Volgorde:
● H1: Een palet vol theorieën
● H9: Epiloog
● H2: Psychoanalyse
● H4: Humanistische psychologie
● H3: Behaviorisme
● H5: Cognitieve psychologie
● H6: Systeemtheorie
● H7: De omgevingspsychologie
● H8: Biologische psychologie
H1: Een palet vol theorieën
1.1 Inleiding
1.2 Wat is psychologie?
Psychologie
● Psychologie is een wetenschap
- bestudeert iets, methodisch
● Psychologie verzamelt kennis via wetenschappelijk onderzoek
- wetenschappelijke artikels
● Psychologie bestudeert mensen/de mens
● Psychologie kent verschillende perspectieven/stromingen en theorieën en methoden
Definitie p22
“Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag v mensen w bestudeerd als de
gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren v hun gedrag en de
omstandigheden waarin dat plaatsvindt.”
- wetenschap
- Bestudeert (het object)
➔ gedrag v mensen
➔ gevoelens v mensen
➔ gedachten v mensen
➔ omstandigheden waarin 3G’s ervaren worden
- gebruikt hiervoor verschillende methoden en theorieën:
➔ beschrijven en verklaren
➔ vooral op individueel niveau
Psychologie tov andere wetenschappen
Voorbeelden v versch vragen over ADHD
● Psycholoog -> individueel
- wat ervaart het kind met ADHD
- welke beperkingen levert ADHD op en hoe gaat het kind daarmee om
● De arts (geneeskunde) -> biologische bepaaldheid
- welk tekort of te veel aan hersenstofjes veroorzaakt ADHD
- welke medicijnen werken
● De socioloog -> maatschappelijk
- is er sprake van een toename van ADHD in vergelijking tot 50 jaar geleden?
- Zo ja, hoe is dat te verklaren vanuit veranderingen in de maatschappij
1
,=> meerdere wetenschappen die mensen bestuderen, maar kaders/vragen zijn versch
1.3 Theorieën
7 verschillende stromingen
● Iedere stroming gaat uit v een theorie, een soort RK
● gevolg p23
● Functies theorieën p24-25 -> iedere stroming op zijn manier
- systematiseren of ordenen -> moet herhaalbaar zijn
- verklaren en voorspellen v gedrag
- heuristische functie -> door opgeleverde theorie, nieuwe voorspellingen
Iedere keer bij elke stroming
- wat is het uitgangspunt
- het mensbeeld
- (toepassing bio-psycho-sociaal model)
- specifieke theorieën
- verklaring van psychische stoornissen
- toepassingen in de praktijk
- (kritiek/kanttekeningen)
1.4 Kenmerken van psychologische stromingen
Kenmerken psychologische stromingen p27
● elke stroming heeft een geschiedenis -> niet kennen, wel lezen
- historische ontwikkeling
- cultuurhistorisch bepaald
- op elkaar reageren (slecht milieu, groene partijen opgericht)
- slingerbeweging (psychoanalyse nt meer zo ! als 60j geleden)
- v elkaar gebruikmaken (standpunten overnemen)
- effectiviteit
● elke stroming heeft een mensbeeld -> belangrijk vanaf p 31
2 aspecten
- beschrijving kenmerkende eigenschappen
- verwijzing hoe mensen behoren te zijn (doelbeeld)
Oefening mensbeelden:
- voorbeeld: computer: mens w bestuurd, mens is een machine
-> weerspiegeling mechanistisch mensbeeld
- voorbeeld: evolutie, groei vd mens, mens is 1 geheel, andere mensen nodig
-> weerspiegeling organisch mensbeeld
2
, - voorbeeld: iedereen is uniek, versch culturen, heden verleden toekomst met doel
-> weerspiegeling personalistisch mensbeeld
1.5 Indelingen van theoretische stromingen
1.5.1 Mensbeelden in de psychologie -> kunnen
herkennen
● Mechanistisch ● Organistisch mensbeeld p34-35 1. Personalistisch mensbeeld
mensbeeld p33-34 p35-36
1. mens is machine, 1. mensen zijn als organismen, ze 1. uniek menselijk karakter dat zijn
bestaat uit afzonderlijke groeien en bloeien als 1 geheel eigen cultuur creëert
onderdelen (interne dynamiek) 2. menselijk handelen is
2. mens is een ingewikkeld 2. Vergelijkingen met dieren kunnen doelgericht, mensen geven zin
dier (gn onderscheid tss zinvol zijn aan hun leven (betekenis geven
mens en dier) Verschil ligt in sociale en culturele en heden/verleden/toekomst)
3. iedere mens en ieder omgeving 3. een mens is één geheel
menselijk deeltje is 3. een organisme/mensen kun je 4. principieel onderscheid tss
afzonderlijk te niet los bestuderen van zijn mensen en overige organismen
bestuderen (ze werken omgeving (externe dynamiek 5. kennis uit dierexperimenten
wel samen) 4. circulair verklaringsmodel zegt iets over menselijk gedrag
4. invloed vd omgeving is (wisselwerking, cirkel, dus nt v a
niet essentieel naar b)
5. lineair causaal 5. geheel is meer dan de som der
verklaringsmodel (a delen
zorgt voor b, lijn zonder
andere factoren)
6. het geheel is gelijk aan
de som der delen
- vb behaviorisme
3
, => hoe hoger het niveau, hoe
complexer het gedrag
=> sommige stromingen horen heel
duidelijk bij een mensbeeld, sommige
stromingen hebben elementen vd 3
stromingen (moderne opvatting zegt
dat alle niveaus in menselijk gedrag
aanwezig zijn niet in elke stroming
terug te vinden)
Methoden p 36
1.5.2 De algemene systeemtheorie AST vanaf p41
(komt als stroming aan bod in H6)
- hier enkel overkoepelend kader: theorie om naar alle andere theorieën te kijken
- wordt vereenvoudigd tot het bio-psycho-sociaal model
Bio-psycho-sociaal model
Hiërarchie van systeemniveaus:
● Iedere laag is een systeem, werkt op zichzelf,
wisselwerking dus lagen kunnen nt zonder elkaar
● hoe hoger het niveau, hoe complexer het
systeem
(mens = hoogste niveau v biologische, kleinste v
sociale systeem, we staan in het midden-
● je hebt ieder niveau nodig, om naar volgende
niveau te gaan, maar het volgende niveau is meer
dan de som der delen, dus nt gwn iets extra maar
eigen geheel
● 3 lagen: biologisch, psychisch en sociaal
● lagen/systemen die in contact staan met elkaar,
wisselwerking -> dubbele pijlen
5 uitgangspunten bio-psycho-sociaal model p43-44
1. De werkelijkheid is op te delen in verschillende hiërarchische niveaus of lagen van
simpel naar complex
4