MOB IIb (HOC)
Les 1 – 10/02
PEZEN EN TENDINOPATHIE
Inleiding
• Pees: de overgang tussen het samentrekkende deel van een spier en botten.
o Zorgt voor beweging in het gewricht.
o Bv. supraspinatuspees, tenniselleboog, bicepspees, patellapees,
achillespees, … → vaak voorkomende peesklachten.
Een pees bestaat uit een aantal bundels, die op hun beurt opnieuw bestaan uit kleine
bundels of vezels.
• Collageenvezels = grootste aandeel (vnl. type 1).
o 70 – 90%, afhankelijk van de soort pees.
o Zijn opnieuw gebundeld in fascicels enzovoort.
• 10% van een totale pees bestaat uit cellen.
o Zijn mechanosensitief.
▪ Kunnen veranderingen capteren in mechanische impact.
• Bv. rek, druk, scheuren, …
▪ Kunnen o.b.v. die input gaan reageren.
▪ Zo kunnen ze de samenstelling van de pees gaan aanpassen.
Een pees is zeer sterk en kan veel krachten aan.
• Vergelijkbaar met structuren als carbon.
• Gealligneerde collageenvezels en niet-collageneuze matrix.
Er zijn 2 grote groepen pezen die we kunnen indelen op een continuüm.
1) Positionele pezen
o Kracht die in de spierbuik gegenereerd wordt, wordt zo correct en zo juist
mogelijk overgebracht naar het bot/gewricht.
o Weinig elastisch, zijn heel stijf.
o Minuscule bewegingen in de spier worden dus meteen overgebracht.
o Bv. vingers, hand (bv. schrijven)).
2) Energie absorberende pezen
o Veel meer elastine, dus meer elastisch en uittrekbaar.
o Energie wordt geabsorbeerd.
o Bv. achillespees (bv. lopen, stappen, springen, richtingsverandering, …)
absorbeert energie en geeft deze opnieuw af onder de vorm van propulsie.
1
,Op basis van bepaalde curves kunnen we gaan bepalen hoeveel kracht er nodig is om een
pees te breken.
• Zie grafieken (zie PPT).
• Op het moment dat de piek opnieuw naar beneden gaat, zal de pees knappen.
Er zijn hierbij 3 verschillende fases:
1) Er is weinig reactie, spanning/kracht komt geleidelijk aan.
o De collageenvezels gaan zich oriënteren in de richting van de rek.
▪ In ontspannen toestand = kriskras door elkaar.
2) Er begint weerstand gevoeld worden, kracht wordt opgedreven.
o Lineaire fase.
3) Kracht is dermate hoog, de pees kan dit niet meer aan en knapt.
We kunnen deze grafieken ook gaan toepassen op de 2 soorten pezen van hierboven
vermeld.
Blauw: positionele pezen.
• Fase 2 is veel steiler.
• Veel meer weerstand.
• Meer kracht voor minder rek.
• Uitrekking gebeurt door het over elkaar glijden
van fibrillen.
Rood: energie absorberende pezen.
• Vezels zijn zodanig georganiseerd, waardoor ze
gaan functioneren als individuele veren. Ze gaan
zelf uitrekken en terugkomen.
• Ze hebben dus een soort helix structuur.
Tendinopathie
• Tendinopathie: wanneer pezen op 1 of andere manier klachten gaan genereren, dan
zien we vrij vaak een aantasting in structuur.
o Normaal gezien = mooi parallelle structuur.
o Bij tendinopathie = vrij fibrotisch, allemaal door elkaar.
Er is geen 1 op 1 associatie tussen de aanwezigheid van pathologisch weefsel en de
klachtenpatronen van de P met peesklachten.
Hypothetische modellen
Er zijn een aantal hypothetische modellen die de overgang van normaal naar pathologisch
peesweefsel beschrijven.
• Cel model: de cellen capteren overbelasting van de pees.
o Als reactie daarop gaan ze een verandering geven in samenstelling van de
matrix van de pees.
o Op die manier leidt dit tot een degeneratie en zo tot disruptie van de matrix.
• Collageen scheuringsmodel: er is een letsel, waardoor het collageen zal scheuren.
o Dit leidt tot inflammatie en eventueel tot degeneratie bij slecht herstel.
