Samenvatting OVHR II - Staatsrecht en Gemeenterecht
46 keer bekeken 7 keer verkocht
Vak
Staatsrecht En Gemeenterecht
Instelling
Hogeschool Arnhem En Nijmegen (HAN)
Boek
Beginselen van het Nederlands staatsrecht
Met behulp van deze samenvatting heb ik een 8,9 gehaald voor het tentamen! Uitgebreide en gegronde samenvatting van de boeken: Beginselen van het Nederlandse staatsrecht en Gemeenterecht in de praktijk. Daarnaast is de samenvatting aangevuld met de belangrijkste informatie uit de hoorcolleges, onde...
Onmisbare Kennis voor je Tentamen: Staats- en Bestuursrecht In één Samenvatting
Alle hoorcolleges Staatsrecht Inholland 2024, colleges 1 tot 6
Samenvatting Staats- en Bestuursrecht
Alles voor dit studieboek (96)
Geschreven voor
Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)
HBO-Rechten
Staatsrecht En Gemeenterecht
Alle documenten voor dit vak (2)
Verkoper
Volgen
Chris26
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Samenvatting Overheidsrecht II – Staatsrecht en gemeenterecht
Boek: Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht & Gemeenterecht in de praktijk
Lesweek 1
Stof: Hoofdstuk 1 (t/m par 4 kopje “betekenis van de historische ontwikkeling”) en hoofdstuk 2 (t/m
par 2 kopje “naar de grondwetsherziening 1815" en de paragrafen 3, 4, 5, 6 en 7) Staatsrecht.
Staat: een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een
gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied.
Erkenning door andere staten is geen formeel vereiste, maar een belangrijke aanwijzing dat de staat
effectief gezag uitoefent.
De mogelijkheid van toepassing van dwang ter handhaving van de gemeenschapsnormen is
kenmerkend voor de staat. Dwang is echter niet per se altijd nodig. Er zijn regels die niet door dwang
gehandhaafd kunnen worden, zoals de staatsrechtelijke gedragsregels voor de allerhoogste
staatsorganen.
Binnen een staat zijn een of meer organen bevoegd tot het uitoefenen van dwang. Zij zijn met gezag
bekleed.
Staatsrecht: de regels die betrekking hebben op de organisatie van de met gezag beklede organen en
de grenzen van hun gezag.
Trias politica: scheiding van machten (om misbruik van macht te voorkomen) in uitvoerende macht,
wetgevende macht en rechtsprekende macht.
- Uitvoerende macht: de regering voert de wetten uit en is dus de uitvoerende macht.
- Wetgevende macht: het parlement maakt de wetten en is dus de wetgevende macht.
- Rechtsprekende macht: de rechters constateren of de uitvoerende macht de wet wel in acht
genomen heeft en als dat niet het geval is dan vernietigen zij de besluiten van de
uitvoerende macht.
Hierdoor rusten de overheidstaken wetgeving, bestuur en rechtspraak niet in dezelfde handen. Ieder
oefent een eigen functie uit en zijn onafhankelijk van elkaar.
Checks and balances: de organen (regering, parlement en rechterlijke macht) houden elkaar in
evenwicht en controleren elkaar dat een zekere stabiliteit in de machtsverhouding waarborgt.
Om een dergelijk evenwicht te bereiken, moet er dus een verdeelsleutel tussen de verschillende
organen gevonden worden. Elk orgaan moet een zekere macht en een zekere verantwoordingsplicht
krijgen.
Het is niet meer zo dat de organen helemaal onafhankelijk van elkaar opereren: de vaststelling van
wetten is de taak van de regering en parlement samen en het bestuur is de taak van de regering
maar de regering staat bij de uitoefening daarvan onder voortdurende controle van het parlement.
De centrale overheid bestaat uit een samenstel van organen die ieder slechts een deel van de
overheidstaak uitoefenen en die elkaar dus nodig hebben om te regeren.
Een voorbeeld van checks and balances is het legaliteitsbeginsel.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: het verlenen van vrij vergaande bevoegdheden aan de
gemeentelijke en provinciale organen, waarbij echter geen terreinen principieel zijn uitgesloten van
centrale bemoeienis.
,Duitsland, Zwitserland en de VS zijn bondstaten/federatieve staten.
Bondstaat/federatie: deelstaten hebben eigen grondwettelijke gegarandeerde bevoegdheden waar
federale organen niet in mogen treden. De verdeling van bevoegdheden tussen deelstaten en het
federaal gezag in een bondstaat wordt niet in een verdrag vastgelegd, maar in de Grondwet.
Bij beide stelsels wordt de macht verdeeld tussen centrale en regionale overheden.
Democratische rechtsstaat: een staat met een bestuur dat zowel democratisch als rechtsstatelijk is
ingericht.
Het begrip rechtsstaat ziet op de bescherming van de burger tegen het staatsbestuur.
De beginselen van de democratische rechtsstaat:
Binnen het begrip democratie vallen de volgende aspecten te onderscheiden:
1. Verkiezingen. Burgers hebben het recht om de leden van de volksvertegenwoordiging te
kiezen (actief kiesrecht) en tot lid van de volksvertegenwoordiging gekozen te worden
(passief kiesrecht).
