ANALYSE VAN MEDIATEKSTEN
Les 1
Besproken in dit college
1. Opzet van de cursus
2. Wat is tekstanalyse: (historische) context tekst heel belangrijk (waar komt hij vandaan, wie heeft
hem geschreven,…)
3. Sociale theorieën (kritische visie maatsch) en kijk op betekenis van media (vertolken bep
wereldbeeld/visie) kritische mediastudies/critical studies (komen voort uit bep kijk op
maatsch)
a. Procestheorieën van Communicatie (boodschap gaat van A naar B, comm modellen)
b. Semiotiek (meer structurele theorieën): grondvisie kwalitatieve tekstanalyse
1. Sociale theorieën & kijk op betekenis media
- Receptie- georienteerde theorie (betekenisverlenend publiek) ontvanger gerichte theorie,
boodschap is niet af voor hij geïnterpreteerd is, altijd nadenken over impact
- Technologiegedetermineerde theorieën (Mcluhen) medium is the message (boodschap wordt
bepaald door het medium)
- Marxisme: media & ideologie: houden status quo in stand, alleen elite aan het woord gelaten
(m en controle)
Frankfurther Shule: gemeenschap van kritische mediadenkers, Nazi-Duitsland ontvlucht,
geloofden in rol media in democratisering tegen autoritaire regimes, o.a. Horkheimer en
Adorno
- Media en de publieke sfeer (Habermas): mondige burgers in modernitiet, maar idee van klassen
nog steeds in stand gehouden (degene die m hebben, degene die m ondergaan)
2. Theoretische kant van analyse van mediateksten
- Kwantitatieve inhoudsanalyse
- Kwalitatieve inhoudsanalyse
Semiotische analyse: grondslag verdere analyses
Argumentatie-analyse (inhoud/sterkte argumenten) en retorische analyse (vorm)
Narratieve analyse: wie vertelt wat, kapstok waaraan vertelling wordt opgehangen
Frame-analyse: welke manieren van denken/perspectieven
Discours analyse (soc wetensch theorie), kritische discoursanalyse (onderzoeker is
activist, heeft een boodschap)
Artikels
1
,Hughes, P. (2010). Text and textual analysis.
Walking with dinosaurs, the ballad of Al=documentaire, gaat over levensloop die abrupt ten einde
komt
Belangrijk woord: hybride: combinatie kenmerken verschillende mediagenres: elementen van
documentaire en fictie
Inleiding tot semiotiek
Wat is een tekst (definitie)
Een tekst is
1. Een georganiseerde verzameling tekens (woorden, klanken, beelden)
nadruk op woorden: beelden hebben verschillende associaties, tekst/woorden nodig om
juiste connotatie (betekenis woord in bep context denotatie: letterlijke betekenis
woord) te duiden
taal=meest gesofisticeerde vorm van comm (mog om nuances aan te brengen)
taalkundige kant
2. Een literair product (manier om met teksten om te gaan): letterkundige kant
Tekstanalyse
Verwijst naar manieren waarmee kan worden geanalyseerd hoe teksten betekenissen creëren en
wat die betekenissen zijn.
Twee manieren van kijken
1. Teksten zijn een reflectie van de wereld (media als spiegel/representatie vd wh): kwantitatieve
methode
2. Teksten zijn cultuurspecifieke en geïnterpreteerde constructies (media als creatie/interpretatie
van de werkelijkheid, maken de realiteit = ‘shaper’ van de realiteit) = constructivistisch
Aanleiding vanuit realiteit, maar altijd creatief element (keuzes maken+constructie)
Vb. selecteren van nieuwswaarden meer dan 1-op-1 relatie wh en nieuws
Kwalitatieve methode
Niet noodzakelijk tegengesteld: mediarepresentaties als selectieve creaties die publiek beïnvloeden
Belangrijk: tekst in context analyseren!
