INTERNATIONALE MARKETING
DEEL 1: HET INTERNATIONALISERINGSPROCES
INLEIDING
In het eerste deel worden de verschillende beïnvloeders en hun deelcomponenten besproken. Eerst worden alle
beïnvloedende omgevingsfactoren belicht en geïllustreerd om de impact ervan zo concreet mogelijk te stellen
(hoofdstuk 1).
De omgevingsfactoren zijn:
− De economische omgeving
− De demografische omgeving
− De politiek-juridische omgeving
− De concurrentiële omgeving
− De culturele omgeving
− Religie
− De technologische omgeving
− De ecologische omgeving
Vervolgens wordt de vraag gesteld of internationaliseren al dan niet aan de orde is (hoofdstuk 2).
− Motieven
− Hindernissen
Indien dit effectief het geval is, welke verdere strategische dimensies er moeten worden bekeken om tot de juiste
marktselectie & -bewerking te komen (hoofdstuk 3).
− Marktbepaling- en afbakening
− Analysetechnieken
− Marktconcentratie- of spreiding
− Verschillende planningsmodellen
Binnen deze materie is een inventarisatie van een veelheid aan informatiekanalen in het kader van relevant
marktonderzoek een bijkomende must (hoofdstuk 4).
− Secundaire informatie
− Primaire informatie
− Trends en top 25 researchfirma’s
Bij internationalisering kan men op heel wat verschillende vormen van marktbewerking een beroep doen. In
hoofdstuk 5 worden de verschillende mogelijkheden besproken.
− Export
− Strategische allianties
− Directe buitenlandse investeringen
Deel 1: Het internationaliseringsproces 1
,1 DE INTERNATIONALE OMGEVING
1.1 DE ECONOMISCHE OMGEVING
HET ECONOMISCH ONTWIKKELINGSNIVEAU
De marktopportuniteiten en –problemen waarmee de exporteur geconfronteerd wordt, zijn beïnvloed door de
economische ontwikkelingsfase waarin het land zich bevindt. Elke ontwikkelingsfase staat voor een verschillende
benadering op niveau van product- en marketingbehoeften.
Bestaanseconomie Het grootste aandeel van de bevolking is actief in de agrarische sector. De
(LDC = less developed opbrengst is amper toereikend om in de eigen behoeften te voldoen. Er zijn geen of
countries) heel beperkte handelsmogelijkheden. Denk aan: ontwikkelingslanden.
(overlevingseconomie of subsistentie-economie)
Grondstof-exporterende Economie rijk aan een of meerdere grondstoffen, maar arm in andere opzichten en
economie voor zijn inkomsten grotendeels afhankelijk van de export van deze grondstoffen,
(LDC = less developed die dan weer aangewend worden voor de aanschaf van uitrustingsgoederen. Er is
countries) een beperkte markt voor luxueuze producten, gezien de ontginning een aantal
mensen een hoge welstand levert.
Denk aan: Chili (tin en koper), Congo (koper, kobalt en koffie), Saoedi-Arabië̈ (olie)
Industrialiserende De productie maakt 10 tot 20 % van de economie uit. Doordat de industrie groeit,
economie ontstaat er ook een groeiende behoefte aan uitrustingsmateriaal. De
(newly industrialised handelsinkomsten van de export stijgt, een groter aandeel van de bevolking is
countries) economisch actief en daardoor stijgt de vraag naar andere types van import en het
belang voor de medische sector, infrastructuurbouw en onderwijs.
Denk aan: emerging countries (BRIC, BRICS, BRICM, N-11, MINT- of CIVETS)
Industriële economie Binnen deze markten is er een zeer hoog niveau van import en export en een grote
(advanced industrialised groep actieven met een gemiddeld tot hoog welstandsniveau.
countries)
De succesfactoren van de sterke economie van Singapore zijn: (1) de arbeidsethiek van de overwegend Chinese
bevolking, (2) het leiderschap (de inkomsten worden niet afgeroomd door een corrupte elite of verbrast door nieuwe
rijken), (3) permanente vorming en constante innovatie, (4) scholen (gratis lager onderwijs, beurzen voor hoger
onderwijs), ziekenhuizen, (5) subsidies voor aankoop van door de staat gebouwde woning en moderniseert constant
zijn infrastructuur.