2. Open machtswisseling. Er moeten niet alleen verkiezingen zijn, het moet ook duidelijk zijn
hoe lang de verkozenen hun functie kunnen uitoefenen, en het moet duidelijk zijn dat niet
altijd dezelfde personen aan de macht kunnen blijven.
3. Parlement dient een centrale rol te spelen. De volksvertegenwoordiging dient een
beslissende stem te hebben bij het vaststellen van wetgeving.
Binnen het begrip rechtsstaat vallen de volgende aspecten te onderscheiden:
1. Staatsvrije sfeer voor individuen en particuliere instellingen. Zoals vrijheid van godsdienst,
vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
2. Legaliteitseis (legaliteitsbeginsel). Optreden van het bestuur dat voor de burger bezwarend
is, bijvoorbeeld het heffen van belastingen, dient te berusten op een algemene regel die de
bevoegdheid van het desbetreffende orgaan omschrijft. Het orgaan is aan deze regel
gebonden.
3. Checks and balances. De regels waarin de bevoegdheden van een staatsorgaan zijn
omschreven, moeten zijn vastgesteld door een ander orgaan.
4. Onafhankelijke en onpartijdige rechter bij geschillen tussen de burger en staat.
Aan alle zeven de vereisten moet zijn voldaan, wil de staat een democratische rechtsstaat zijn.
Grondregels van een democratische-rechtsstatelijke staatsorganisatie: het legaliteitsbeginsel en de
verantwoordingsplicht of controle.
Legaliteitsbeginsel: ieder overheidsoptreden dient te berusten op een daaraan voorafgegane
algemene regel. Dat die regel gemaakt mag worden, moet staan in de Grondwet of in een wet in
formele zin.
Voorbeeld: geen ambtenaar heeft het recht iemand te arresteren of iemands eigendom in beslag te
nemen zonder dat een wettelijke regel die bevoegdheid geeft.
Voorbeeld: buiten de gevallen in het Wetboek van Strafvordering bepaald, mag een rechter niemand
in voorlopige hechtenis laten nemen en niemand straf opleggen dan voor een feit dat bij of krachtens
een wettelijk voorschrift strafbaar is gesteld.
Ander overheidshandelen moet ook een basis in de Grondwet of een wet hebben, zoals het
verstrekken van subsidies (art. 4:23 Awb).
,Al met al is in feite iedere met dwang gepaard gaande overheidshandeling (van het bestuur of van de
rechterlijke macht) gebonden aan een wettelijke grondslag. Als dat niet zou zijn geweest, dan zou dat
met het stelsel van checks and balances in strijd zijn geweest.
Verantwoordingsplicht of controle: niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder
verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat.
Het handelend orgaan moet rekenschap kunnen afleggen waarom het zijn bevoegdheid al of niet
heeft uitgeoefend en waarom juist op de wijze als het heeft gedaan en niet anders.
De vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen zijn vele en velerlei:
- Politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover
vertegenwoordigende organen. De ministers moeten zich verantwoorden tegenover het
parlement, de leden van de gedeputeerde staten tegenover de provinciale staten en de
burgemeester en de wethouders tegenover de gemeenteraad. Deze plicht houdt in dat het
bestuurlijke orgaan inlichtingen moet verstrekken, een debat met de
volksvertegenwoordiging niet mag ontwijken en bij verlies van vertrouwen moet opstappen.
- Ambtelijke ondergeschiktheid. Ambtenaren die een bepaalde bevoegdheid hebben zijn
verantwoording schuldig aan hun chefs. Bijvoorbeeld: de OvJ zal verantwoording moeten
afleggen aan het hoofd van het arrondissementsparket, dat in de uitoefening van het ambt
ondergeschikt is aan het College van procureurs-generaal, dat aan het hoofd staat van het
openbaar ministerie.
- Bestuurlijk toezicht. De regering heeft in beperkte mate de bevoegdheid zich te bemoeien
met het beleid van gemeentelijke of provinciale organen. Hierbij gaat het om preventief en
repressief toezicht. Preventief toezicht houdt in dat een bestuursorgaan voor een bepaalde
handeling goedkeuring moet vragen aan een ander orgaan. Repressief toezicht houdt in dat
een hoger bestuursorgaan een beslissing van een lager orgaan achteraf kan corrigeren.
- Strafrechtelijke verantwoordelijkheid. Gezagdragers kunnen strafrechtelijke verantwoordelijk
zijn voor hun daden (art. 355 Sr). Voorbeelden: art. 370 en 371 Sr en wanneer ministers hun
medeondertekening verlenen aan koninklijke besluiten, wetende dat daardoor de grondwet
of andere wetten of algemene maatregelen van bestuur worden geschonden.
- Beroep. Belanghebbenden kunnen aan de beroepsinstantie vragen besluiten te vernietigen
en soms te vervangen. Wanneer er geen beroepsmogelijkheid aanwezig is, kan bij de
burgerlijke rechter een actie uit od (art. 6:162 BW) tegen de overheid worden ingesteld.