Doel
Nut voor tekstanalyse in de sociale wetenschappen
1. Theoretisch: teksten=referentie naar hoe de wereld op dat moment in elkaar zat, een vorm van
sociale actie/engagement (de ‘constructivistische’ aanpak)
2. Methodologisch: Teksten zijn een belangrijke bron van bewijs voor de sociale wetenschapper
3. Historisch: teksten zijn barometers voor sociale processen: hoe zat samenleving toen in elkaar
4. Politiek : Teksten zijn loci van sociale controle en dominantie (ideologie)
2
,Concrete vragen bij iedere mediatekst
1. Wie heeft de tekst geschreven
2. Welke creatieve technieken zijn gebruikt om aandacht te trekken?
3. Hoe zouden verschillende mensen deze mediatekst verschillend begrijpen: bep patronen
(verschillen/gelijkenissen) te onderscheiden? En van wat hangen die af?
4. Welke leefstijlen, waarden en gezichtspunten zijn gerepresenteerd of afwezig in deze
mediatekst?
5. Waarom bestaat deze tekst?
DEEL 1: Sociale theorieën en kijk op betekenis van media
3 stromingen in deze college reeksen
1. Neo-marxistisch/kritisch & ideologie
2. Massamedia als facilitators voor een participatieve publieke sfeer
Publieke sfeer volgens Habermas: rom beeld van 18e eeuwse salons in Parijs waar
burgerij met elkaar in discussie ging over hoe wereld in elkaar zat/hoe er moest
geregeerd worden zeer beperkte publieke sfeer
+ negatief beeld van nu: verschillen tussen mhebbenden en publiek, ondanks brede
toegang technologieën en dus nieuws
3. Publieksonderzoek (audience turn)
uses and gratifications (nt wat doet de media met jou, maar wat doe jij met de media
verschillende functies/rollen voor JOU persoonlijk),
Feminist turn: verschillen tussen mediagebruik van mannen en vrouwen
Processchool vs. Semiotiek
Processchool comm als doorgeefluik van boodschappen (hoe zenders verpakken/encoderen en
ontvangers decoderen communicatie bestaat uit stappen/fasen (acts), van A naar B)
Structureel-semiotische school : communicatie als productie van teksten & uitwisseling van
boodschappen in bepaalde (sub)c werking vd teksten: hoe functioneren ze/komen ze tot
stand/wat staat er in (letterlijk/tussen de regels)
Drie procestheorieën van de communicatie
MODEL 1: Shannon and weaver (gn commwetenschappers)
Model met de ruis afbeelding
3
, Ruis= vervorming van het signaal, hier enkel als techn falen gezien (nt semantisch)
Ingenieurs: concentreren zich op technische niveau (A): signaal=fys vorm boodschap
Semiotisch niveau (B): boodschap minder exact gedefinieerd dan op niveau A en
moeilijker te meten
Op psychologisch niveau (C) wordt gekeken of de geproduceerde betekenis
daadwerkelijk is aangekomen zoals bedoeld
Drie probleemniveaus
Technisch: hoe accuraat kunnen tekens van communicatie worden overgebracht?
Semantisch: hoe precies drukken de overgebrachte tekens de gewenste betekenis uit?
Effectief: hoe effectief leidt de ontvangen betekenis tot gewenst gedrag?
Gn enkele commwetensch geloofde abs in hypodermic needle (wat je stuurt gaat er
lineair in en komt er lineair uit), is slecht metafoor: uiteraard doen ontvangers iets
met boodschap obv allerlei socio-demogr factoren (media ≠ primordiaal)
Reading of texts: lezen=negotiëren ( (deels) meegaan met de bron of nt, nuance)
Redundantie vs entropie (elementen waarop/aan je mediatekst kunt evalueren/herkennen)
Redundantie: herhaling, bep dingen laten indalen
o het voorspelbare/conventionele in een boodschap
o lage informatiewaarde (we wisten al wat ging komen)
Entropie: er moet iets nieuws inzitten
o lage voorspelbaarheid, verrassingselementen
o hoge informatiewaarde
MODEL 2: Model van LASSWELL
wij vooral geïntereseerd in message en medium (+context)
MODEL 3: ABX model van Newcomb
A en B actoren, X thema
4