DE INKOMSTEN
Hierbij zal een opsplitsing in ‘have’ en ‘have nots’ (de meer en minder ontwikkelde landen van de wereld) zich
opdringen.
Classificatie door de Wereldbank op basis van het GNI per capita:
− Laag inkomen
− Gemiddeld inkomen – olie invoerders / olie uitvoerders
− Hoge inkomens – olie uitvoerders / geïndustrialiseerde markten
Er is een link tussen het ontwikkelingsniveau en het inkomen van een land. Eenmaal een land zich boven de 40 bevindt
is dat niet positief, want dan is het verschil tussen arm en rijk zeer groot. Binnen de economie is de middenklasse zeer
belangrijk. Je kan geen voldoende goede economische land zijn als je enkel ‘rijke’ bewoners hebt of enkel arme mensen.
Zo een situatie is gevaarlijk omdat de economie vooral op de middenklasse leeft.
Gini-index: een ratio die de spreiding van de inkomens gaat bekijken.
Er is een zeer groot contrast tussen rijk en arm. Een economie leeft vooral op de middenklassen, er moet dus een grote
middenklasse zijn in een land.
Deel 1: Het internationaliseringsproces 2
, Voorbeelden:
- In San Francisco kan je al over daklozen wandelen. De drempel tussen rijk en arm is hier groot.
- Nigeria is rijkste en armste land van Afrika (5% van de bevolking controleert 40% van het rijkdom)
Landen worden geclassificeerd onder inkomens. Dit classificatiesysteem mag echt niet als enige, bepalende basis
genomen worden bij de beslissing om een markt al dan niet te betreden. Een aantal bemerkingen die we hierbij
dienen te maken:
− De spreiding van het inkomen per capita (bimodale inkomensverdeling): de per capita inkomenscijfers zijn
gemiddelden, en in de meeste landen is er een oneven verdeling van de inkomenscijfers. De marketeer krijgt niet
met één, maar twee markten te maken.
− Productverkoop: is niet uitsluitend gerelateerd aan het inkomen per capita.
− Gebrek aan vergelijkbaarheid: in westerse landen wordt een flink deel van het inkomensbudget gebruikt voor
voeding, woning en kleding. In minder ontwikkelde landen is de bevolking zelfvoorzienend op dat vlak.
− De koopkracht wordt niet gereflecteerd: men maakt de vergelijking steeds in Amerikaanse dollars, via een
wisselkoersomzetting. Hierdoor krijgen we een vertekend beeld en geen reële weergave van de koopkracht in de
lokale munt.
DE BESTEDING VAN DE CONSUMENTEN
Evoluties binnen de verschillende subcategorieën kunnen vaak gekoppeld worden aan het economische
ontwikkelingsniveau. Prioriteiten veranderen, in bedrag zijn de uitgaven veranderd, maar door de stijging van het
inkomen is het procentueel aandeel gewijzigd.
Voeding % aandeel is gedaald
Kleding % aandeel is gedaald
Woning % aandeel is gestegen
Communicatie % aandeel is gestegen
Vrije tijd % aandeel is gestegen
Besteding aan basisbehoeften: in landen waar de lonen lager liggen (bv. Roemenië) gaat er een groter percentage van
het loon naar voeding. Grote bedrijven zoals P&G leggen nu al hun basisproducten in winkels van derdewereld landen
om een competitief voordeel te behalen. Want ook hier hebben mensen nood aan basisbehoeften en er is minder
concurrentie.
Een Belgisch gezin besteedt 24 % van zijn budget aan de woning en de vaste kosten (water, elektriciteit, gas) die daarbij
horen. In Malta is dat maar 10 %, in Denemarken 30 %. Ook bij elf andere kostenposten zijn de verschillen met Europese
landen groot.
Is the bottom of the pyramid really for you?
− Afgezien van enkele successen in sectoren als telecommunicatie, FMCG en farmaceutica, zijn de mondiale
ondernemingen er grotendeels niet in geslaagd om de kosten en prijzen voldoende te verlagen om de arme
consument te kunnen bedienen.