- Rechterlijke toetsing van wetgeving. De rechter mag niet beoordelen of een formele wet in
strijd is met de Grondwet (art. 120 Gw).
De vraag waarom bepaalde organen naar Nederlands positief recht bepaalde bevoegdheden hebben
en waarom bepaalde organen daarop controle uitoefenen (of niet), kan alleen worden beantwoord
wanneer men haar beschouwt als de vraag naar een historische gebeuren en als de vraag naar het
evenwicht ontstaan als resultaat van een conflict in het verleden.
Bronnen van het staatsrecht: Grondwet, gewoonterechtelijke regels, verdragen, jurisprudentie en
een aantal geschreven regelingen in de vorm van (organieke)wetten of algemene maatregelen van
bestuur.
Organieke wetten: als de Grondwet bepaalt dat iets (nader) geregeld moet worden in een wet in
formele zin. bijvoorbeeld: de Provinciewet, Gemeentewet, Reglement van orde, Vreemdelingenwet,
de Awb, etc.
, Ongeschreven rechtsregel: Er is pas sprake van een ongeschreven rechtsregel als (1) het in de
staatsrechtelijke praktijk wordt toegepast en als (2) er een rechtsovertuiging bij de betrokkenen
bestaat dat zij volgens die praktijk behoren te handelen. Daarnaast (3) moet het ook noodzakelijk zijn
in een democratische samenleving
Een voorbeeld hiervan is de vertrouwensnorm. Die bepaalt dat de minister of een kabinet dat niet
meer het vertrouwen van het parlement blijkt te genieten ontslag dient aan te bieden.
De ongeschreven rechtsnormen vullen de geschreven regels van de Grondwet aan.
Zonder de ongeschreven rechtsregels zou de werkelijke functionering van het staatsstelsel buiten het
staatsrecht om gaan.
Geschiedenis van de Grondwet: de eerste Nederlandse staatsregeling was de Unie van Utrecht van
1579 (verdrag tussen een aantal soevereine provincies waarbij zij een deel van hun soevereiniteit aan
een centraal gezag overdroegen).
Het einde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden was tevens het begin van de Bataafse
Republiek die zich in 1798 een Grondwet gaf. Na de restauratie in 1814 werd een Grondwet voor de
Vereenigde Nederlanden afgekondigd die al in 1815 vervangen werd door de Grondwet voor het
Koninkrijk der Nederlanden.
Grondwet: regelt de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat en de staatsorganen en
de verdeling van de staatsmacht. De Grondwet vult ook het statuut aan. Ook bevat het grondrechten
die burgers beschermen tegen de staat.
De Gw is een rigid constitution: een Grondwet die moeilijker te wijzigen is dan een gewone wet.
Constitutie: de rechtsregels die het staatsgezag en de organisatie van de staat vastleggen. Een
constitutie wordt gevormd door een Grondwet, maar een constitutie omvat meer dan alleen een
Grondwet. De Nederlandse constitutie bestaat uit vijf onderdelen: het statuut, de Grondwet,
internationale verdragen, gewoonterecht en toetsing door de rechter.
Koninkrijk der Nederlanden: staatsrechtelijke samenwerkingsverband tussen Nederland (+ Bonaire,
Sint Eustatius en Saba), Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Dit verband wordt geregeld in het Statuut
voor het Koninkrijk der Nederlanden.
De drie functies van het staatsrecht:
1. de constituerende functie. Deze functie betreft de wijze waarop ambten op hun plek komen,
in het leven worden geroepen, worden ingesteld. Zo wordt de Tweede Kamer gekozen door
de kiesgerechtigde burgers, de minister benoemd bij Koninklijk Besluit, evenals de
burgemeester en de rechter. Voor alle in het staatsrecht relevante ambten kan in de
bronnen van het staatsrecht worden gevonden op welke wijze zij in het leven
worden geroepen. Zie art. 50 Gw, want er wordt iets in het leven geroepen.
2. de attribuerende functie. Aan in het leven geroepen ambten worden doorgaans door de
regelgever bevoegdheden toegekend/geattribueerd. Zo is de burgemeester onder meer
belast met de handhaving van de openbare orde in zijn gemeente, beschikt de Tweede
Kamer over het recht van amendement etc. Deze bevoegdheden kunnen in de regel niet
onbeperkt worden uitgeoefend. Zie art. 81 Gw
3. de regulerende functie. Begrenzen van bevoegdheid. Zo mag een (straf)rechter niet de
doodstraf opleggen, noch de wet in formele zin aan de Grondwet toetsen, en mag de
burgemeester in zijn ijver de openbare orde te handhaven niet de burgers in zijn gemeente
verbieden tegen hem te demonstreren. De grenzen aan de bevoegdheden zijn ook weer te
vinden in de bronnen van het staatsrecht, en worden soms ingegeven door een beginsel van
de democratische rechtsstaat (voorbeeld: art. 120 GW, het constitutionele toetsingsverbod
voor de rechter, hangt samen met de machtenscheiding).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Chris26. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.