. Het leven in een bepaald land is een zingevend iets. Het
hebben van een bepaalde identiteit, naam, nationaliteit heeft iets zingevends. Voorbeeld burgerschap:
het waardevolle wordt aangetast door de manipulatieve interesse. In Zwitserland had men op een
bepaald moment het volgende probleem, men moest het kernafval ergens kwijt. We gaan de bevolking
daarover consulatie. Men had een aantal gemeenten op het oog. Verrassend genoeg is er daar eigenlijk
een groot draagvlak voor. Bij de meeste mensen was dat oké, want men had het inzicht dat zij dat
gebruikte dus daarvoor eigenlijk ook iets terug moest doen. Men ging in die gemeenten zeggen dat elk
gezin dat hier woont nog een premie krijgt als we dat radioactief afval bij u mogen stockeren. Op het
moment dat er geld wordt aangeboden, zakt het draagvlak. Wat gebeurt er? In de eerste instantie zit
men in de mindset van zingevende interesse; hoe moet ik zin geven aan mijn burgerschap. Op het
moment dat ze komen met geld, dan beginnen mensen te rekenen vanuit de manipulatieve interesse.
Wat heb ik er eigenlijk aan? Het is geen goede deal. De manipulatieve interesse, die andere mindset
waar mensen inkwamen door het aanbieden van geld, zorgde ervoor dat men het niet meer wilden. Dat
tastte de zingevende interesse aan. Dat is precies wat er overal kan gebeuren. Op het moment dat je in
de ban komt van het idee ik moet er wel vooral iets aan hebben, dan kan het zijn dat iets anders zijn
waarde verliest.
, Conclusie: Zingeving en de andere interesses
‘Mysterie en probleem’: De zingevende interesse gaat over dingen die we belangrijk vinden in
ons leven. Dat zijn dingen die vaak te maken hebben met wat filosofen noemen een ‘mysterie’
en in tegenstelling tot een ‘probleem’. Een probleem is iets wat je moet oplossen. Wat je ziet
is dat ziek zijn, is ook een mysterie. Dat is iets wat niet op te lossen valt. Wij zijn nou eenmaal
wezens die op elk moment ziek kunnen worden en ook op elk moment kunnen sterven. De
zingevende interesse heeft te maken met al die zaken in ons leven die voor een stuk geen
problemen zijn om op te lossen. Maar zingeving heeft te maken met perplexiteit,
verwondering, verbijstering, verontwaardiging, enz. Al die belangrijke zaken in ons leven daar
zijn we op betrokken.
Betrokkenheid en afstandelijkheid: We zijn betrokken op onze eigen sterfelijkheid, op het feit
dat we op iemand verliefd worden, enz. Dat is een heel andere houding dan de afstandelijke
houding van de wetenschap. De zingevende interesse heeft te maken met geraakt worden door
die dingen, gevoelig zijn voor bepaalde waardevolle zaken, eerder dan met nuchtere kennis.
Afhankelijkheid en controle: Doordat de zingevende interesse te maken heeft met iets buiten
ons, juist daarom hebben we nooit volledige controle erover. We zijn ervan afhankelijk. Het
heeft altijd te maken met zaken die noodzakelijkerwijs buiten onze controle vallen.
Traditie en innovatie: Als gevolg daarvan moeten we dikwijls beroep doen op traditie om
daarmee om te gaan. In onze omgang met deze ‘issues’ maken we gebruik van culturele en
traditionele elementen (omgangsvormen, rituelen, gebruiken, kunstwerken, …). Het gebruik
daarvan kan men op geen enkele manier rationeel verantwoorden.