− Grote bedrijven houden te weinig rekening met de behoeften van ’s werelds armste (de basis van de pyramide).
− In Indië zijn er meer gsm’s dan wc’s (grootste markt voor Whatsapp, Facebook en Youtube).
Deel 1: Het internationaliseringsproces 3
, HET AFNEMERSGEDRAG
Het afnemersgedrag in de economische omgeving gaat over wat er besteed wordt aan verschillende
productcategorieën. De sociaal-culturele omgeving beïnvloedt het afnemersgedrag, zowel van de industriële afnemers
als van de eindconsument. Het is dan ook van belang om per markt de sociaal-culturele gelijkenissen te kennen.
De sociaal-culturele gelijkenissen en verschillen kunnen te vinden zijn op niveau van ‘wat, waarom, wie, hoe, wanneer
en waar’ er gekocht en geconsumeerd wordt. Bijvoorbeeld: men clustert de afnemers volgens bepaalde profielen:
traditionelen, uitdagers, avonturiers en pragmatici. Het beste wordt dit ook nog eens aangevuld met informatie over
hoe deze clusters te bereiken zijn. Soms kan je het niet enkel verklaren op basis van economische resultaten.
TRANSPORTINFRASTRUCTUUR EN COMMUNICATIEMOGELIJKHEDEN
Niet alleen de reeds besproken deelaspecten van het economische ontwikkelingsniveau geven een aanduiding van het
ontwikkelingsniveau, maar ook energie- en transportmogelijkheden en de communicatiemogelijkheden zullen een
aanduiding geven van het ontwikkelingsniveau, de marktmogelijkheden en van de ondersteuning en noodzakelijke
diensten waaraan een bedrijf nood heeft om een bepaalde markt te bewerken.
− Infrastructuur: de aanwezigheid en kwaliteit van (geasfalteerde) wegen, spoorlijnen, luchthavens,
energievoorzieningen.
− De noodzakelijke dienstverlening: financiële diensten, maar ook reclame- en marktonderzoeksbureaus en de
beschikbare distributie. Hoe beter deze diensten uitgewerkt zijn, hoe vlotter de bewerking zal kunnen verlopen. In
het geval van het ontbreken of in onvoldoende mate beschikbaar zijn, zal men op zoek moeten naar alternatieven,
of zich de vraag stellen of bewerking wenselijk / haalbaar is.
Algemeen kunnen we stellen dat hoe ontwikkelder een land is, hoe beter de aanwezige infrastructuur.
Belangrijke evoluties qua infrastructuur:
Een stad waarbij informatietechnologie en het internet gebruikt worden om de stad te
Smart city beheren en te besturen. Hierbij gaat het zowel om de administratie als om de voorzieningen
zoals bibliotheken, ziekenhuizen, het transportsysteem en de nutsvoorzieningen.
De capaciteit op het land is te klein, dus men gaat steden op het water ontwikkelen.
Floating city
Voedselverliezen tegen te gaan, transport van voedsel te reduceren en de kwaliteit van het
voedsel te verbeteren. Maar uiteraard ook dierenwelzijn, circulariteit, duurzaamheid en
Foating farm innovatie. Breng de broederij terug in de stad als onderdeel van een schone, leefbare en
bewust stadstransformatie.
ENERGIE EN TRANSPORT
In landen met een lage energieconsumptie kan men er meestal van uitgaan dat de voorzieningen ook nog maar
gedeeltelijk beschikbaar zijn, meestal gepaard met frequente onderbrekingen. Ook is er een correlatie met het
industrialisatieniveau en geeft dit op die manier een indicatie van het potentieel van een bepaalde markt.
➔ De energieproductie per capita is de beste indicatie van het ontwikkelingsniveau van de infrastructuur.
COMMUNICATIE
Daarbij moet een bedrijf in staat zijn om zowel een vlotte interne als externe communicatie met de verschillende
doelgroepen te voeren. De nodige kanalen dienen hiervoor ook beschikbaar te zijn. De uitbouw van het
communicatiegebeuren zal meestal in overeenstemming zijn met het economisch ontwikkelingsniveau van een bepaald
land of regio.
Deel 1: Het internationaliseringsproces 4