2
,Geen van deze 2 modellen kan momenteel een duidelijke verklaring geven waarom dat
tendinopathieën pijn en functieverlies veroorzaken.
Andere verklaringen
Als we kijken naar pezen met klachten, dan zien we dat niet de hele pees aangetast is.
• Veranderingen komen niet in heel de pees voor.
• Bepaalde stukken hebben effectief een slechtere kwaliteit.
• Andere delen zijn perfect normaal qua kwaliteit.
Ook zien we dat niet enkel binnen in de pees verschillen optreden, maar dat dit ook tussen
de verschillende pezen en peesklachten verschillen kunnen optreden.
• Bv. bij achillespees → vrij diffuus.
o Geen duidelijk omlijnde regio’s die goed en niet goed zijn.
• Bv. bij patellapees → wel duidelijk omlijnde stukken fibrotisch weefsel tussen gezond
weefsel.
Peesklachten kunnen lang aanslepen. Dit komt doordat er weinig kennis is over de
associatie, en omdat het klachtenbeeld soms heel verschillend is.
• Er is geen duidelijke correlatie (!).
Zenuwen
Ook de zenuwen kunnen een verklaring vormen voor tendinopathieën en de klachten errond.
• Peesweefsel op zich heeft vrij weinig zenuwweefsel.
• Het is vaak peritendineus zenuwweefsel.
• Er zijn weinig (pijn)prikkels die naar de hersenen gaan.
Dit kan verklaren dat, zelfs mensen met slechte peeskwaliteit op medische beeldvorming,
soms geen pijn of klachten zullen ervaren.
Er kan wel ook een reactie zijn vanuit het gezonde weefsel op het pathologisch weefsel.
Meest voorkomende tendinopathieën
Een tendinopathie komen meestal vrij lokaal tot uiting.
• Weinig uitstraling naar gebieden rondom die pezen.
In de achillespees komt de tendinopathie vaak/meestal voor in de buik van de pees.
• Bij andere pezen is dat meestal t.h.v. de insertie van de pees aan het bot.
Vaak zien we net boven de insertie een bot uitsteeksel.
• Dit is een normaal proces.
• Dit beschermt de insertie.
o Trekkrachten worden deels ontlast.
o Wordt geholpen door de bursa.
▪ Druk op de pees wordt verhoogd.
3
, Dit is niet bij alle pezen het geval.
• Bv. patellapees → weinig botuitsteeksels.
• Bv. lateraal deel van de elleboog → komt wel of niet voor.
o Afhankelijk of men extensie in pronatie (dan wel), of in supinatie (dan minder)
uitvoert.
Overdreven compressie aan de insertie kan negatief werken op de pezen en op de bursa.
• Kan zorgen voor peespathologie of inflammatie van de bursa.
o Bv. bursitis.
▪ Injectie zal niet voldoende zijn om dit op te lossen.
▪ Bursitis moet samen bekeken worden met tendinopathie.
• We moeten dus ook kijken naar die overdreven load.
Tendinopathie is een perifeer probleem
Er zijn duidelijke wetenschappelijke bewijzen dat tendinopathie als een perifeer probleem
beschouwd moet worden.
• Het probleem situeert zich dus voornamelijk lokaal.
• Komt vaak op een specifieke plaats voor.
• Pijn kan heel duidelijk gelokaliseerd worden.
• Geen verspreiding van de pijn (geen secundaire hyperalgesie).
Typische pijnklachten zijn duidelijk gelinkt met belasting.
• Provocatie wanneer de belasting toeneemt.
• Na rust gaat dit vaak beter.
Centrale problematiek
Door het feit dat klachten vrij vaak chronisch worden, moeten we toch attent zijn op een
aantal aspecten van centrale problematiek (CZS).
• Er is geen duidelijke consistentie tussen pijn en medische beeldvorming.
• Herstel is niet meteen terug te koppelen aan veranderingen in medische
beeldvorming.
• Na biopsie van de cellulaire matrix, zie je geen 1 op 1 associatie met de
symptomatologie.
• Ook al is de pees van zeer slechte kwaliteit (dat ze afscheurt), dan is het niet zo dat
er pijn aan verbonden is.
4