Eline Bunnik
Thema’s uit de orthopedagogiek:
Onderwijs aan kinderen met
specifieke noden
P0Q82a – AJ 2021-2022
Examen: schriftelijk, open vragen (wegen gelijk door). Gesloten boek.
Drie open vragen die peilen naar: kennis, inzicht, toepassing, eigen kritische mening en linken
tussen college’s.
Indeling vak:
Macroniveau
o Organisatie van onderwijs aan kinderen met specifieke noden in
Vlaanderen en Internationaal
Mesoniveau
o De school en zijn partners
Microniveau
o Klas, leerkracht en medeleerlingen
1. Reflecties op het m-decreet
Wat is buitengewoon onderwijs en wat is het verschil met regulier
onderwijs? Was vroeger heel duidelijk: als je een handicap hebt, ga je
naar het buitengewoon onderwijs.
Nu zijn ze niet meer zo hard van elkaar te onderscheiden: bv een
school met veel leerlingen in een grootstedelijke context waarin
leerlingen zitten met specifieke noden, moeilijke thuiscontext, anderstaligheid… Deze
scholen hebben vaak een duidelijk zorgplan waardoor het geen buitengewoon onderwijs is
o De zorg in het buitengewoon onderwijs is toch vaak te vergelijken met de zorg die
regulier onderwijs biedt in die grootstedelijke gebieden
o DUS scheidingslijn is niet meer zo duidelijk. BV leerling die veel moeite heeft met
lezen en schrijven, kan in de 1ne school doorverwezen worden naar buitengewoon
onderwijs terwijl een andere school dit kind wel een aanbod kan bieden
= overlap in leerlingen die naar buitengewoon onderwijs gaan en in regulier
onderwijs blijven
Wat doet het buitengewoon onderwijs
dan anders/extra? Wat is nu het beste?
Is een actuele vraag, maar ook
een vraag van alle tijden.
In de meeste landen is
buitengewoon onderwijs
ingevoerd met de leerplicht, maar
vroeger werd er in de instituten
ook lesgegeven (adhv
krankzinnigenwet). Enkele jaren
later kwam er dan echt een
1
,Eline Bunnik
onderwijsinitiatief voor kinderen met specifieke noden en ze hebben toen gekozen om een
aparte school op te richten
o Redenen: abnormale kinderen storen normale niet en gemakkelijker om individueel
programma op maat op te stellen deze argumenten blijven nu ook spelen
Toen kwam het eerste beleidsmatige initiatief richting inclusief onderwijs: GON (geïntegreerd
onderwijs) waarbij leerlingen met specifieke noden onderwijs konden volgen in gewoon
onderwijs en konden dan 2-4 uur extra onderwijs krijgen van leerkracht uit buitengewoon
onderwijs
o Werden dus in gewone klas gezet en moesten zich zo goed mogelijk aanpassen aan
de omgeving
o Vaak genoemde kritiek: men zet niet genoeg in op het aanpassen van de omeving
Salamancaverdrag: eerste stap internationaal richting inclusief onderwijs, maar in
Vlaanderen duurde het wel nog 10 jaar tot we tot ION (inclusief onderwijsproject) kwamen!
o Inclusie werd mogelijk gemaakt, ook voor leerlingen met een verstandelijke
beperking (type 2)
MAAR GON en ION voldeden eigenlijk niet. In 2010 40% meer leerlingen in buitengewoon
onderwijs dan in de jaren 90. Juist een stijging? GON en ION doet juist niet wat men
hoopte.
2009 VN verdrag: er moest iets gebeuren, je kan geen gesegregeerd systeem meer hebben
(want ze hebben dit getekend en moeten dus sowieso inclusief onderwijs aanbieden)
Start m-decreet in 2015: er werd ondersteuning gebaseerd op basis van de GON en ION maar
in 2017 kwam dan het ondersteuningsmodel met ondersteuningsnetwerk en
samenwerkingsverbanden
NU: er moet iets nieuw komen in de plaats van het m-decreet = leersteundecreet.
o De vraag is dan: wil men meer inzetten op inclusief onderwijs? Grote omslag naar
nog meer inclusie gaan we zeker niet zien.
o Het is eerder een aangepast m-decreet, maar in het hele ontwerp van
leersteundecreet staat geen enkele keer inclusie (MAAR is het ontwerp, wat het
uiteindelijk wordt weet men nog niet)
1.1. M-decreet
Staan dus veel belangrijke zaken in die sowieso doorlopen in het leersteundecreet, alsook visies die
leven in Vlaanderen en mee het leersteundecreet zullen bepalen.
Maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
1.1.1. Zes krachtlijnen van het M-decreet
1. Eerst gewoon dan buitengewoon – Mindshift
o Algemeen, verwachten we om m-decreet waar te maken
2. Recht op inschrijven in een gewone school – Meer inclusie
o Regulier onderwijs
3. Recht op redelijke aanpassingen – Meesterschap
o Regulier onderwijs
4. Nieuwe types in buitengewoon onderwijs – Modernisering
2
,Eline Bunnik
o Buitengewoon onderwijs
5. Nieuwe toelatingsvoorwaarden buitengewoon onderwijs – Medezeggenschap
o Buitengewoon onderwijs
6. Ondersteuning voor het gewoon onderwijs – Middelen voor meesterschap
o Ondersteuningsmodel
Mindshift (1) = het geloof dat er meer kinderen in het gewone onderwijs kunnen worden
opgenomen
Eerst gewoon, dan buitengewoon.
Voor elke leerling wordt er eerst gekeken of het terecht kan in het gewone onderwijs en wat
hiervoor nodig is! Buitengewone onderwijs blijft dus ook altijd bestaan in België, volledig voor
inclusie gaan doen ze niet.
Concrete inhoud van mindshift:
Waarderen van diversiteit
o Aanvaarden maar ook waarderen en inzien dat het ons rijker maakt
SEN als afstemmingsprobleem
o SEN = specifieke onderwijsnoden (Special Educational Needs)
o We moeten het niet zien als iets van het kind, geen kindprobleem, wel kijken naar
wat heeft het kind nu NODIG en hoe kunnen wij hierop een aanbod bieden
o Er is een mismatch tussen vraag leerling en aanbod school/klas
Meer Competentiegericht onderwijs organiseren
o Bijdragen aan de competenties, elk op zijn eigen niveau + verder bouwen op de
competenties die een individu heeft
Hoge verwachtingen
o Niet overvragen (bv niet pushen om eindtermen te volgen als dit echt niet lukt) maar
dus wel hoge verwachtingen stellen. Er moeten ook individuele doelen gesteld
worden zodat de leerling zich ook kan ontwikkelen
Drie belangrijke pijlers:
Praktijk van inclusie: wat gebeurt er in de klassen
Beleid: wat wordt er van bovenaf opgelegd?
Overheid, schoolbestuur
Cultuur: ligt aan de basis, is waar alles op steunt
en hier zit vooral die mindshift in, attitudes,
beliefs
o Weerspiegelt de manier waarop wij naar
inclusief onderwijs kijken
Maar uit onderzoek blijkt dat als je er twee hebt,
dit ook oke is: bv er is een goede basiscultuur en
ook een goede praktijk want de leerkrachten
weten wat ze moeten doen dan volgt het
beleid meestal wel
o Cultuur moet er wel ALTIJD zijn!!!
3
, Eline Bunnik
Bovenstaande is allemaal gebaseerd op het ICF kader: een
beperking heb je maar in interactie met je omgeving.
Wordt veel meer vertrokken vanuit het sociale en niet het
medische.
Kijken naar het afstemmingsprobleem en niet een
kindprobleem!
Gebruik van labels wordt afgewezen in inclusiedenken:
Kinderen met specifieke noden
o Gebaseerd op het feit dat IEDEREEN noden heeft, maar sommigen gewoon wat meer
specifiek waar in het onderwijs niet standaard aan tegemoet wordt gekomen
Aanbod aanpassen aan noden, niet aan diagnose
o We gaan uit van de nood die het kind heeft, niet van een diagnose of label (want het
is niet omdat je de diagnose ASS hebt dat je sowieso nood hebt aan veel structuur en
omgekeerd)
o Betekent niet dat er geen diagnose meer gegeven mag worden, het is wel vaak nodig
om de overstap te kunnen maken naar het buitengewoon onderwijs (of bv om
toegang te krijgen tot het VAPH) + diagnose kan ook een opluchting zijn
Meer inclusie (2)
Inschrijvingsrecht = recht om je kind in te schrijven in een school naar keuze
Onverkort recht = een leerling die het gemeenschappelijk curriculum kan volgen met
toepassing van redelijke aanpassingen, mag zich sowieso inschrijven
o School mag dit NIET weigeren
Inschrijving onder ontbindende voorwaarde; disproportionaliteit bevestigd = ontbinding
inschrijving
o Is voor leerlingen die een verslag hebben voor toegang tot buitengewoon onderwijs:
niet volgen van gemeenschappelijk curriculum
o Worden ingeschreven onder ontbindende voorwaarden: de school mag nadenken of
ze dit haalbaar en redelijk achtten
School kan dan starten met een onderzoek en dit mag max. 60 dagen
duren. Ze moeten dan wel echt kunnen aanduiden waarom het kind niet
op de school opgenomen kan worden
o Als het verslag midden in het schooljaar is van ‘we kunnen toch niet aan de
voorwaarden voldoen’ kind heeft recht om zijn schooljaar uit te zitten
Afweging van redelijkheid van de aanpassingen school heeft hier een belangrijke taak in. Is niet
eenvoudig + scholen verschillen erg van elkaar (sommige kunnen veel aanbieden, anderen verwijzen
heel snel door naar buitengewoon onderwijs)
Zijn wat richtlijnen rond (zie dia 14)
Meesterschap (3)
Redelijke aanpassing: “een maatregel die het effect van de beperking neutraliseert waarmee een
persoon met een handicap te maken krijgt in een onaangepaste (school)omgeving.”
ELK kind heeft hier recht op
Voorbeelden: voorleessoftware, iemand met fysieke beperking die geen LO moet volgen,
extra examentijd, fysieke toegankelijkheid scholen, doventolk die aanwezig is tijdens lessen…
We willen door de redelijke aanpassing zorgen dat de omgeving wel aangepast is op de
noden van het kind (dus opnieuw vertrekken we NIET vanuit het kindprobleem)
4